We gaan van de volgende werkwijze uit. Allereerst komt de vertaling van de Russische tekst. (De tekst van het eerste en tweede stukje in de oorspronkelijke uitgave van Nog bij moeder is met enige moeite te achterhalen) Vervolgens plaatsen we enkele opmerkingen over de overeenkomst en de verschillen.

Hoe de kinderen de regen opvingen. (R)
De kinderen speelden op straat voor het huis.
Plotseling viel er een druppel op de neus van Misja.
“Het is gaan regenen! Het is gaan regenen!”
“Ik vang nu een druppel in mijn mond op,” zegt Misja.
Masja wil ook een druppel in haar mond opvangen.
Zij doet alles hetzelfde als haar broer.
Zij bleven in de regen staan en hielden hun mond open
om de regendruppels op te vangen.
“Ik heb er één gevangen!”, roept de broer.
“Ik ook, ik ving er ook één!” roept zijn zusje.
Het gaat harder en harder regenen,
maar de kinderen merken het niet.
Zij zijn helemaal doorweekt.
Het is goed zo! Al lopend zingen zij:

                                    Regen, regen wordt krachtiger,
                                    Ik geef je dikke soep of pap,
                                    Ik geef je daarvoor een lepel,
                                    Slurp daarbij slokje voor slokje.

Aan deze tekst zijn twee – eenvoudige - illustraties toegevoegd: Misja en Masja proberen regendruppels in hun mond op te vangen.
Kennelijk gaat het niet alleen om het lezen van dit verhaaltje. Het is ook de bedoeling dat de leerlingen enkele vragen beantwoorden:
Schrijf op, wanneer de eerste regen geweest is.
Ontdek waar vandaan de regendruppels komen.
En hoe zijn zij daarboven terechtgekomen?

Op bladzijde 58 van het eerste deeltje van Nog bij moeder staat het hoofdstukje:

In den re-gen bui-ten. (N)
Hier staat een illustratie bij van de hand van Cornelis Jetses, waarop Ot en Sien – in vrijwel dezelfde houding – regendruppels proberen op te vangen.
De tekst is uitgebreider – zo komt er in het begin een draaiorgel langs -, maar in de kern gaat het om hetzelfde verhaaltje. Deze boekjes zijn bedoeld als ‘doorrenboekjes’, dat wil zeggen, dat de tekst eenvoudig begint en gaandeweg in moeilijkheid opklimt. Zo doen de kinderen vaardigheid op in het leren lezen.
Dat dit verhaaltje als uitgangspunt is gebruikt is duidelijk. Er zijn immers enkele zinnen (vrijwel) letterlijk overgenomen:

Ot en Sien spelen vóór het huis in de straat.
“Ik wil er een in mijn mond van-gen,” zegt Ot. Sien wil het ook.
“Ik heb er een in den mond,” roept Ot.

Wat is dat daar? (R)
In de tuin stond een grote tobbe.
De kinderen willen erin kijken, maar omdat zij erg klein zijn
kunnen ze dat niet.
Misja klopt op de tobbe: boem, boem, boem!
“Til me op!” vraagt Misja aan Masja.
Masja wil hem helpen, maar kan dat niet.
Misja is erg zwaar voor haar.
Misja legt zijn hand op de rand van de tobbe en begint te springen.
Hij wil in de tobbe kijken en Masja ook.
Zij klampen zich aan de rand van de tobbe vast en springen omhoog.
De tobbe valt om.
En zo ligt hij op de grond.
“En hij is leeg”, roept Misja “ik kruip erin.”
Hij kruipt in de tobbe.
Masja volgt hem.
Zo hebben zij een huis.

Er is één illustratie toegevoegd: Misja zit in de tobbe en Masja zit er voor.
De volgende vragen moeten beantwoord worden:
Hoe spelen jullie?
Vertel daarover.

Dit zelfde stukje staat ook in het boek Kijk Ot en Sien van Niemeijer. Nico Scheepmaker heeft voor de vertaling gezorgd. Het is vrijwel identiek aan de tekst hiervoor, alleen spreekt hij van een ton, maar dat is onjuist. Het woord kádka betekent tobbe. Bótsjka is het woord voor ton.

Op bladzijde 37 van het eerste deeltje van Nog bij moeder staat het hoofdstukje:

De ton. (N)
Jetses heeft hier Ot en Sien getekend, terwijl ze in de ton proberen te kijken.
In grote lijnen is de tekst hetzelfde als in de Russische versie.
Enkele voorbeelden:
“Til me eens op,” zegt Ot.
Sien wil het wel doen, maar ze kan het niet. Ot is veel te zwaar.
Ot legt zijn han-den om den rand. Hij springt op. Hij wil er in zien.
En Sien doet hem na.
Daar valt de ton om. En daar ligt ze nu op den grond.
“Mooi, mooi!” roept Ot. “Ze is leeg! Nou kruip ik er in.”
“Kom er ook in, Sien!” Sien doet het. Ze kruipt naast Ot.
Dat is nu een mooi huis-je voor die twee.

De kikker. (R)
De kinderen gingen op zoek naar bloemen.
Zij plukten mooie gele bloemen.
Masja zag iets in het gras en ze roept: “Misja, Misja kom snel hierheen!
Hier is een bijzondere kikker.”
Masja wilde hem pakken, maar de kikker sprong uit Masja’s handen
en ging er vandoor.
Misja ging hem achterna.
“Raak hem niet aan!”, riep Masja, “hij kan bijten.”
“Wat zeg je nou! Dat is toch een kikker! Bijten kikkers echt?”
Misja heeft de kikker opgepakt en zij bekijken hem.

Bij dit verhaaltje staat een tekening van een kikker. Op bladzijde 56 van het tweede deeltje van Nog bij moeder staat het hoofdstukje:

Van bloem-pjes en van een vreemd dier. (N)
Op de illustratie heeft Ot een kikker in zijn hand en Sien wijst er naar.
Enkele overeenkomsten:
“Zullen we bloem-pjes plukken?” vraagt Ot.
Ot bukt zich. Hij grijpt er naar. Wip! Wat een sprong!
“Niet doen,”zegt Sien. “Het beest kan bij-ten. Laat het loo-pen.”
Ot doet een greep. Daar heeft hij het dier.
Hij laat het Sien be-kij-ken.

De slak. (R)
Misja blijft staan en kijkt wat daar op de boom zit.
Een merkwaardig iets!
Het heeft op zijn rug een spiraaltje waarmee het langs de stam kruipt.
Misja kijkt er lang naar.
Na enige tijd strekt Misja zijn hand uit
en raakt dat afschrikwekkende beestje aan.
“Kijk uit, Misja, het kan bijten!”, roept Masja.
Misja pakt het vreselijke beestje beet en springt van vreugde in het rond.
Masja springt om Misja heen.
“We gaan het aan Sasja laten zien.”
En samen gaan ze naar huis.
“Wat is dit?”vragen de kinderen.
“Dat is een slak”, zegt Sasja.
“Hij woont in zijn eigen huisje, dat hij met zich meedraagt.”
En Sasja zong een liedje over een slak:
                                               Slak, slak,
                                               Steek je voelsprieten omhoog,
                                               Dan zal ik je een pasteitje geven.
Misja en Masja bekijken hoe de slak zijn sprieten intrekt
en dan weer laat zien.
“Ga nu en breng hem weer naar de tuin”, zegt Sasja.

Aan dit verhaaltje is een tekening van een slak toegevoegd.
Ook staat er een opdracht onder: Pak slakken op en bestudeer hen.
Op bladzijde 9 van het eerste deeltje van Nog bij moeder staat het hoofdstukje:

Een vreemd dier. (N)
Op de illustratie van Jetses kijken Ot en Sien naar een slak, die op de stam van een boom zit. Ot en Sien lopen naar moeder met de slak en niet naar de oudere zus van Ot, Trui.
Trui – te vergelijken met Sasja in de Russische versie – komt in andere hoofdstukjes wel voor.
Ook nu weer zijn er overeenkomsten:
Wat zit daar aan den boom? Ot blijft staan en kijkt.
Dat is een vreemd ding. En het kruipt langs de stam
Ot bukt zich en kijkt goed.
Nu steekt Ot de hand uit, en grijpt naar het dier.
Maar dat doet Sien hem niet na. “Pas op” roept ze.
Ot danst in het rond.
“Gauw naar Moe!” zegt Ot. Ze gaan vlug naar huis.
“Wat is dat, Moe?”
“Dat is een slak,” zegt Moe. “Die woont in dat doos-je. Dat is haar huis.”
Moeder gaat vervolgens ook een liedje zingen.
“Kom, breng het dier nu weer in den tuin,” zegt Moe.

De spin. (R)
“Kijk, daar zit een spin in zijn web. Wat is hij groot!”
Misja blijft staan en steekt zijn hand uit, maar hij durft de spin
niet aan te raken.
Is er soms een stokje?
Misja kijkt om zich heen, pakt een stokje en raakt het spinnenweb aan.
Misja schrok: de spin begon heen en weer te lopen over het web
en bleef hangen aan een draadje.
Waar komt dat draadje vandaan?
De spin klimt omhoog langs zijn draadje en kruipt het web weer op.
Kijk, hij zit weer in het midden.
Misja probeert hem onrustig te maken, maar de spin beweegt zich niet.
Uiteindelijk kreeg Misja er genoeg van en hij rende weg de tuin in.
Bij dit verhaaltje staat een tekening van een spin in haar web.
Ook staan er twee opdrachten onder:
Waar heeft een spin een web voor nodig?
Schrijf op wanneer je in de lente een spin zag en wanneer je voor het eerst
een vlinder zag.

Op bladzijde 51 van het tweede deeltje van Nog bij moeder staat het hoofdstukje:

Van een spin. (N)
Op de illustratie prikt Ot met een stokje in een spinnenweb.
De overeenkomsten zijn hier opmerkelijk:
Kijk, daar zit een spin in haar web.
Wat is dat een groot beest! Ot blijft staan.
Ot steekt zijn hand uit.
Zal hij de spin beet-pak-ken?
Dat durft hij toch niet goed.
Ot kijkt om zich heen.
Ligt er niet een stok-je op den grond?
Hij pakt een stroo-tje.
Daar-mee raakt hij e-ven aan de spin.
Ot schrikt. Wat loopt die spin vlug.
Ze loopt o-ver het web.
Daar hangt de spin aan een draad.
Waar haalt ze dien draad van-daan?
De spin klimt om-hoog. Kijk, ze klimt te-gen den draad op.
Ze loopt naar het mid-den.
De spin be-weegt zich niet. Dat ver-veelt Ot.

Afmelden | Aanmelden