Sjaak van der Velden
Revolutionaire autobiografieën
De winnaar krijgt altijd gelijk, zo klinkt een waarheid als een koe die opgeld doet in de geschiedschrijving van oorlogen, dynastieke twisten en eigenlijk de gehele schriftelijke neerslag van politieke, sociale en economische ontwikkelingen. Ook in de geschiedenis van de arbeidersbeweging is voor een uitzondering op deze regel geen plaats. Wie wil weten hoe het deze maatschappelijke organisaties verging is vrijwel uitsluitend aangewezen op studies die de grote stromingen tot onderwerp hebben: SDAP, PvdA. NVV en FNV vormen de hoofdmoot terwijl daarnaast enige aandacht bestaat voor de confessionele varianten op deze 'moderne' stroming.
Geplaatst in het kader van de koude oorlog en de gedachte eeuwigdurende overwinning van het kapitalisme sinds de val van de Muur in 1989 hebben historici zich ook nog wel bezig gehouden met de wederwaardigheden van de afgezant van het Stalinisme in Nederland, de CPH-CPN. Maar dat er daarnaast ook nog groeperingen en individuen zijn geweest die trachtten het kapitalisme te bestrijden zonder in de valkuil van solidariteit met een even verderfelijk systeem te trappen, lijkt in de gangbare geschiedschrijving vergeten. Toch hebben die groepen op enig moment in de geschiedenis een grotere invloed gehad dan men op grond van hun ledental mocht verwachten. Alleen al om die reden is het heugelijk dat er de laatste jaren weer meer aandacht voor dergelijke personen en groepen is geweest. Ik doel dan uiteraard niet alleen op de hoofdstukken in mijn eigen Links ......, maar vooral op de biografische schets van Ab Menist door Dick de Winter uit 2010 en de schetsen van actieve leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) die Bart de Cort in 2004 publiceerde. Het boek dat nu voor mij ligt past goed in deze herwaardering van revolutionair links of zoals we het ook kunnen noemen, links buiten de grote stromingen van sociaal-democratie of communisme.
Inzicht in revolutionair links
Bart van der Steen en Ron Blom (hebben zij hun naam op de omslag in deze volgorde gezet vanwege het individuele aandeel in de totstandkoming van het boek of op basis van hun voornamen, een systeem dat vooral bekend is uit Latijnse culturen?) hebben een hybride vorm van geschiedschrijving betracht. Op basis van (auto)biografische schetsen van vier activisten uit de vooroorlogse socialistische organisaties geven zij tegelijk een aardig inzicht in de ontwikkeling van niet-communistisch links. Hoe men naast de bestaande grote broers SDAP en CPH trachtte de strijd voor een menswaardige maatschappij te voeren, wordt in het boek met vele voorbeelden en anekdotes ten tonele gebracht. Broedertwist gaat er vaak heftiger en vuiler aan toe dan strijd tegen de echte vijand; een bijbelse waarheid die ook in dit boek ruim uit de doeken wordt gedaan. Wat te denken van de weigering om elkaar nog te groeten nadat leden de SDAP vaarwel hadden gezegd om als OSP verder te gaan (p.58)? Met de echte klassenvijand gingen die weigerachtige SDAP-ers waarschijnlijk makkelijker om, maar iemand die de moederkerk had verlaten werd eenvoudigweg voor dood verklaard. Waren de SDAP-ers van de psychologische aanpak, de leden van de CPN hielden er iets andere methoden op na getuige het pak slaag dat Ab Menist in het ziekenhuis deed belanden.
Het was voor linkse mensen niet eenvoudig als ze zich niet thuis voelden in de sociaaldemocratie die het kapitalistische systeem theoretisch en feitelijk had geaccepteerd of en in het leninistisch communisme dat de staatskapitalistische dictatuur van de partij over het proletariaat nastreefde. Vermalen tussen deze twee grote stromen zocht men een weg om het kapitalisme te bestrijden zonder de partijdictatuur te verheerlijken. Die worsteling is al sinds de oprichting van de SDAP in 1894 en de totstandkoming van de CPN in 1918 wat revolutionair socialisten heeft bezig gehouden. De levensbeschrijvingen van Fokke Bosman, Andries Dolleman, Henri Engelschman en Joop Flameling zoals deze door de auteurs zijn neergezet zijn een weergave van de voortdurende strijd tegen het kapitalisme en voor een menslievend socialisme.
Geen eenvoudige strijd
Dat die strijd niet een simpele kwestie van goed tegen kwaad is geweest, laat het royement van Flameling zien. Deze was het tijdens de oorlog niet eens met de grote voorman van het links-revolutionaire verzet, Henk Sneevliet, en kreeg een behandeling waar CPN-bestuurders een puntje aan konden zuigen. De idealen werden naar buiten mooi verwoord en gepresenteerd, maar intern woekerde het leninistische partijbeginsel ook bij de revolutionaire socialisten voort. Naar mijn idee heeft dit vooral te maken met de grote bewondering die men in links-socialistische kring had voor de in ongenade gevallen Russische partijtijger Trotski. Hij werd weliswaar door Stalin aan de kant gezet en op zijn gezag uiteindelijk vermoord, maar toen hij nog tot de machthebbers behoorde dreigde hij muitende soldaten en matrozen als patrijzen af te laten schieten. Alles ter ere van de partij die uit naam en in plaats van de arbeiders een dictatuur voorstond. In dergelijke partijen geldt als regel het democratisch-centralisme. Discussie mag, liever niet, maar hoe dan ook is de voorzitter uiteindelijk degene met het laatste woord. Punt uit. De handelwijze van Sneevliet is slechts in dit kader te begrijpen. Alsof je de biografie van CPN-voorman Paul de Groot leest of de ooit nog te verschijnen levensbeschrijving van Jan Marijnissen.
De revolutionair-socialisten die de oorlog overleefden en na 1945 de draad weer trachtten op te pakken, kwamen er al snel achter dat de CPN-ers hun autoritaire aanpak in het verzet hadden verfijnd en met nog meer grof geschut de niet-volgers van de partijlijn aanpakten. Toch was dat voor een van hen geen beletsel lid van die partij te worden. Pas in 1958 trok hij zich er uit terug en sloot hij zich aan bij de PSP.
De auteurs hebben een mooi stuk werk verricht door uit de vier levensbeschrijvingen een korte geschiedenis van het links-socialisme te destilleren. Of hun hoop dat dit boek mensen inspireert 'om de zaak van sociale verandering in het heden op te pakken' (p. 7) reëel is, waag ik echter te betwijfelen. Al met al is de zaak van het niet-sociaal-democratische en niet-communistische socialisme namelijk niet erg hoopvol gebleken. De politieke resultaten waren vrijwel nihil en menig huwelijk en gezinsleven strandde op het fanatieke politieke werk van de deelnemers die slechts thuis kwamen om te slapen. Deze sombere gedachte neemt niet weg dat ik het boek met veel plezier heb gelezen. Ondanks wat storende taalfouten die een tekstredacteur er eenvoudig uit had kunnen halen, is het vlot geschreven en zijn de verhalen van deze verliezers in de inter-socialistische broederstrijd de moeite waard om voor een groter publiek beschikbaar te zijn dan de kelders van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis waar ze nu liggen opgeslagen.
Steen, Bart van der, en Ron Blom, Wij gingen onze eigen weg. Herinneringen van revolutionaire socialisten in Nederland van 1930 tot 1950, Delft 2011.