Hans Eisma en Carl Doeke Eisma
Nog bij Moeder in School en Dorp.
Onderwijsvernieuwing was ook in Oost-Europa, zowel in Rusland als in de Sovjet Unie een belangrijk onderwerp. Een beginpunt was het bezoek van de Russische architect en opvoedkundige, Aleksándr Oestínowitsj Zelénko in 1908 of 1909 aan de school in de Tullinghstraat in Den Haag.
Hij was op weg naar Amerika. Tijdens de terugreis naar Rusland in februari 1910 heeft hij de school van Jan Ligthart nogmaals bezocht. (Jan Ligthart - 1859 – 1916 – was vele jaren hoofd van deze school. Hij heeft onder meer een groot aantal boeken en boekjes geschreven. Soms alleen, soms samen met anderen. Het leesplankje aap-noot-mies en de boekjes over Ot en Sien zijn hier bekende voorbeelden van). In de tussentijd liet Zelénko zich de nodige boeken toesturen, zodat hij zich de Nederlandse taal kon eigen maken. Hij wilde het werk van Ligthart in de oorspronkelijke vorm kunnen lezen. Nadat hij in Moskou was teruggekeerd, was het Eerste Moscower Settlement veranderd in een Experimenteele School (volgens Edward Peeters), waar de grondbeginselen van Ligthart werden toegepast. De juiste benamingen waren echter Vereniging Setlement opgevolgd door Vereniging Arbeid en Ontspanning voor Kinderen.
In diezelfde tijd, nam mej. Anna C. Croiset van der Kop – doctor in de Slavische letteren – na een langdurig bezoek aan de school in de Tullinghstraat de gehele leermethode van Ligthart mee naar Rusland. Uit een brief van 4 februari 1912 vanuit Sint Petersburg verzonden en door haar aan mevr. H. Breukink-van de Mandele in Nederland geschreven, blijkt, dat er in Rusland inmiddels een brochure over het werk van Ligthart verschenen was en dat prof. mevr. Lavrov van plan is om een nieuwe school te openen, waar het werk van Ligthart centraal zal staan. “Zoo werd, aan twee zijden tegelijk, het vrije, volle leven van Ligthart’s schoolverwezenlijking, den Russischen kinderen ook aangeboden”.
In zijn boek Kijk, Ot en Sien vermeldt Jan A. Niemeijer: “De verhalen van Ot en Sien kwamen merkwaardigerwijs ook in Rusland terecht. Fragmenten van het Nederlandse Nog bij moeder werden zonder bronvermelding overgenomen in de Russische uitgave School en dorp (1927)”.
Zoektocht Bovenstaande gegevens vormden voor mij aanleiding om op zoek te gaan naar het door Niemeijer genoemde boekje. Geen eenvoudige zaak, zoals zal blijken. In eerste instantie heb ik de heer Niemeijer benaderd met de vraag, hoe hij aan het titelblad en blz. 86 van School en dorp, die in zijn boek Kijk, Ot en Sien op bladzijde 84 getoond worden, gekomen is. Het betreffende boekje bleek uit het bezit van een oud directeur van de uitgeverij Wolters te komen. Ook hem heb ik benaderd en hij moest me teleurstellen. Tijdens een tentoonstelling is dit boekje zoekgeraakt.
Een soortgelijk boekje – de voorkant is identiek aan voornoemd boekje – ligt hier voor me. Het werd enige tijd geleden op een site vergelijkbaar met Marktplaats aangeboden en is via via hier terecht gekomen.
Vergelijking Niemeijer vergelijkt in zijn boek een verhaaltje uit Nog bij moeder met dat uit School en dorp, zowel wat de tekst, als wat de illustratie betreft. Hierdoor alleen al werd mij duidelijk, dat ik een ander boekje in mijn bezit heb, want er staat een andere illustratie bij. Deze boekjes werden steeds weer beoordeeld en veranderd uitgaande van de vraag, of ze binnen de communistische leer pasten. Ons exemplaar heeft 176 pagina’s, terwijl het eerste deeltje van Nog bij moeder er 79 heeft.
Dit betekent, dat slechts een deel van de tekst zijn oorsprong zou kunnen vinden in het boekje van Ligthart, Scheepstra en niet te vergeten de illustrator Cornelis Jetses. Zijn tekeningen zijn vervangen, dat is duidelijk. Maar de tekst, in hoeverre wijkt die af van de Nederlandse tekst en waarom?
Een ABC boekje Er is ons gebleken, dat er los van het boekje dat wij in ons bezit hebben meer boekjes onder dezelfde titel uitgegeven zijn. Ook deze boekjes, zijn geschreven door: Je. Ja. Fortoenátowa en L. K. Sjléger. Om hoeveel deeltjes het hier gaat is ons niet bekend. Wél vond ik in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam (collectie voormalig Oost-Europa Instituut) een ABC boekje onder dezelfde titel en door dezelfde auteurs geschreven. Het gaat hier om: “een schrijf en leesboekje, bestemd voor de eerste fase op scholen.” Dit deeltje – een vierde druk, met een oplage tussen de 186.000 en 235.000 - is in 1929 in Moskou gedrukt.
Op bladzijde 2 wordt het bijbehorende: “Handboek voor de methodiek” vermeld. Dit Handboek geeft aanwijzingen voor de voortgang van het juist leren lezen en schrijven, heeft een omvang van 32 bladzijden en is voorzien van illustraties. Hieruit blijkt onder andere, dat een deel van de tekst ook afgedrukt staat op grote hangborden, dat er grote en kleine kaarten met daarop de letters van het alfabet gedrukt bijhoren, evenals kaartjes waarop de gezinsleden die in dit boekje voorkomen staan afgedrukt en kaartjes met combinaties van geometrische vormen.
Het ABC boekje is rijk van illustraties voorzien en de tekst is zowel in schrijf als in drukletters uitgevoerd. Ik kom de namen: Masja en Misja en Sasja tegen, en verder spelen vader en moeder een belangrijke rol. De invloed van het communisme is duidelijk aanwezig, onder andere in de vorm van illustraties (hamer en sikkel).
De korte hoofdstukjes gaan over onderwerpen als: Oren wassen, Een ballon, Ruzie, Eten, Kat en muis, Opa en Oma, Sleetje rijden, Bikkelen, Thuiswerk, De ekster, De smid, Hoe wij de dag van de Oktoberrevolutie op school vierden, Een sneeuwstorm en Enkele schoolregels.
Ook staan er enkele korte gedichtjes in.
Sjkóla i derévnja - School en dorp Het boekje dat na veel omzwervingen hier voor ons ligt, is in 1930 uitgegeven door de Staatsuitgeverij Moskou, Leningrad. Het gaat hier om de elfde druk, met een oplage tussen de 686.000 en 810.000. Op het titelblad staat verder vermeld: Eerste lees- en werkboek voor de dorpsschool en Bestemd voor de eerste fase op scholen. In de Sovjet Unie maakte men onderscheid tussen de stad en het platteland. Er werden dan ook verschillende taalleerboeken samengesteld. Of Ot en Sien ook in de boekjes die voor stadskinderen bedoeld waren, terecht gekomen zijn, is mij op dit moment niet bekend.
Het boekje is in enkele hoofdstukken onderverdeeld. De school. De winter. Over dieren. De lente. Dorp en stad
Vooral het hoofdstuk over de lente is voor ons van belang, aangezien hier op z’n minst drie verhaaltjes in staan die hun oorsprong vinden in het eerste deeltje van Nog bij moeder en twee verhaaltjes, die uit het tweede deeltje komen. De tekst is niet letterlijk overgenomen, verre van dat zelfs, maar het feit alleen al, dat de drie verhaaltjes vrijwel achter elkaar staan kan geen toeval zijn. Niemeijer heeft boven het stukje in zijn boek Kijk, Ot en Sien Russisch plagiaat gezet. Jan Ligthart kennende ben ik het hier niet mee eens. Hij vond het prima wanneer Ot en Sien ook in Rusland bekend zouden worden en daar komt nog bij, dat men in Rusland en de Sovjet Unie lange tijd geen overeenkomsten betreffende auteursrechten met het buitenland kende, zodat het makkelijk was iets zonder bronvermelding over te nemen. Voor een aantal voorbeelden klik hier.
Ligthart wereldwijd In het boek: Jan Ligthart herdacht – vlak na zijn dood in 1916 uitgegeven – schrijft Edward Peeters het artikel: Ligthart in het buitenland. Hij noemt hierin een groot aantal landen, waar men op de hoogte was van het werk van Ligthart. Vanzelfsprekend in landen als Nederlands Oost Indië, België en Zuid Afrika, waar de Nederlandse taal niet onbekend was. Ook de Scandinavische landen – Noorwegen, Zweden en Denemarken – worden met nadruk genoemd. In enkele van deze landen zijn vertalingen van zijn werk verschenen. Vertalingen van de schoolboekjes van Ligthart en Scheepstra werden uitgegeven in: Nederlands Oost Indië, België, Zuid Afrika, Zweden en Duitsland. In de meeste gevallen werd de tekst aangepast en dat geldt soms ook voor de illustraties.Dat ook Russische kinderen kennis hebben kunnen nemen van - een deel van - het werk van Ligthart en Scheepstra is na lezing van bovenstaande wel duidelijk geworden.
Onderwijsvernieuwers (reformpedagogiek) in Rusland 1905 – 1932 en hun relatie tot Jan Ligthart
Aleksándr Zelénko Aleksándr Oestínowitsj Zelénko (1871-1953) was een architect geboren in Sint Petersburg, die aanvankelijk oudere bouwstijlen toepaste, maar al gauw in de stijl “Russisch noordelijk modern” ging ontwerpen. Van 1897 tot 1900 werkte hij in Samára, het laatste jaar als stadsarchitect. In 1900 verhuisde hij naar Moskou alwaar hij tot 1903 verschillende functies bekleedde. Voor en na 1903 hield hij zich met allerlei bouwprojecten bezig: overheidsgebouwen, een tentoonstellingspaviljoen in Glasgow, buurthuizen, herenhuizen en zomerhuizen, maar na 1904 betrof dat steeds meer scholenbouw. Vanaf 1903 ontwikkelde hij zich daarnaast als pedagoog.
In 1903 en 1904 verbleef Zelénko in de Verenigde Staten, mogelijk ook in Chicago waar hij John Dewey ontmoet kan hebben, maar daar is geen bevestiging van te vinden (dit zou ook in 1908/1909-1910 gebeurd kunnen zijn toen hij weer in de VS was). Hij maakte een wereldreis en reisde via Engeland, India en Australië. West Europa wordt echter niet vermeld. In de VS werkte hij in de bouw. Aldaar kreeg hij interesse in de Settlement Movement, die vestigingen voor het vormen en opleiden van arme kinderen gesticht had. Dat idee heeft Zelénko mee naar Rusland genomen en in de lente van 1905 werd er op initiatief van A. Oe. Zelénko en de pedagogen Loeíza Kárlovna Sjléger (1863-1942) en Stanisláv Teofílowitsj Sjátskij (1878-1934) een groep van deskundigen gevormd, die deze organisatievorm en de huisvesting ervan verder gingen uitwerken. Men ging zich bezig houden met onderwijs en met buitenschoolse educatie en activiteiten.
In de zomer van 1905 werd het Eerste Zomerkamp voor Arbeiderskinderen georganiseerd en in de herfst van dat jaar stelde men de Eerste Russische Kinderclub in.
Vereniging Setlement 1905 - 1908 In november 1906 richt genoemd drietal de Vereniging Setlement ter bevordering van de culturele ontwikkeling op, waarbij de samenwerkende deskundigen de leden gingen vormen. Setlement vervulde de functies van kleuterschool, beginschool (lagere school klassen 1 tot 4), tekenonderwijs, aanvullende school voor tieners en school voor ambachten. De leerlingen waren verdeeld in groepen van 12, kringen geheten (jongens en meisjes apart), elke kring stelde zelfstandig het leerprogramma en eigen gedragsregels op. Deze schooltypen kregen ook filialen op een aantal andere plekken in Moskou. De licentie voor vormings- en opleidingsactiviteiten stond op naam van “A. Oe. Zelénko, architect”. In 1906-1907 vindt de bouw door Zelénko van de Kinderclub van de Vereniging Setlement aan de Wádskij pereóelok in Moskou plaats, die gefinancierd werd door de industrieel N. A. Wtórov.
De beginschool startte in 1907 in het nieuwe gebouw en Jeljéna Jákovlevna Fortoenátowa (1882-1965), geboren Kazimírowa werd schoolhoofd. Zij was getrouwd met één van de twee broers Aleksándr Alekséjewitsj Fortoenátov (specialist geschiedenisles) en Konstantín Alekséjewitsj Fortoenátov (pedagoog), beiden leden van de Vereniging Setlement. Alle tot nu toe genoemde personen hielden zich ook bezig met het schrijven van vakliteratuur. Daarnaast schreven ze literaire werken en maakten ze muziek. A. Oe. Zelénko speelde violoncel, A. A. Fortoenátov viool en S. T. Sjátskij zong. Een gedeelte van het met hun boekwerken en concerten verdiende geld werd besteed aan de behoeften van de Kloeb (Club).
Sint Petersburg De Nederlandse slaviste mej. Anna (Arnoldovna) C. Croiset van der Kop (1859-1914) verbleef voor het eerst in Rusland van september 1904 tot november 1908 en wel voornamelijk in Sint Petersburg maar ook in Moskou en op andere plaatsen (met een onderbreking in 1907 waarin zij doctor in de Slavische filologie werd). Edward Peeters vermeldt: “Zij nam na een langdurig bezoek aan de school in de Tullinghstraat, Ligthart’s geheele leermethode mede naar Rusland. Daar zou zij toegepast worden op een school, die Mevr. prof. Lavrov [Lavrówa], gesteund door de Russische Regeering, wilde openen op haar landgoed.” Dit kan echter ook bij een later bezoek van haar aan Rusland gebeurd zijn (tot 1912).
Andere contacten Jan Ligthart vermeldt in het weekblad School en Leven van 9 april en van 28 mei 1908 een paar Russische heren uit Moskou, die onlangs bij hem op bezoek waren en die via Engeland uit Amerika gekomen waren. Dat zou vlak voor de opheffing van Setlement op 1 mei 1908 geweest zijn. Lighart schrijft dat zij in Moskou een nieuwe school gingen oprichten om het Russische onderwijs te gaan hervormen. Wie dat waren is niet bekend, maar zij zullen ook leermiddelen van Jan Ligthart meegenomen kunnen hebben. De eerste twee buitenlandse reizen van Zelénko waarbij hij zich met kindereducatie bezighield vonden plaats in 1903-1904 en in de tweede helft van 1908 of in 1909 tot 1910 (toen twee maal bij Jan Ligthart). Sjátskij vermeldt in zijn autobiografie als eerste twee buitenlandse reizen (naar Noord en West Europa, maar niet naar Nederland) één in 1910 en die van 1913-1914. Overigens hadden de Russische heren Ligthart gewezen op de activiteiten van John Dewey op zijn scholen te Chicago en New York.
Bekendheid met Jan Ligthart Al voor september 1907 kende men in Moskou Jan Ligthart, dat blijkt uit brieven van mej. N. S. Kirítsjko, medewerkster van Setlement aan Edward Peeters in België. In 1908 bevonden zich in de bibliotheek van Setlement programma’s en verslagen van volksscholen uit verschillende landen, onder meer uit Nederland (Holland). “Deze waardevolle collectie bevatte de beste leerboeken betreffende de eigen taal [en verdere schoolvakken]”, vermeldt een Russische bron. Het is zeer waarschijnlijk, dat de vier deeltjes Nog bij moeder zich daarbij bevonden.
Opheffing Setlement Zelénko, Sjátskij en hun medestanders onthielden zich bewust van politieke activiteiten, maar per 1 mei 1908 werd Setlement om politieke redenen opgeheven verklaard en gesloten door de tsaristische politie. Na het sluiten van het Setlement gebouw werden Zelénko en Sjátskij gearresteerd vanwege de beschuldigingen “pogingen om de invoering van het socialisme onder jonge kinderen te verbreiden”, “verbindingen met de revolutionaire ondergrondse” en “op verdenking van propaganda voor een revolutie” en Zelénko zat voor twee maanden in de gevangenis.
Een speciale commissie schreef in zijn slotsom: “Het uitgevoerd onderzoek heeft geen enkele aanwijzing gevonden van het voorkomen bij het opvoedingssysteem van de kinderen bij Setlement van beïnvloeding ten gunste van welke politieke of religieuze partij dan ook. Maar zonder twijfel had de vereniging ten doel kinderen vanaf zeer jonge leeftijd volledige zelfstandigheid aan te leren en hen bewust te maken van de noodzakelijkheid een nieuwe levenswijze aan te nemen, die onmogelijk is buiten de muren van Setlement”.
Aleksándr Zelénko 2 In 1908 of 1909 reist Zelénko voor de tweede keer naar de VS. Op de heenreis bezoekt hij Jan Ligthart in Den Haag en neemt leermiddelen van hem mee, waaronder zeer wel mogelijk de vier deeltjes Nog bij moeder, maar zoals gezegd bevonden die zich waarschijnlijk al in Rusland. In de VS verbleef hij in Californië (Los Angeles en Sacramento), alwaar hij vooruitstrevende scholen bezocht en een expressionistische villa bouwde. Tijdens zijn verblijf in de VS maakte hij studie van de Nederlandse taal en op zijn terugreis naar Rusland in februari 1910 deed hij Edward Peeters in België aan en ging opnieuw langs bij Jan Ligthart, wiens werken hij inmiddels in het Nederlands kon lezen.
Vereniging Arbeid en Ontspanning 1909 - 1917 In 1909 lukte het Sjátskij onder een andere naam, die van Vereniging Arbeid en Ontspanning voor Kinderen de activiteiten van Setlement met officiële toestemming voort te zetten. De oude staf van collega’s deed weer mee. In het statuut kwamen dezelfde doelstellingen voor als bij Setlement, maar het principe van kinderzelfwerkzaamheid was weggelaten. De dreiging van sluiting van de instelling bleef echter voortduren.
Het idee om een plattelandskolonie op te zetten had Sjátskij niet losgelaten. In 1911 schonk grootgrondbezitster M. K. Morózowa land bij het dorp Bjélkino in het gouvernement Kalóega waarop een vestigingsgebouw kwam te staan. De leerlingen gaven zelf aan deze plaats de naam Het Opgewekte Leven, die van 1915 tot 1917 daarnaast Eerste Experimenteel Station ging heten en waarbij men het gehele sociale dorpsleven probeerde te verbeteren.
De situatie van de vestigingen in Moskou en bij Bjélkino duurde tot 1917 voort. Gedurende deze tijd hield Zelénko zich bezig met allerlei pedagogie activiteiten, onder meer gaf hij lezingen over “De nieuwste scholen van West Europa” op de Sjanjávskij Volksuniversiteit en publiceerde hij een artikelenserie in het tijdschrift Vrije Opvoeding (dat bestond van 1907 tot 1918) getiteld “Hedendaagse hervormers van opvoeding en onderwijs”.
Opnieuw Sint Petersburg In februari 1912 was Anna Croiset van der Kop weer in Rusland. Vanuit Sint Petersburg (dat heette nog geen Petrográd, zoals E. Peeters schrijft, die naam is in 1914 ingevoerd) stuurde zij een brief. Daaruit blijkt, dat er toen een brochure over Jan Ligtharts methode verschenen was. Het zou kunnen dat hiermee de navolgende Russische uitgave bedoeld wordt: De volle school van het leven (Jan Ligthart en zijn school in Den Haag, Nederland) naar E. Pe[e]ters, vertaling uit het Frans door M. Porétskaja, 1912, Boek 6 van de reeks “Vooruitstrevende scholen en instellingen voor opvoeding in Europa en Amerika”. Dit moet dan een overname zijn uit Peeters’ Excursion pédagogique en Hollande van 1907 en/of Jan Ligthart et son oeuvre van 1911. Verder schrijft zij: “Mevr. Lavrov [Lavrówa], zal mij nog wel meer bekend maken, zij dringt in de methode heelemaal door en denkt aan wat daaruit groeien kan voor Rusland; en alles leest zij toch in ’t Hollandsch”. Mevr. prof. Lavrówa was ongetwijfeld Maríja Sergéjevna Lavrówa, de vrouw van slavist P. A. Lawróv, professor aan de Keizerlijke Petersburgse Universiteit. A. Croiset van der Kop kwam bij de Lawróvs aan huis. Hun landgoed, alwaar een school geopend zou worden, bevond zich mogelijk bij Petrozawódsk.
Overigens is er in Sint Petersburg / Petrográd van 1910 tot 1917 een progressief-liberale wekelijkse onderwijskrant uitgegeven School en Leven genaamd.
Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs 1919 – 1932 Na de Oktoberrevolutie van 1917 in de nieuwgevormde Sovjet-Russische deelrepubliek viel het onderwijs onder Narkomprós, het Volkscommissariaat voor het Onderricht (1918-1945). Sjátskij had zijn twijfels of hij zijn idealen onder de bolsjewieken vorm kon geven, maar van 1919 tot 1932 leidde hij het Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs, wederom met medewerking van zijn oude medestanders, alleen Zelénko deed slechts incidenteel mee. Deze organisatie omvatte opnieuw de vestigingen van de vereniging in Moskou en in het Kalóega gebied, maar ook andere scholen aldaar. Door Narkomprós en in het bijzonder door volkscommissaris A. W. Loenatsjárskij werd Sjátskij aanvankelijk gewantrouwd, men noemde hem een “apolitieke intellectueel” en “pedagoog van de boeren” (vooral vakkennis voor de industrie moest bevorderd worden). Later werd hij geprezen als een schitterend pedagoog, maar uiteindelijk keerde men zich tegen hem en werd hij weggezuiverd.
Leesboeken van Jeljéna Fortoenátowa en Loeíza Sjléger Vanaf 1910 zijn er publicaties betreffende de beginschool te vinden, die Je. Ja. Fortoenátowa en L. K. Sjléger tezamen schreven of waaraan ze allebei meewerkten. Dat waren boekwárj ’s (ABC boekjes / eerste lees en schrijfboekjes), lees en werkboekjes Russisch, handleidingen voor onderwijzers, schoolplannen en programma’s, onderwijsbeschouwende boeken en tijdschriftartikelen. Hiertoe behoort de serie boeken voor de beginschool Sjkóla i derévnja – School en dorp, waarbij zich zowel ABC boekjes, lees- en werkboekjes Russisch als handleidingen voor onderwijzers bevinden. Het leesboekje School en dorp kende in 1930 de elfde druk en is mogelijk in de periode van het Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs vanaf 1919 begonnen (of eerder?), in het Kalóega gebied waren toen 14 (dorps)beginscholen verbonden aan Het Opgewekte Leven, zoals het nog steeds genoemd werd. S. T. Sjátskij voerde de redaktie ervan en het bestond uit drie deeltjes. Zowel in het eerste deeltje van 1927 als in die van 1930 komt het stukje “Wat is dat daar?” over de tobbe / ton voor. De teksten zijn op één kort zinnetje na gelijk. Bij alle vijf in de druk van 1930 voorkomende stukjes, die – minder of meer gewijzigd – van Jan Ligthart afkomstig zijn staat ten onrechte vermeld “De auteurs”.
Fortoenátowa, Sjléger en Sjátskij kenden elkaar al in 1905 / 1907 of eerder en in 1908 bevonden zich zeer waarschijnlijk de deeltjes Nog bij moeder in de bibliotheek van Setlement, waar zij gebruik van gemaakt hebben. Dit drietal werkte samen bij alle drie elkaar opvolgende organisaties voor kinderonderricht. De hedendaagse Russische pedagoge Jekaterína Ménsjikowa schrijft. “De catalogus van Gosizdát [de Sovjet Staatsuitgeverij] van het schooljaar 1930-1931 bevat: 23 titels van ABC-boeken; leesboeken voor de eerste klas - 13, voor de tweede klas - 10 en voor de derde en vierde klas - 16 titels (waaronder van de auteurs Je. Fortoenátowa, L. Sjléger [en van genoemde anderen]) en het was in andere schooljaren net zo met dergelijke leerboeken. In de lagere klassen werd er ook onderscheid gemaakt tussen afzonderlijke groepen van ABC boeken en bloemlezingen voor stadsscholen en die voor dorpsscholen.” Voor dit laatste is de serie School en dorp bedoeld. Aan te nemen is, dat men de inhoud van Nog bij moeder meer op het platteland gericht heeft gevonden. Maar Nog bij moeder is een schoolleesboek voor algemeen gebruik vanaf de eerste klas van de lagere school in Nederland. Jan Ligthart vond het echter belangrijk, dat ook stadskinderen meer over het buitenleven leerden kennen.
Over Jeljéna Ja. Fortoenátowa is behalve haar publicaties bijna niets te vinden. Loeíza K. Sjléger was deskundige kleuterschool (letterlijk in het Russisch “kindertuin” geheten) en beginschool. Van 1905 tot 1918 had zij de leiding over de voor het eerst opgerichte volkskleuterscholen van de twee elkaar opvolgende verenigingen, die in 1919 gingen behoren tot het Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs. Vanaf 1918 was zij daarnaast consulente kleuteronderwijs bij staatsorganen in Moskou.
Aleksándr Zelénko 3 A. Oe. Zelénko reisde in de periode van 1919 tot 1924 voor de derde keer naar de VS. Dat was op instigatie van N. K. Króepskaja, de vrouw van W. I. Lénin. Aldaar bestudeerde hij school en kindermusea, volkshuizen en ondernemingen. Tijdens het bestaan van het Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs werkte hij bij enkele staatsorganen en was hij lid van een aantal overheidsoverleggen op het gebied van pedagogie. Daarnaast hield hij zich onder meer bezig met standaardvoorschriften voor de bouw van scholen, met tentoonstellingen voor kinderen en met stadsvernieuwing.
Ontbinding vanaf 1932 In 1932 werd op besluit van Narkomprós het Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs opgeheven. Al langer werden Sjátskij en zijn stafleden ervan beschuldigd aanhangers van Ljev N. Tolstój en afvalligen van de partijleer te zijn en daarbij verbindingen te hebben met vijanden van het volk. Hen werd tevens hun bourgeois herkomst verweten. Zij kregen functies op pedagogie-theoretisch gebied bij staatsorganen, terwijl ze altijd juist de schoolpraktijk het belangrijkst vonden. In 1932 werd S. T. Sjátskij weggehaald uit de praktijk van het pedagogisch werk door hem te benoemen tot chef van het Centraal Pedagogisch Laboratorium, daarnaast was hij tussentijds direkteur van het Moskous Conservatorium en in 1934 sterft hij.
A. Oe. Zelénko werd kennelijk verbannen naar de Sovjet-deelrepubliek Georgië, alwaar hij in 1933-1934 woonnederzettingen bouwde. Over zijn activiteiten van 1935 tot 1946 zijn bijna geen gegevens te vinden, slechts dat er in 1938 een boek van zijn hand verscheen genaamd Kinderparken. In 1947 werd hij wetenschappelijk-pedagogisch medewerker op het Instituut voor het Kunstonderwijs in Moskou (dat zijn oorsprong vindt in Setlement).Na 1932 werden er leesboeken voor de beginschool van Je. Ja. Fortoenátowa voor niet Russische volkeren in hun eigen taal uitgegeven, zoals: in het Karelo-Fins, Moskou 1933-1939; in het Komi-Zurjeens, Syktywkár 1935; in de Altáj taal, Nowosibírsk 1938. Deze zijn niet getiteld School en dorp en Sjléger deed daar niet aan mee, maar misschien dat daarin stukjes van Jan Ligthart opgenomen zijn. L. K. Sjléger deed na het Experimenteel Station in de 30 er jaren onderzoek betreffende het onderwijs op de beginschool.
Het huidige Rusland Tegenwoordig staat de Russische reformpedagogiek van de jaren 1905-1932 in Rusland zeer in de belangstelling en vindt navolging. In 1986 is in Moskou het Eerste Experimentele Station voor buitenschoolse educatie onder de oude naam heropgericht.
Bronnen In Russische bibliotheken en archieven zit zeker nog wel het een en ander belangwekkends verborgen betreffende Jan Ligthart en Rusland. De belangrijkste broninstellingen hiervoor zijn: - De K. D. Oesjínskij Wetenschappelijke Pedagogische Staatsbibliotheek in Moskou, alwaar de bibliotheekcollecties van de drie elkaar opvolgende reformpedagogiek organisaties en die van Zelénko persoonlijk zich bevinden. - Het Wetenschappelijk Archief, onderdeel van de Oesjínskij Bibliotheek in Górki Léninskije bij Moskou, alwaar het archief van het Eerste Experimenteel Station voor het Volksonderwijs zich bevindt, dat echter een looptijd kent van 1903 tot 1956. - Het archief betreffende Anna Croiset van der Kop bij de Russische Academie van Wetenschappen in Sint Petersburg.
Nog bij moeder – Groningen 1904 – Jan Ligthart en Hindericus Scheepstra Jan Ligthart herdacht – Zwolle 1916 – Bijeengebracht door Rommert Casimir Sjkóla i derévnja – Moskou/Leningrad 1929 – Je. Ja. Fortoenátowa en L. K. Sjléger Sjkóla i derévnja – Moskou/Leningrad 1930 – Je. Ja. Fortoenátowa en L. K. Sjléger Kijk, Ot en Sien – Drachten 1991 - Jan A. Niemeijer Het tijdschrift Minerva - Brugge/Ostende 1910-1913. Artikelen van: N.S. Kiritsjko en Cor Bruijn
|