Marie Christine van der Sman

Herinneringen van een Bretonse boer

Afgelopen zomer lag de pocket ‘Mémoires d’un Paysan Bas-Breton’ van Jean-Marie Déguignet in grote aantallen uitgestald in de boekenzaken van Bretagne. Zelfs de plaatselijke Casino’s verkochten dit boek met 468 pagina's voor 45 francs (ca. 7 euro) in grote getale. Met een verkoopcijfer van 200.000  xemplaren in de zomer van 2001 is deze Livre de Poche een absolute bestseller. De kleine en onbekende uitgeverij An Here is met deze publicatie
bovendien zowel nationaal als internationaal doorgebroken. In 1998 kreeg het werk locaal succes, waarna al snel nationale waardering volgde. In juni werden de rechten verkocht aan de Verenigde Staten en aan Tsjechoslowakije. Een internationale opmars is nu niet meer te stuiten.

Het is geen wonder dat het boek zo veel succes heeft. De herinneringen van de Bretonse boer en autodidact Jean-Marie Déguignet, die van 1834 en 1905 leefde, vormen een fascinerend ego-document en weerspiegelen op indringende wijze het leven van de gewone man op het Franse platteland. Het verhaal is geschreven door iemand uit het volk in een tijd dat het volk nog voornamelijk uit analfabeten bestond. Het is de bewogen geschiedenis van de zoon van een losse landarbeider in de armoedige Finistère, in het midden van de 19de eeuw. Als Jean-Marie geen werk in de landbouw kan vinden en tot de bedelstaf veroordeeld is, besluit hij zich als soldaat aan te melden om naar de Krim te gaan. In de hoop daar avonturen en een beter leven te vinden. In plaats daarvan vindt hij ellende en verderf. In het leger ontmoet Dèguignet een onderwijzer, die hem leert lezen en schrijven en vanaf dat moment begint hij zijn herinneringen vast te leggen. Hij beschrijft de gruwelen van de oorlog, de mensonterende levensomstandigheden van de huurlingen en de ‘oorlogsziektes’: de disterie en de typhus. Dat gebeurt op een beeldende wijze en met een zekere humor, die associaties oproept met 'Reis naar het einde van de nacht' van Louis-Ferdinand Céline, waarin het westerlijk front tijdens de Tweede Wereldoorlog - ruim een eeuw later - beschreven wordt.

De verhalen zijn gelardeerd met bretonse volksverhalen, latijnse citaten en hier en daar enige Italiaanse en Spaanse zinnen. Dat maakt het werk erg origineel. Later zal Déguignet nog deelnemen aan de Italiaanse expeditie van keizer Napoleon III, de expedities in Algerije en het mislukte Franse avontuur in Mexico. Zijn verslaglegging van die oorlogen is al even kleurrijk als de rapportage over de Krimoorlog. Jean-Marie is een anarchist en atheïst, die in zijn werk zijn minachting voor de politieke machthebbers en de clerici niet onder stoelen of banken steekt. Als hij op vier en dertigjarige leeftijd de militaire dienst verlaat, is hij eigenlijk al een oude man. Zijn haat en woede tegen het gezag zijn dan niet meer te stuiten en hij gedraagt zich volkomen onaangepast. In Bretagne vestigt hij zich als boer. Hij trouwt, maar weigert katholiek te zijn. Iets dat in die tijd binnen de plattelandsgemeenschap volkomen onacceptabel was. Vervolgens schetst hij de teloorgang van hemzelf en zijn gezin. Sociaal verkeert hij, verstoten door de landadel en de kerk, in een compleet isolement. Hij heeft slechts een handje vol met anarchistische vrienden, die hem zoveel mogelijk ook financieel proberen te steunen. Uiteindelijk legt hij het loodje. Hij verliest zijn werk, zijn vrouw raakt aan de drank en sterft gedesillusioneerd, hij wordt uit de ouderlijke macht ontzegd en tenslotte slijt hij zijn laatste jaren in een armoedig kamertje in Quimper, levend van de steun. Schrijven is het laatste waaraan hij nog plezier beleeft. Hij hoopt ooit nog eens zijn Mémoires te kunnen publiceren. Even lijkt het erop dat dat gaat lukken, wanneer in 1904 in La Revue de Paris onder redactie van Anatole Le Braz eindelijk het eerste deel van zijn boek (130 pagina's) verschijnt. De redacteur had al zeven jaar de tekst in zijn bezit, zonder er iets mee te hebben gedaan. Déguignet ontving er 100 francs honorarium voor. Het script ontvangt hij niet terug, zodat hij zich genoodzaakt ziet de eerste versie van zijn boek uit zijn hoofd opnieuw te reproduceren. Deze versie is nu uitgegeven.

In 1980 zijn de schriften, waarin de Herinneringen opgeschreven waren, teruggevonden bij één van de nazaten van de schrijver in Quimper. Nadat de tekst door verschillende Parijse uitgevers geweigerd was, is het naar An Here gestuurd, een uitgeverij die gespecialiseerd was in Bretonse kinderboeken. Daar werd het script geaccepteerd. De redacteur Bernez Rouz kortte de tekst drastisch in om het lezen ervan te vergemakkelijken. Inmiddels blijken historici en geïnteresseerden in volkscultuur het boek zo interessant te vinden, dat er gepleit werd om de Mémoires integraal uit te geven. In de zomer van 2001 verscheen de integrale editie, met 960 pagina's tekst. Alle gedichten, volksverhalen en politieke essais zijn nu samen met de Herinneringen uitgegeven. Hiermee is Déguignet's leven definitief aan de vergetelheid ontrukt.