Arno Bornebroek
Volkstuintjes of de sociale geschiedenis van de stadsboeren
Ruim een eeuw geleden ontstonden ze: de volkstuintjes. De behoeders van de typische arbeiderscultuur. In de geschiedschrijving van de arbeidersbeweging komen ze echter zelden voor. In het monumentale Geschiedenis van Amsterdam. Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007) onder redactie van Piet de Rooy vinden we een foto met als onderschrift: 'Ooit werden ze opgericht om arbeiders een eigen stukje land te kunnen bieden, waar ze groenten konden verbouwen en verpozen in het groen'. Ook in de moderne stadsgeschiedenis zijn de volkstuintjes verbannen tot de marge. Tijd om er wat aandacht aan te besteden
Ten eerste de ontstaansgeschiedenis, die blijkt aanzienlijk gecompliceerder te zijn. Volkstuintjes, zo leert een blik in de literatuur, zijn zo oud als de steden. De oudste moestuintjes voeren terug tot het ontstaan van de steden, doordat de komst van de stad niet direct tot een breuk met het land leidde. De nieuwe stadsmens hield er een tuintje op na om in zijn levensbehoefte te kunnen voorzien. Het waren voornamelijk arme arbeiders voor wie de stukjes grond een aanvulling op het inkomen waren. Hoewel Engeland als bakermat wordt gezien (allotments worden de tuintjes daar genoemd), komen ook in Nederland de vroegste verwijzingen uit de Middeleeuwen. Doordat het begrip volkstuin niet duidelijk gedefinieerd is – en globalisering een trend is in de geschiedschrijving – worden de volkstuintjes tegenwoordig ook gevonden in Afrika, Zuid-Amerika en Azië. Eigenlijk overal waar een 'stadsboer' gesignaleerd wordt. In de Verenigde Staten kwam de volkstuin bekend te staan onder de naam patato patch garden. We beperken ons hier tot West-Europa.
Elk land een eigen soort tuin
Die West-Europese geschiedenis is op zich al divers; elk land heeft zijn eigen stempel gedrukt op de moderne geschiedenis van de volkstuinen. In Frankrijk was die nauw verbonden met de kerk. In het bijzonder in Noord-Frankrijk waren kerk en klooster de initiatiefnemers om de arme parochianen met vers voedsel meer bestaanszekerheid te geven, met als achterliggende gedachte dat de moestuin de kerkelijke liefdadigheid kon ontlasten. Coins de Terre of later: Jardin Ouvrier werden de Franse tuinen genoemd. Ook in Vlaanderen hadden de priesters een sterke invloed op de volkstuinbeweging. Zij stonden aan de wieg van de eind negentiende eeuw opgerichte volksbond voor volkstuinders, waarin de 'stadsboeren' zich organiseerden.
De moderne Duitse volkstuin - aanvankelijk en veelzeggend Armengärten geheten – is verbonden met de Duitse huisarts en pedagoog Daniel Gottlieb Schreber (1808-1861). Geraakt door de Verlichting hield hij vurige pleidooien voor volksopvoeding, zowel fysiek als moreel. De jeugd stond daarbij centraal. Speeltuinen voor de ontspanning en groentetuinen voor de gezonde voedingen. Deze combinatie was nieuw en sindsdien staan de volkstuintjes in Duitsland bekend onder de naam Schrebergärten. Al spoedig kwamen er meer initiatiefnemers bij, industriëlen, mijndirecties en arbeidersverenigingen, die ieder vanuit een eigen motief de armlastige arbeider eten en rust gunde. In deze aspecten onderscheidde de West-Europese volkstuinbeweging zich van de 'economie van de zelfvoorziening' in andere delen van de wereld. De invloed van de Verlichting en de industrialisering gaven de ontwikkeling van de volkstuinen een geheel andere richting, evenals het negentiende eeuws nationalisme dat er toe leidde dat bijna overal nationale bonden voor volkstuinders opgericht werden.
En zo ontstonden de moderne volkstuinen. Vanuit internationale liefdadigheid en economische noodzaak komende, werden ze in nationale kaders geperst waarin ze deel werden van de daarbinnen woedende maatschappelijke ideologische strijd. En die verschilde per land. In België waar de katholieke geestelijken een sterke invloed uitoefende werd de Ligue de Coin de Terre verbonden met het georganiseerde katholicisme. De volkstuinen werden hier een wapen tegen de socialisten. De katholieke geestelijken hadden de overtuiging dat het bevorderen van grondeigendom en een eigen huisje daarop de arbeider zou binden aan het kapitalisme, de eigen productie in het moestuintje zou zijn zelfstandigheid bevorderen. Met andere woorden de arbeider keerde zich van het socialisme en werd dienstbaar aan de behoudende krachten in de samenleving.
Van rechts en links
Dit heeft de sociaaldemocraten er niet van weerhouden in de volkstuinen een alternatief te zien voor de bedompte huisvesting in de steden. De arbeider moest naar buiten voor verpozing en gezonde groente. Daarin verschilden de sociaaldemocraten niet van de industriëlen. Het is opvallend: de volkstuin paste in elke ideologie. De Duitse nazi's gaven de volkstuinen een nieuwe bestaansgrond met de völkische ideologie. De raszuivere Duitser keerde via de volkstuin terug naar de oorsprong van alles: zijn 'bodem', de grond waarop de oergermanen ooit geleefd hadden. In de ideologie van 'Blut und Boden' namen de boeren en de stadsboeren een belangrijke plaats in en om die reden mochten alleen raszuivere Ariërs lid zijn van de Duitse bond van volkstuinders.
Zelfs de communistische dictaturen in Oost-Europa omarmden de volkstuinen, al was het uit noodzaak. In sommige landen werden ze gedoogd, in ander kregen ze een officiële status om de falende voedselproductie te ondervangen, nadat ze aanvankelijk nog waren genationaliseerd. Een soort van nieuwe economische politiek. De volkstuintjes keerden terug naar hun oorspronkelijke functie: overleven in de steden. Voldoende vers voedsel, ook voor vrienden en bekenden, en het eigendom van een lapje grond hield de arme Oost-Europeaan bovendien rustig. In Polen niet, want daar leidde de falende marxistische economie tot hongeropstanden. In 1981 kregen de volkstuinders het recht hun overschot aan voedsel op de lokale markt te verhandelen. Zelfs ziekenhuizen, bejaardenhuizen en weeshuizen werden door comités van volkstuinders bevoorraad! De volkstuintjes in Polen werden populair. Polen telde rond een miljoen tuintjes bij de val van het IJzeren Gordijn, dat aantal zal na die tijd, door de pre-kapitalistische verhoudingen die toen hun intreden deden, alleen maar toegenomen zijn.
De volkstuintjes zijn van alle tijden en continenten, maar de moderne volkstuin is toch een westers en voornamelijk Europees verschijnsel. De meerduidigheid van de volkstuintjes leidde er toe dat het in elk ideologisch vaarwater kon gedijen. Hij is daarmee zeker een interessant onderdeel van de sociale geschiedenis, maar niet verbonden aan de arbeidersbeweging waar tegenwoordig vaak vanuit wordt gegaan. Eerder is het een aspect van de stadsgeschiedenis. Dit verklaart waarom de historici van de arbeidersbeweging weinig oog hadden voor de tuintjes, wat versterkt werd door het antisocialistisch karakter dat de tuintjes soms hadden.
(wordt vervolgd)
Arno Bornebroek