Cajo Brendel

In debat !

De simpele en eenvoudige waarheid die vervat is in de titel die hierboven staat, heb ik in mijn leven tot vier maal toe letterlijk ‘aan den lijve’ kunnen ervaren. De eerste keer en de tweede keer trouwens eveneens, gebeurde dat toen ik nog heel jong was en eigenlijk nog maar pas in de arbeidersbeweging was komen kijken. Ik woonde toen in Den Haag, waarop de Prinsegracht het pand stond waarin de toentertijd zich zo noemende ‘Marxistische Arbeiders School’ was gevestigd. Op zekere dag werd daar voor een uit trouwe aanhangers van de CP bestaand gehoor een inleiding gehouden door een dominee, die merkwaardigerwijze tegelijkertijd fanatiek stalinist was. Ik kwam, toen hij met zijn rede al begonnen was. De ruimte waarin hij sprak was een pijpenla, die tot op de laatste plaats bezet was met een uit even fanatieke stalinistische arbeiders bestaand publiek.

Cajo Brendel in de jaren dertig

De deur die toegang tot de beschreven ruimte gaf bevond zich precies in het midden van de  vanuit de spreker geziene   lange wand. Omdat alle stoelen bezet waren kon ik geen plaats meer nemen en ik stond dus, na de deur achter mij dicht getrokken te hebben, rechtop tegen deze deur geleund. Ik kende natuurlijk de stalinistische opvattingen en ik wist ook het een en ander van ds. Snethlage, die daar het woord voerde. Dat zijn met veel vuur naar voren gebrachte rede al zowat ten einde liep kon mij niets schelen. Ik wist wel waarop alles neer zou komen en ook inderdaad kwam: "De Sovjet Unie was een arbeidersrepubliek, zowat het paradijs op aarde en de in Rusland bestaande maatschappelijke orde was het socialisme... !"

Toen de spreker klaar was met zijn toespraak meldde ik mij als eerste voor de discussie. 'Worden er', zo vroeg ik 'in de Sovjet Unie lonen betaald?' 'Natuurlijk', zei Snethlage 'en heel wat goede ook, daar kunnen ze hier een puntje aan zuigen. Lonen die heel wat hoger zijn dan die welke hier in het westen worden betaald'.

'Heeft de ‘geachte’ spreker ooit wel gehoord van het door Marx ingenomen standpunt, dat het kapitalisme de loonarbeid vooropstelt en dat waar loonarbeid bestaat van kapitalisme sprake is?'

Het antwoord van Snethlage heb ik nooit gehoord. Ik heb het ook niet afgewacht. Ik had ook niet de minste mogelijkheid om nog verder te discussiëren. De zeker meer dan honderd aanwezigen verhieven zich als één man van hun stoelen, balden hun vuisten en namen een zeer dreigende houding aan. Toen ik weer op de Prinsegracht liep realiseerde ik me, dat ds. Snethlage, juist als dominee, minder verstand van Marx had maar des te meer vertrouwd was met het ‘paradijs’ en dat hij blijkbaar van mening was, dat men het paradijs in Rusland kon vinden.

Iets dergelijks is mij korte tijd later ook overkomen. Het gebeurde in een lokaal op de Fluwelen Burgwal in Den Haag, waar de Amsterdamse arts Ben Polak voor de CP een inleiding hield. Voor zover ik mij na al die jaren kan herinneren ging het over de buitenlandse politiek van Stalin. Het was bepaald niet eenvoudig om daar een inleiding over te houden, want de politiek van Stalin werd in die dagen gekenmerkt door een ‘zigzag koers’.

Je kon als je een beetje vertrouwd was met de bolsjewistische methode die koers wel volgen, maar dan moest je wel een andere krant lezen dan Het Volksdagblad, het orgaan van de Hollandse CP. Daarin namelijk las je wat Stalin niet meer wilde, maar ‘eergisteren’ nog wel. Men was beter op de hoogte als men niet het Volksdagblad raadpleegde, maar de in Zwitserland uitgegeven Rundschau, orgaan van de Komintern. Daarin stond namelijk Stalins politiek van ‘gisteren’.

Aan het einde van de Haagse Wagenstraat was er destijds een anarchistische boekhandelaar en die verkocht heel wat andere lectuur dan je in de meeste winkels kon krijgen. Daar kocht ik bijvoorbeeld Die Neue Weltbühne, waarin onder andere Carl von Ossietzky schreef. Daar kocht ik ook Die Rundschau en ik had deze in mijn zak toen ik daar, zekerheidshalve op de achterste rij en vlak bij de deur was gezeten. Polak legde niet onhandig, Stalins politiek van ‘eergisteren’ uit. Toen ik als discussiant Stalins politiek van ‘gisteren’ kritiseerde zei Polak, niet zonder arrogantie, dat ik er totaal niets van wist. Toen ik, goed voorbereid, met de Rundschau voor de dag kwam en zei, dat hij er niets van wist was de boot aan. De situatie was iets minder bedreigend dan kort tevoren op de Prinsegracht, maar toch wel zo dat ik binnen de kortste keren buiten stond. Wat ik aan beide gebeurtenissen heb overgehouden is de herinnering of liever gezegd de ervaring, dat de aanhang van de CP uit ‘gelovigen’ bestaat en in alle jaren die hierop volgden is die indruk niet uitgewist maar alleen maar versterkt.

Het derde voorval van ongeveer dezelfde aard vond vele jaren later plaats in België. Ik was uitgenodigd om in Dendermonde zitting te nemen in een panel en daarin zaten een vertegenwoordiger van de Belgische CP, een vertegenwoordiger van de Belgische sociaal democraten, een vertegenwoordiger van de Belgische trotzkisten en een vertegenwoordiger van oppositionele CP ers. In de zaal zelf, onder de ca. zestig toehoorders, zat een jong meisje, dat tot de Belgische maoïsten behoorde. Met haar zou ik in de loop van de avond de degens kruisen. Omstreeks die tijd was Tsjou En lai Minister van buitenlandse zaken van de Chinese Volksrepubliek. In die dagen was mevrouw Baradanaika Minister president van wat toen nog Ceylon heette; in Pakistan stond een dictatoriale generaal aan het hoofd, in beide landen was er sprake van revolutionair verzet van de arbeiders.

De Minister van Buitenlandse Zaken van de Volksrepubliek China (van de ‘maoïstische’ Volksrepubliek) verleende volgens de jonge spreekster steun aan de revolutionaire, in verzet komende arbeiders in beide genoemde landen. Dat klopte allerminst met de brieven, die deze maoïstische minister aan beide politici had gestuurd. De brieven stonden integraal afgedrukt in de Peking Review en ook ditmaal had ik die in de zak.

In die brieven stond precies het tegendeel. Tsjou En lai steunde het dictatoriale bewind in Pakistan, alsmede het even reactionaire bewind in Ceylon. Ik had eerlijk gezegd, met het jonge meisje een beetje medelijden. Door de brieven te overhandigen aan iemand uit de toehoorders, die verklaarde dat hij goed Engels kende en doordat ik hem verzocht had deze vertaald voor te lezen, werd met het jonge ding de vloer aan geveegd. Ze was zo van streek dat ik met haar te doen had. Maar wat kan je anders wanneer je in een panel exact moet weergeven en verklaren wat je eigen politieke opvattingen zijn en waarom. Alles had een onderdeel gevormd van mijn uiteenzetting waarom ik tegen het bewind van Mao Tse toeng en Tsjou En lai was.

De toehoorders bestonden in meerderheid niet uit aanhangers van de partijen die in het panel vertegenwoordigd waren. Het was niet de eerste keer dat ik in Dendermonde sprak en ik wist heel goed dat ze in meerderheid eerder dichtbij mijn opvattingen stonden dan die van de CP of de maoïsten. Hier hoefde ik dus niet mezelf in veiligheid te brengen. Dit des te minder, omdat de twee rechts van mij gezeten functionarissen van de Belgische politieke politie geen ogenblik ingrepen.

Weer jaren later heb ik van discussie geheel afgezien. In een zaaltje in Finsterwolde sprak Paul de Groot. Hij was daar als het ware kind aan huis. Ook hier zat ik op de achterste rij en dichtbij de deur, maar ditmaal niet omdat ik bepaalde teksten in mijn binnenzak had. Ik meldde me niet omdat het heel duidelijk was dat de Groningse landarbeiders die hier aanwezig waren Paul de Groot als het ware voor hun afgod hielden. Discussie zou geen enkele zin hebben gehad en waarschijnlijk zou ik er op z’n minst een blauw oog aan over hebben gehouden. Had destijds ds. Snethlage als het ware het aardse paradijs verheerlijkt, Paul werd kennelijk voor Onze Lieve Heer aangezien.