Ron Blom

Acquisitie migrantenerfgoed: tien jaar later


Ongeveer tien jaar geleden werd de noodklok geluid over het achterblijvende aandeel van migrantenerfgoed in onze museale en archiefinstellingen. Veel instellingen namen zich voor de achterstand in te halen. We zijn nu aangeland in 2012, een mooi moment om terug te blikken. In hoeverre is bijvoorbeeld mijn instelling, het Stadsarchief Amsterdam (SAA) erin geslaagd haar doelstellingen te realiseren?
 
In oktober 2001 organiseerde DIVA, de toenmalige Vereniging voor de Documentaire Informatievoorziening en het Archiefwezen, in samenwerking met het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten de conferentie ‘Archieven en het erfgoed van migranten’. Meer dan honderd archivarissen, migratiehistorici en vertegenwoordigers van migrantenorganisaties luisterden naar bijdragen van vak- en beroepsgenoten. Een enquête was verstuurd om een beeld te krijgen van de activiteiten van archiefinstellingen rondom het thema ‘nieuwe Nederlanders’. Slechts de helft van het aantal verzonden formulieren kwam ingevuld terug. De resultaten:
-    maar 9 procent van de instellingen bleek een actief beleid te voeren om migranten als publieksgroep te bereiken;
-    zo’n 21 procent van de responderende archiefinstellingen beheerde dergelijke collecties;
-    slechts 16 procent gaf aan dat allochtone organisaties deel uitmaakten van het relatienetwerk van de archiefdienst;
-    meer dan 70 procent van de instellingen beschikte niet over voldoende expertise om een actief beleid te ontwikkelen.

Cijfers die voor zich spraken en vroegen om actie. Bij genoemde conferentie wezen diverse sprekers op de noodzaak om ervoor te zorgen dat cultureel erfgoed ook van en voor migranten is. De verwachting was dat de belangstelling voor de eigen geschiedenis zou toenemen en dat te verwachten viel dat deze algemene belangstelling voor geschiedenis en eigen cultuur die van autochtone Nederlanders snel zou evenaren en zelfs zou voorbijgaan. Alle inwoners van Nederland werden geacht het recht te hebben op toegang tot het cultureel erfgoed.

De onbekendheid en zelfs negatieve klank die archieven in de oren van veel migranten hadden, vormde een extra barrière. Archieven zijn niet zelden synoniem met onderdrukking en vervolging door de overheid in het land van herkomst. Openbaarheid van archieven is een verworvenheid die slechts voor een beperkt aantal landen gold en nog steeds geldt. Vertrouwen opbouwen bij het creëren van een relatienetwerk van individuele migranten en hun organisaties, was dan ook essentieel. Gebruik maken van de plaatselijke ervaringen en op basis daarvan komen tot een landelijke inventarisatie, zou kunnen helpen bij een professionele aanpak bij de acquisitie, beheer en presentatie van migrantenerfgoed.

Archiefgesprekken
Het SAA wees op de mogelijkheden van zogeheten archiefgesprekken. Bijeenkomsten voor nieuwkomers in het SAA waarbij zij kennis konden maken met het archief en zelf konden ondervinden welke rol het archief speelt in de Amsterdamse samenleving. In 2000 maakten migranten bijna 40 procent uit van de Amsterdamse bevolking, die 170 verschillende nationaliteiten telde. Iedere nationaliteit kende ook weer elk een veelvoud aan eigen specifieke organisaties. Vanuit deze verscheidenheid wisten we circa 40 deelnemers te interesseren voor archiefgesprekken. De respons op de mailings aan migranten en hun organisaties bleek slecht.

De archiefgesprekken waren een uitvloeisel van de discussie over het diversiteitsbeleid van het SAA. Van de ruim 1950 archieven was zo goed als niets afkomstig van de verschillende groepen nieuwe Amsterdammers.
De stand van zaken in Amsterdam bleek exemplarisch voor de rest van archievenland. De conferentie stelde dan ook het aanhoudende belang vast van het acquireren van dit soort archieven. Van de oude groepen migranten heeft het SAA wel veel verzameld. Over de geschiedenis van Portugese Joden, Armeniërs en Hugenoten is in het archief van alles te vinden. Zie daarvoor de website van Vijf Eeuwen Migratie, dat fungeert als een portal. Van de diverse (religieuze) groepen in Amsterdam-Zuidoost, de tientallen bestaande migrantenorganisaties of Marokkaanse, Ghanese of Kaapverdiaanse ontmoetingscentra bleek bijna niets opgenomen. Bovendien dateert de multiculturele Amsterdamse gemeenschap al van langer geleden. Zonder extra inspanningen zou de geschiedenis van de stad hiaten gaan vertonen.

Uitbouwen relatienetwerk
In 2002 besloot het enthousiast geworden SAA een vervolg te geven aan het uitbouwen van het relatienetwerk. In datzelfde jaar vonden in de hoofdstad verschillende activiteiten plaats. Eind 2002 hield de Universiteit van Amsterdam het congres ‘Amsterdammer Worden: migranten, hun organisaties en inburgering, 1600-2000’. De universiteitsbibliotheek organiseerde in dezelfde periode een tentoonstelling onder de titel ‘Gedrukt in Amsterdam voor immigranten’. Aan de hand van gedrukt materiaal dat migranten produceerden, werd een impressie geboden van hun leven in de hoofdstad. Uit het drukwerk was af te leiden dat het doel van de groepsvorming veranderde met de duur van de vestiging: waren de organisaties en clubs aanvankelijk vooral een instrument om te overleven in de nieuwe omgeving, na verloop van tijd ontstonden er ook verenigingen die primair gericht waren op gezelligheid, sport en hobby.

Weer een jaar later organiseerde DIVA met medewerking van het SAA een driedaagse cursus ‘Werken aan het verwerven van cultureel erfgoed van migranten. Een cursus gericht op de praktijk’. Het SAA boog zich ook opnieuw over de praktijkervaring en de mogelijkheden voor een vervolgbeleid.
Een interessant voorbeeld vormde de ontmoeting met een groep Chinese vrouwen. Zij bezochten in 2002 het SAA op uitnodiging voor een kennismakingsgesprek. Zij spraken gebrekkig Nederlands, waardoor het voor ons moeilijk was te beoordelen of ze het bezoek de moeite waard vonden. Totdat ze oog in oog stonden met een selectie marktkaarten waarop Chinese Amsterdammers met naam en foto te zien waren. De reactie was er duidelijk een van enthousiasme en nieuwsgierigheid.

‘Verborgen’ materiaal
In zowel gemeentelijke als particuliere archieven is informatie over migranten te vinden, zoals in archieven van de diverse wijk(opbouw)organen. Ook de rijke collectie ‘klein materiaal’ bevat veel ‘verborgen’ materiaal van en over migranten.

De eerste voorzichtige resultaten werden geboekt met het binnenhalen van het archief van een Marokkaanse vrouwenorganisatie en dat van het actiecomité ‘Gümus moet blijven’. De subsidiedossiers van de Dienst Welzijn bleken te bestaan uit interessante informatie over migrantenorganisaties (jaarverslagen, folders et cetera). Normaal zouden deze stukken op basis van de selectie- en vernietigingslijst verwijderd worden, maar nu werd deze informatie bewaard.

Knelpunten
Bij de archiefgesprekken doemden diverse vragen op. Moesten we specifieke groepen (welke van de vele?) benaderen, of juist voor een breedteaanpak kiezen? We besloten gestructureerd op wijkniveau klein materiaal te verzamelen. Welke inhoudelijke en kwalitatieve argumenten moesten we hanteren? Een institutionele benadering bleek bovendien vaak niet te werken, want de migrantenorganisaties hebben in het geheel geen of slechts gebrekkige archieven. Naast het gebrek aan middelen en formatie bleef als belemmering terugkomen de relatieve onbekendheid van het archief als instelling bij migranten. Op basis daarvan besloot het SAA te kiezen voor een project oral history.

Onder de naam ‘Eigentijdse geschiedenisdragers’ bracht het SAA in de periode 2004-2005 door middel van interviews met oprichters en andere sleutelfiguren van Amsterdamse migranten- en vluchtelingenorganisaties de wordingsgeschiedenis van deze organisaties in beeld. Hun activiteiten in de stad werden zichtbaar met het verzamelen van bijbehorend klein materiaal en websites. Het ontstaan van migrantenorganisaties viel niet zozeer uit archiefstukken af te lezen, maar zat vooral in de hoofden van mensen. In deze periode publiceerde het SAA verder een publieksfolder om te wijzen op het belang van migrantenerfgoed, het interviewproject, ons spreekuur en wat het SAA kan betekenen voor de migranten en hun organisaties.

Verwachtingspatroon
Het SAA bleek niet altijd even gemakkelijk aan het verwachtingspatroon van de potentiële schenker te kunnen voldoen. Het denken over ontsluiting en de mogelijkheden van onderzoek en presentatie moeten een integraal onderdeel vormen. Want bewaren en met voorrang ontsluiten is één ding, maar het materiaal moet ook zichtbaar worden gemaakt voor geïnteresseerden. Niet in de laatste plaats voor nieuwe Amsterdammers die op zoek zijn naar hun eigen verleden. Alleen door toegankelijkheid en zichtbaarheid worden potentiële archiefvormers gestimuleerd tot het op hun beurt overdragen van archieven.

De oogst
Wat is nu in 2012 de oogst? Het aantal algemene particuliere archiefvormers met migrantenerfgoed is verder toegenomen: buurtarchieven, maar ook Info Buitenland Oud-West. Deze stichting hield zich bezig met advieswerk en taallessen aan gastarbeiders. Het uitgebreide archief van het Amsterdams Centrum Buitenlanders vormt een ware Fundgrube. En onlangs nog kregen we het archief van Podium Kwakoe binnen met daarin materiaal van het gelijknamige festival, Surinaamse Vrouwen Bijlmermeer en van studenten. De contacten zijn vaak al jaren geleden gelegd en dan op een bepaald moment komt het toch tot een overdracht. Zo wisten we onlangs de collectie te verwerven van één van de eerder genoemde Chinese vrouwen. Zij hebben ons een zeer rijke verzameling geschonken, gebaseerd op het inmiddels al honderd jaar durende verblijf van Chinezen in Amsterdam.

Hebben we de achterstand ingehaald? Nee, maar we hebben wel contacten gelegd en op basis daarvan interessante archieven verworven. Ik schat in dat de interesse voor het meer recente migrantenerfgoed alleen maar verder toe zal nemen. Met de voorzichtig geboekte vooruitgang kan het SAA meer zichtbaar maken voor de zogeheten nieuwe Amsterdammers, opdat het een instelling wordt van alle Amsterdammers.

Overgenomen uit Archievenblad, mei 2012