Arno Bornebroek

Volkstuintjes of de sociale geschiedenis van de stadsboeren
(slot)

De veranderingen die de basis legden voor de hedendaagse volkstuinen begonnen al na de Tweede Wereldoorlog. De groeiende welvaart liet het tuinleven niet onberoerd. De noodzaak van nutstuinen werd steeds minder; het genoegen kreeg de overhand.

Bovendien kwamen met de stijging van de welvaart en de komst van de industriële voedselproductie alle groentes tegen afbraakprijzen ingeblikt in de winkel te liggen. Dit had gevolgen voor de rol van de vrouw. Het kweken van groenten was voornamelijk de taak van de man geweest; de vrouw waste en kookte de tuinopbrengst. Toen het kweken naar de achtergrond verschoof, werd de vrouw actiever in de tuin. De sierbloemen namen de plaats in van de slakroppen. De rolverdeling bleef verder traditioneel. Het zware werk als heggen knippen, spitten en dergelijke bleef binnen het domein van de man. Overigens leidde het ingeblikte voedsel in de jaren zestig tot een tegenbeweging onder jongeren. Er kwam behoefte aan gezond, eerlijk voedsel. Dit luidde een tweede verandering in: de interesse van jongeren voor de volkstuin. Het waren twee veranderingen die op langer termijn het leven op de tuin moderniseerden.

In 1977 gaf de gemeente Amsterdam de jaarlijkse opdracht voor fotodocumentaire aan Marrie Bot. Ditmaal was het onderwerp volkstuintjes. Het resultaat, een vijftigtal foto's die het dagelijks leven op de verschillende tuincomplexen vastlegde, is te zien – evenals alle andere foto opdrachten van de gemeente – op Beeldbank, een digitaal onderdeel van het Amsterdamse Stadarchief. Het stadsbestuur zou opnieuw een dergelijke opdracht aan een fotograaf moeten geven om het grote verschil in beeld te brengen. De wereld op de tuin is niet meer wat het geweest is. Deze kleine revolutie die op de tuin heeft plaatsgevonden is verbonden met de gewijzigde bevolkingssamenstelling in de grote steden in de laatste vijfentwintig jaar.

De arbeiders trokken de stad uit naar de overloopgemeenten waar zij een huis met tuin kochten of, als zij in de stad bleven, gingen zij naar de tuinsteden; het woord zegt het al. In de leeg gekomen woningen trokken jongeren, studenten, krakers en immigranten. Eerst de Turken en daarna de Marokkanen. Steeds grotere groepen namen bezit van de stad en wijzigden het stadsbeeld ingrijpend. De tuin volgde met een vertraging van een decennium. Het leven daar is nu eenmaal een vertraagde weergave van het stadsleven. Na de recreant kwam de eerste immigrant het tuincomplex op. De etnische diversiteit van de stad verspreidde zich op de tuin. Ons Lustoord en Eigen Hof kregen een ander gezicht. Van contact tussen de nieuwe bewoners en de oude volkstuinder is geen sprake. Het lijkt het meest op een gewapende vrede. Aan de jaarlijkse feesten en andere gezamenlijk folklore doet behalve de tuinder niemand mee, maar de allochtone bewoner van het tuincomplex wordt het verweten.

Bijna alle volkstuincomplexen kennen de verplichte werkuren. Tussen de twintig en dertig uur moet er gewerkt worden op het openbare gedeelte. De kantine moet geschilderd worden bijvoorbeeld. Maar meestal gaat het om wieden, schoffelen en andere tuinklussen. Het is mogelijk een vervanger aan te stellen of de uren af te kopen, maar dat wordt niet echt op prijs gesteld. Er moet, volgens de volkstuinfilosofie, nog iets gemeenschappelijks blijven. En daar op de vroege zaterdagmorgen melden zich de oude en nieuwe bewoners van de tuin. Dat is bijzonder. In de steden is weinig tot geen ruimte waar de immigranten en de autochtoon elkaar in privésfeer ontmoeten. In de openbare ruimte loopt men langs elkaar heen; in de privésfeer heeft elke groep zijn eigen plek voor vertier of ontspanning. Behalve op de tuin. Daar staan ze naast elkaar te wieden en te schoffelen en drinken ze halverwege gezamenlijk een kop koffie, die traditioneel door een vrouw wordt rondgebracht. De verplichte werkuren als opstapje naar de integratie? Op zijn minst worden de spanningen tussen beide groepen teruggebracht.

Met de komst van de allochtonen was het niet afgelopen voor de arme oude volkstuinder, de diversiteit nam in korte tijd schrikbarend toe. Luie yuppen kwamen hun weekend op de tuin doorbrengen, jonge tweeverdieners lieten hun jengelende kinderen ('lekker veilig hier') los, criminelen kwamen uitrusten en campinggasten ruilden hun caravan in voor een huisje ('veel dichter bij de stad'). Het ging van kwaad tot erger; er kwamen zelfs kunstenaars. Er moet een PVV worden opgericht – Partij voor Volkstuinders – om de laatste volkstuinders te beschermen en voor uitsterven te behoeden.

Dat kunstenaars een huisje kopen en gaan tuinieren is op zich niet erg. Doorgaans ziet men ook niet aan het uiterlijk dat het een kunstenaar is. Maar dat een tuinhuisje als goedkope atelierruimte benut wordt, gaat wel ver. Het toppunt is echter dat van een huisje en tuin een 'gesamtkunstwerk' gemaakt wordt! Dat is alles ondermijnend. Dat deed Anne Geene die perceel nr. 235 op het complex Eigen Hof in Rotterdam-Overschie kocht.

Zij legde alles, maar dan ook alles, op foto vast en publiceerde dit in een boek. Zelfs ervaren biologen moeten verrast zijn over de breedheid van het bloeiende en groeiende leven in de tuin. Alleen al de hoeveelheid verschillende blaadjes! En die blaadjes kunnen ook gerangschikt worden naar hun vormen, het levert weer pagina's met foto's op. Niets ontgaat het allesziende oog van de kunstenares. Bijvoorbeeld de invloed van het zonlicht op de regenworm? Geene legt een regenworm in de zon en maakt uren achtereen om de vijf minuten een foto. Het levert een fascinerende fotorapportage op. Ook de tegels van het tuinpad kunnen niets verbergen. Anne Geene draait ze om en fotografeert de achterkant van de tegels en de holtes waarin ze gelegen hebben. De hele tuin wordt gestript en ontbloot. Alles wordt verzameld, geobserveerd, gerubriceerd en gepubliceerd in haar boek Perceel nr. 235. Encyclopedie van een volkstuin (2010, eigen beheer).

Het effect van dit prachtige kunstwerk is, dat niets meer is wat het oorspronkelijk was. Een close-up foto van kroos lijkt nog het meest op een landkaart. Geene ontneemt betekenissen en voegt nieuwe aan een voorwerp toe. Het ontregelt en ontroert door de minutieuze wijze waarop zij met ijzeren discipline haar kunstwerk voltooid heeft. De tuin heeft door haar definitief een andere status gekregen. De volkstuin is geen volkstuin meer. We zullen het boek angstvallig buiten het bereik van de volkstuinders houden.