Marie Christine van der Sman

Bloed en Barricaden. De Parijse Commune herdacht

Eén ding is zeker: na het lezen van Bloed en Barricaden kijk je met andere ogen naar Parijs en naar de symbolen die verbonden zijn met de sociale beweging.
 Père Lachaise is niet langer de plek waar beroemde chansonniers als Edith Piaf of Jim Morrison begraven liggen en vereerd worden. Het kerkhof staat symbool voor de laatste etappe in de strijd van het Franse leger van Napoleon III tegen de Commune, in mei 1871. Bij de Mur des Fédérés zijn honderd zeven en veertig communards standrechtelijk geëxecuteerd en in een massagraf gegooid. 

Ook het zoetsappige gebouw van de Sacré Coeur in Montmartre, waar toeristen kunnen genieten van een  adembenemend uitzicht over Parijs, is van haar glans ontdaan. De Sacré Coeur is gebouwd op de plek waar de Commune haar artilleriedepot had en geldt als reactionair symbool van katholiek Frankrijk na het neerslaan van het revolutionaire stadsbestuur dat twee en zeventig dagen standhield en de dood van vele duizenden communards betreurde. Menilmontant en Belville in het 20ste arrondissement zijn niet langer gezellige volkswijken. Hier stonden de laatste barricaden van de Commune, die met veel geweld veroverd werden. En ook de chique Boulevard Haussmann is van alle luister ontdaan omdat de naam van Haussmann symbool staat voor het verdriet van vele arbeiders. In opdracht van Napoleon III waren hele volkswijken in het centrum gesloopt, de volksklasse verjaagd, om plaats te maken voor brede avenues die ruimte boden aan het Franse leger tijdens de Frans-Duitse oorlog. En zelfs een wandeling door de romantische Tuilerieën krijgt een andere dimensie als men zich realiseert dat hier ooit het Tuilerieënpaleis stond dat tijdens de semaine sanglante in mei 1871 in vlammen opging. 

De rode vlag – symbool van het socialisme – is niet langer zomaar een kleurrijk vaandel, maar verwijst naar het vergoten werkmansbloed op de Parijse barricaden. Het lijflied van de socialisten tenslotte, De Internationale, dat als strijdlied geschreven is door de communard Eugène Pottier en in 1888 op muziek werd gezet door Pierre de Geijter, heeft sindsdien noch wat betreft inhoud, noch wat betreft haar melodie aan kracht ingeboet.

Vanuit Parijs ..... 

Dennis Bos heeft in Bloed en Barricaden niet alleen de Parijse Commune herdacht, maar ook een bijna onmenselijke taak volbracht. In een vuistdik boek van 750 pagina’s, waarvan 130 pagina’s noten en bronnen, legt hij op meeslepende wijze uit welke invloed de Commune gehad heeft op de sociale en communistische stromingen tijdens en na 1871. Hij trekt de lijn zelfs door tot 1971 en daarmee behandelt hij in één publicatie de hele geschiedenis van het socialisme, anarchisme en communisme, in meer dan alleen Europees perspectief. 
De legende van de Commune werd door de sociale beweging gekoesterd, naverteld, herschreven en geïnterpreteerd op zodanige wijze dat het in ieders kraam te pas kwam. Socialisten, anarchisten, communisten: iedereen ging met de Commune aan de haal. Dat wil zeggen, met zijn of haar interpretatie van de Commune. 



‘De Commune’ is de naam van de Parijse regering die gevormd werd door revolutionairen op 18 maart 1871 tot ze bloedig werd neergeslagen op 28 mei in datzelfde jaar. Frankrijk had net de oorlog met Duitsland beëindigd en een wapenstilstand gesloten. Op 10 maart maakte het Duitse leger een zegetocht over de Champs Elysées. Dat zette kwaad bloed bij de bevolking van Parijs die uitgeput was na het maandenlange beleg van de stad door Bismarck en de hongersnood die daarop volgde. De Parijse bevolking vond dat de nieuwe regering veel te toegeeflijk was ten opzichte van de Duitsers. Ook had zij andere grieven tegen het nieuwe bewind, dat in haar ogen te veel door de grande bourgeoisie werd beheerst. Er was een diep gewortelde angst dat de monarchie hersteld zou worden. Dit bracht de Parijzenaars in opstand tegen de bestaande republikeinse regering van Adolphe Thiers die zich in Versailles gevestigd had, na tijdens de oorlog in ballingschap te hebben geresideerd in Tours en Bordeaux. 


Na een korte confrontatie tussen de opstandelingen en het Frans regeringsleger werd Adolphe Thiers naar Versailles verjaagd. Het leiderschap van de Commune werd democratisch gekozen op 26 maart en de stadregering werd op 28 maart geïnstalleerd. 
De opstand in Parijs verontrustte Bismarck zeer. Hij bespoedigde de vredesbesprekingen zodat de Franse regering met ‘de rebellie’ kon afrekenen.
 In de dagen dat de Commune de stad regeerde werden ingrijpende hervormingen doorgevoerd: zo werd het leger vervangen door een nationale garde van burgers, kerk en staat werden gescheiden, en de middenstand werd gesteund door kwijtschelding van schulden.

 

.... naar mondiale invloed

Het revolutionaire stadsbestuur had internationaal veel invloed op de ontwikkeling van arbeidersbewegingen, ondanks het feit dat de Commune slechts een kort en miserabel leven beschoren was. De Commune bood politieke kansen aan vreemdelingen en werd daarmee de toonzaal van internationale solidariteit: marxisten, anarchisten, blanquisten en republikeinse liberalen trokken er samen op. De revolutionaire strijd in Parijs beïnvloedde het denken van Marx en Engels - die tijdens de Commune in Londen verbleven, van Lenin en Stalin in Rusland en van de Duitse communisten Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht bij de aanvang van de Weimarrepubliek. Ook Mao Zedong in China en Ho Tsji Minh in Vietnam leerden van de Commune. Zelfs het studenten- en arbeidersprotest van ’68 in Frankrijk en de Kabouters in Amsterdam kunnen in één lijn met de Commune worden gebracht. 

Marx schreef in 1871 zijn Civil War in France, een invloedrijk manifest over de Commune, toen de strijd in Parijs beslist was. Met die publicatie brak hij internationaal door. Hij benadrukte het belang van de Commune als voorbeeld van een proletarische revolutie waarbij de bestaande machtsstructuren vernietigd werden. Daarbij haastte hij zich te melden dat de Internationale niet achter de organisatie van de opstand zat, zoals veel politici dachten. 
Volgens Marx had de volgende fase in de ontwikkeling van de Commune een eigen, democratisch staatsbestel moeten zijn.



Het mislukken van de Commune is uitgebreid door latere auteurs van de sociale beweging geanalyseerd en bediscussieerd. De naïviteit van de communards die dachten dat de nieuwe gemeenteraad wel geaccepteerd zou worden door de verslagen regering. Het gebrek aan centraal militair leiderschap waarbij de gevluchte machthebbers zich konden terugtrekken in Versailles, om daar op krachten te komen om de tegenaanval in te zetten. 
Stalin zou de mildheid van de communards ten opzichte van het Franse regime in Versailles in de jaren ’30 als argument gebruiken voor zijn eigen zuiveringen. 
En misschien wel de grootste gemiste kans: het niet confisceren van de gelden van de Franse bank. Daarmee zouden de communards in één klap de economische macht in handen hebben gekregen. Tot slot was er het bloedvergieten, vanaf de liquidatie van twee generaals aan het begin van de opstand tot en met het vermoorden van een groep gijzelaars, waaronder de aartsbisschop van Parijs. Daarmee verspeelde de Commune de goodwill van de (burgerlijke) publieke opinie.

Over vrouwen en latere omzwervingen



Wat Bloed en Barricaden zo leesbaar maakt, is het feit dat de Commune een menselijk gezicht en een stem gekregen heeft. Diezelfde kracht zagen we ook in het boek Waarachtige Volksvrienden uit 2001, waarin Dennis Bos de arbeiders van de vroege (oude) sociale beweging een eigen identiteit gaf.
 Uitvoerig wordt stil gestaan bij de omzwervingen van communards na de laatste veldslag in Belville. Sommige wisten onder te duiken en de stad te ontvluchten om bijvoorbeeld in Londen terecht te komen. Het merendeel van de communards, die de massa-executies ontliepen, werd echter gevangen genomen en naar Nieuw Caledonië verbannen, waar ze onder erbarmelijke omstandigheden probeerden te overleven. Na de amnestiewet van 1880 keerden velen in Parijs terug. Ondertussen ging de klassenstrijd door, niet alleen met de pen, maar ook door middel van het gesproken woord.


Zelf vind ik de beschrijving van het optreden van de verbannen communards tijdens overvolle bijeenkomsten van de Internationale in openbare lokalen in verschillende Europese steden erg boeiend. Men hield er redevoeringen in het Frans, die soms niet te verstaan waren als er geen vertaler aanwezig was en die desondanks diepe indruk op de aanwezigen maakten. De bijeenkomst van het vijfde congres van de Internationale, die in 1872 in Den Haag gehouden werd in een café in de armoedige Lange Lombardstraat, wordt mooi beschreven. Voor dat congres waren niet alleen Marx, maar ook een dozijn oud-communards naar Den Haag gekomen. Daarbij was ook Lissagaray, de kroniekschrijver van de Commune, aanwezig. De angst voor de communards zat er bij het politieke gezag in Den Haag zo goed in, dat zijn opmerkingen vanaf de publieke tribune werden genotuleerd.


Ook wordt door Bos uitvoerig stilgestaan bij het optreden van de communarde en voormalige onderwijzeres Louise Michel, bijgenaamd ‘De Rode Maagd’, lid van de nationale garde, die vereerd werd door Ferdinand Domela Nieuwenhuis, voorman van de Sociaal Democratische Bond. Vrouwen speelden een interessante rol binnen de Commune, niet alleen als mysterieuze petroleuses die met petroleum als wapen de stad in brand staken. Ze emancipeerden zich door deel te nemen aan de stadregering, te pleiten voor openbaar onderwijs en aan ongehuwde gezinnen evenveel rechten toe te kennen als aan gezinnen van echtparen die getrouwd waren. Bovendien toonden ze veel moed als onderhandelaars, verpleegsters en strijders op de barricaden. In de burgerlijke pers werden ze vaak als onzedig beschreven en (half bloot) afgebeeld.

Mythes en realiteit


Ondanks het feit dat ik Bloed en Barricaden in één ruk heb uitgelezen en het volgens mij verplichte literatuur is voor alle studenten die zich met moderne geschiedenis bezig houden, bekruipt mij het ongemakkelijke gevoel dat ik meer historische informatie over de feiten van de Commune ter beschikking zou willen hebben om de receptie van de Commune op zijn waarde te kunnen schatten. De legende wordt in zoveel verschillende gedaanten getoond, dat de lezer de behoefte krijgt om te achterhalen welke feiten waar en welke feiten onwaar zijn, of welke feiten onwaarschijnlijk zijn als de waarheid niet te achterhalen is. Wat is mythe en wat is werkelijkheid?


Wat mij betreft had het eerste hoofdstuk ‘internationale broederschap, oorlog en opstand’ wel uitgebreider mogen zijn. De lezer wil weten: hoe was het Commune-bestuur georganiseerd? Hoe werd de Commune in andere delen van Frankrijk ontvangen? En waarom was iedere machthebber in Europa zo bang dat dit revolutionaire bestuur vanuit Frankrijk zou overwaaien naar andere staten in Europa? 
Ik realiseer me dat het boek met het beantwoorden van deze vragen nog dikker zou zijn geworden dan het nu al is. Misschien dat twee volumes hadden kunnen volstaan. Mocht het tot een herdruk komen in twee volumes, dan wil ik graag nog een suggestie doen. In het boek wordt op verschillende plekken verwezen naar visueel bronmateriaal, zoals tekeningen, prenten of vlaggen. Graag altijd afbeeldingen daarvan opnemen. Het visuele beeld is vaak meer treffend als historische bron dan de beschrijving ervan.

Deze recensie is geschreven op 31 juli 2014, de dag dat de Franse sociaal-democraat en pacifist Jean Jaurès honderd jaar geleden – aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog - vermoord werd. Als er iemand is van wie de literaire nalatenschap door verschillende politieke partijen wordt toegeëigend, dan is het wel Jean Jaurès. Hij wordt hier niet alleen door de socialist Francois Hollande of de UMP-er Nicolas Sarkozy geciteerd, maar ook door de Front-nationaliste Jean-Marie le Pen. In de aanloop van de verkiezingen voor het Europese Parlement in 2009 liet Le Pen in het stadje Carmaux in de Tarn een affiche ophangen met de tekst: “Jaurès zou Front National hebben gestemd”. Ooit voerde Jaurès in hetzelfde stadje campagne om in het parlement gekozen te worden. Met deze provocatie laat het FN zien dat zij zichzelf beschouwt als de legitieme erfgenaam van Jaurès, die opkwam voor rechtvaardigheid en humanisme. Jaurès zou zich in zijn graf omdraaien. 
Ik vraag me af hoeveel communards zich op Père Lachaise onrustig omwentelen als ze zouden weten hoeveel bloed er vergoten is in naam van de Commune in de eeuw die na 1871 volgde.


Uzay-le-Venon, 31 juillet 2014.