Paul Denekamp

Wim Kok's gebruik van de geschiedenis

Op 11 december 1995 hield PvdA-leider en minister-president Wim Kok in Amsterdam de Den Uyl-lezing. Die rede kreeg veel aandacht omdat Kok erin afstand nam, explicieter dan welke PvdA-leider voor hem ook, van het oude sociaal-democratische gedachtengoed. Maar ik wil het hier hebben over een opmerking die Kok maakte over de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP): ‘De afsplitsing van splintergroeperingen ter linker- en rechterzijde - respectievelijk de PSP (1957) en DS’70 (1970) - toont overigens aan dat - hoe moeizaam ook - de PvdA op beslissende momenten altijd weer gekozen heeft voor het ideaal van de breed samengestelde volkspartij.’

Visie op PSP van de Volkskrant in 1958 na succes verkiezingen.

Het is al opmerkelijk dat Kok DS’70 als splintergroepering karakteriseert. DS’70 haalde bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1971 acht zetels en kwam, in tegenstelling tot de PvdA, wel in het kabinet-Biesheuvel. Ook de PSP, die als beste verkiezingsresultaat in 1963 en 1967 vier kamerzetels haalde en dertig jaar in de Tweede Kamer vertegenwoordigd is geweest, kan moeilijk een splinterpartij worden genoemd. Waarom koos Kok hier eigenlijk voor het denigrerende woord ‘splintergroepering’? DS’70 was inderdaad een afsplitsing van de PvdA. Maar bij de PSP was van afsplitsing in het geheel geen sprake. Het is overigens een fout die veel vaker wordt gemaakt, bijvoorbeeld  door Hans Righart in zijn boek ‘De eindeloze jaren zestig’. Een jaar geleden liet ook de politiek commentator van het dagblad Trouw Hans Goslinga de PSP zich afsplitsen van de PvdA. Volgens hem gebeurde dat vanwege de NAVO en hij wilde daarmee illustreren hoe omstreden in deze partij de NAVO en haar bewapeningspolitiek waren.

Het daklozenberaad en de PSP
Het initiatief dat leidde tot de oprichting van de PSP werd in mei 1955 genomen door Piet Schut, Johan Riemens en D. van Bentveld. Een maand later kwam een groepje mensen bij elkaar en noemde zich het ‘Daklozenberaad’. Men twijfelde sterk aan de wenselijkheid van het oprichten van een nieuwe politieke partij en probeerde eerst bij een andere partij onder dak te komen. Maar de PvdA wees een voorstel af dat op de PvdA-kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1956 op een verkiesbare plaats een PvdA-lid gezet zou worden die in grote lijnen de opvattingen van het Daklozenberaad deelde en op een onverkiesbare plaats iemand waarvoor het Daklozenberaad een voorkeurstemmen-actie zou kunnen voeren.

In juni 1956 nam het Daklozenberaad het besluit een politieke partij op te richten en het beraad werd omgevormd tot de ‘Actiegroep tot vorming van een Partij op Anti-militarische en Socialistische grondslag’. De degelijke voorbereiding zorgde ervoor dat de PSP bij haar oprichting op 27 januari 1957 statuten, een beginselprogramma en zo’n 350 leden had.

De oprichters van de PSP

De PSP kwam dus niet voort uit een andere politieke partij maar werd opgericht door een aantal mensen die zich politiek ‘dakloos’ noemden. Deze ‘oprichters’ waren een groep van zo’n 20 à 25 mensen, die elkaar vaak al kenden uit andere organisaties waar ze lid van waren. De belangrijkste van die organisaties was zeker de vredesbeweging ‘De Derde Weg’. De politicoloog Lucas van der Land heeft in 1962 een proefschrift gewijd aan de oprichting van de PSP: ‘Het ontstaan van de Pacifistisch Socialistische Partij’. Er was veel kritiek op dit boekje, zowel binnen als buiten de PSP. Van der Land heeft een kleine honderd van de allereerste leden van de PSP geïnterviewd en de informatie uit deze interviews maakt het mogelijk om nog eens heel duidelijk te maken dat de PSP geen afsplitsing van de PvdA was.

De groep van de ‘oprichters’ verschilt aanzienlijk van de door Van der Land geïnterviewde groep van 89 vroege leden van de partij. Ongeveer de helft van de ‘oprichters’ zit niet bij de geïnterviewden. Een groot deel van de geïnterviewden heeft geen rol gespeeld bij de oprichting en heeft ook nooit een belangrijke functie in de PSP vervuld. Van de oprichters heeft niemand een belangrijke rol in de PvdA gespeeld. Een aantal van hen zijn wel lid geweest maar hebben vaak bedankt vanwege de Indonesië-politiek van de PvdA eind jaren veertig. Een paar van hen waren midden jaren vijftig actief in de jongerenorganisatie van de PvdA ‘Nieuwe Koers’ maar zijn daar met een ruzie uitgestapt. Een aantal van de ‘oprichters’ hebben wel begin jaren vijftig een prominente rol gespeeld in mislukte politieke partij, de Socialistische Unie. Het beeld bij de door Van der Land geïnterviewden is ongeveer hetzelfde. Van de 89 van Van der Land waren 22 lid geweest van de Socialistische Unie en 23 van de PvdA. Van die 23 heeft een ruime meerderheid al snel voor de PvdA bedankt vanwege de PvdA-steun voor de Politionele Acties.

Uit de PvdA

De dichter en oud-Eerste Kamerlid Nico Donkersloot was het eerste en waarschijnlijk meteen het meest prominente PvdA-lid dat de overstap naar de PSP maakte, een klein jaar na de oprichting van de nieuwe partij. Maar weinigen volgden zijn voorbeeld. In 1959 maakte de PvdA het bestaan van de linkse oppositiegroep in de partij, het Sociaal-Democratisch Centrum (SDC), onmogelijk. Een paar prominente leden daarvan (onder andere Frits Kief, Bernard van Tijn en Jacques Engels) twijfelden nog een tijdje over de PSP maar traden in de jaren daarna, individueel of in een heel kleine groepje, toch toe. Maar het grootste deel van de leiding en leden van het SDC bleef in de PvdA of werd partijloos. Het allerbekendste oud-PvdAlid dat zich aanmeldde bij de PSP in 1959 was de eerste directeur van de Wiardi Beckmanstichting Gerard Slotemaker de Bruine maar die had al vanwege Indonesië in 1947 bedankt voor de PvdA.

Een georganiseerde overstap van linkse oppositionelen van de PvdA naar de PSP heeft nooit plaatsgevonden. De leden van de PSP zijn ook voor een groot deel niet afkomstig uit de PvdA. Fred van der Spek is het prototype van de PSP’er die zich nooit in de PvdA thuis zou voelen. In de jaren zeventig is wel een aanzienlijk aantal oppositionelen uit de PSP, zoals Peter Smulders, Ger Harmsen en Piet Burggraaf overgestapt naar de PvdA maar ook dat gebeurde niet in groepsverband.

In de ruim vijftig jaar dat de PvdA bestaat zijn er niet veel groepen uit de partij gestapt. De enige grote groep ter linker zijde die, ongeorganiseerd, uit de PvdA stapte waren de vele duizenden bedankers vanwege de Politionele Acties. Lou de Jong en Gerard Slotemaker de Bruine hebben nog geprobeerd hen te verenigen tot een nieuwe politieke formatie maar dat liep al snel op niets uit. Een paar jaar geleden waren er nog de bedankers vanwege het WAO-standpunt en dat leverde ‘Solidair ‘93' op met oud-ABVA-KABO-voorzitter Jaap van der Scheur, die nu een gemeenteraadszetel heeft in Rotterdam.

PvdA en PSP: twee werelden
PvdA en PSP hadden, zeker in de jaren vijftig en begin jaren zestig, niet zoveel gemeen. De PvdA kende in die jaren een pacifistische en op de Derde Weg georiënteerde stroming maar die kreeg weinig gedaan. Maar de leiders ervan zoals ds. Buskes en Fedde Schurer, piekerden er niet over om over te stappen. Ze kozen voor een grote partij en probeerden daar, hoe miniem de kans ook was, een meerderheid voor hun standpunten te krijgen. De PSP bestreden ze fel, ze vonden dat de PSP’ers zich met hun getuigenispolitiek buiten de discussie plaatsten. Alleen een discussie in een grote partij, die kans maakte op regeringsdeelname, had volgens Buskes c.s. zin.

Deze denktrant, het gaat niet om gelijk hebben maar om gelijk krijgen, kan kenmerkend genoemd worden voor de gehele sociaal-democratie, zeker in deze periode. Binnen de PSP werd toen duidelijk anders gedacht, daar geloofde men in het geduldige uitdragen van gedachtes, die in ieder geval gehoord moesten worden en die wellicht ooit meer aanhang zouden krijgen. Deze denkwijze is ook terug te vinden in een groot aantal organisaties die als voorlopers van de PSP beschouwd kunnen worden, zoals Kerk en Vrede, de Wereldfederalisten, de Bellamybeweging en de al eerder genoemde Derde Weg en Socialistische Unie. SDAP/PvdA wordt samen met NVV, VARA, AJC en nog een stel verwante organisaties vaak aangeduid als de rooie familie maar ook als de eerste stroming in de Nederlandse arbeidersbeweging. De CPN wordt met verwante organisaties als de Eenheidsvakcentrale en de Nederlandse Vrouwenbeweging dan de tweede stroming in de Nederlandse Arbeidersbeweging genoemd. De PSP en de hierboven als voorlopers genoemde organisaties beschouw ik als onderdeel van de derde stroming in de Nederlandse Arbeidersbeweging.

Niet zomaar een misvatting
De bewering dat de PSP een afsplitsing is van de PvdA toont volgens Kok iets aan, namelijk dat ‘de PvdA op beslissende momenten altijd weer heeft gekozen voor het ideaal van de breed samengestelde volkspartij’. Omdat de bewering over de PSP niet klopt kan hij dus ook geen onderbouwing zijn van wat Kok wil beweren. Maar ik denk ook dat Kok hier de belangrijkste factor waarom aan pacifisten binnen en buiten de PvdA zo weinig ruimte werd geboden niet noemt. Dat is volgens mij de angst dat de andere, christelijke partijen de PvdA niet meer zouden accepteren als regeringspartij.

Kok zegt in zijn rede de spanning tussen ideaal en werkelijkheid in de sociaal-democratische beweging te willen bespreken. Maar ‘de werkelijkheid’ in de vorm van een brede volksbeweging of een breed samengestelde volkspartij staat daarbij wel voorop en het doel is (mee)regeren. Het ideaal wordt voor de vorm nog aangehangen maar speelt in feite geen rol meer. PSP en DS’70 mogen in Kok’s betoog dienen als vijgenblad, ze mogen laten zien waar de PvdA tussendoor gelaveerd is op haar middenkoers. DS’70 kan zich gezien haar verleden daar moeilijk aan onttrekken maar de PSP heeft hier niets mee te maken, die heeft haar eigen koers gevaren, in haar eigen stroming. Of dat een succesvolle koers was, is weer een hele andere discussie.

De geschiedenis als propagandainstrument

Kok gebruikt in zijn rede vaker de geschiedenis van de socialistische beweging om daar argumenten in te vinden zijn hedendaagse koers te rechtvaardigen. Opvallend is het hoeveel historische fouten en onnauwkeurigheden deze rede bevat. Als voorbeeld deze zin: ‘Al is de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) zelf het product van een breuk met de communisten, pas tussen de twee wereldoorlogen wordt, met name met het Plan van de Arbeid (1935), geworven in het brede maatschappelijke midden en in kringen van de culturele elite.’ Kok ziet kennelijk de Sociaal-Democratische Bond onder leiding van Domela Nieuwenhuis, waar de SDAP zich in 1894 van afsplitste, als een communistische partij. De SDAP behaalde met het Plan van de Arbeid geen electorale successen en de partij verloor eind jaren dertig nogal wat leden. Ik zou niet weten welke belangrijke mensen uit het maatschappelijke midden en of uit de culturele elite toen lid werden. Wel weet ik, over culturele elite gesproken, dat in de eerste paar jaar dat de SDAP bestond mensen als Herman Heijermans, Herman Gorter en Henriette Roland Holst lid werden.
 
Voor dit artikel voert het te ver om al de wonderlijke historische beweringen van Kok te gaan weerspreken. Maar de gemakkelijke manier waarop Kok feiten uit de geschiedenis selecteert leidt tot aanzienlijke vertekeningen en maakt de geschiedenis tot een propagandainstrument. Oud-PvdA-voorzitter Felix Rottenberg deed dat net zo met zijn voorkeur voor grote mannen uit de partijgeschiedenis. Ze roepen op deze manier het beeld op van een historische ontwikkeling die als logische lijn tot het heden moest leiden en proberen zo een rechtvaardiging te construeren voor de keuzes die ze gemaakt hebben om op hun huidige positie te komen. Ook veel recente PvdA-geschiedschrijving lijdt aan dit gebrek. Maar daarover een volgende keer.

Geschiedenis is minder rechtlijnig dan politici als Kok en Rottenberg haar in hun redes laten verlopen. Geschiedenis is het resultaat van een grote hoeveelheid keuzes die mensen steeds weer maken en kunnen maken. Ik hoop dat we zo een bijdrage kunnen leveren tegen het versimpelend gebruik van de recente geschiedenis.

Bronnen
P. Denekamp, ‘De derde stroming in de Nederlandse Arbeidersbeweging: een algemeen overzicht’, in: Bulletin Nederlandse Arbeidersbeweging, 34, juni 1994.
P. Denekamp, ‘Honderd jaar sociaal-democratie’, in: Politiek & Cultuur, december 1994.
P. Denekamp e.a., Sporen van pacifistisch socialisme. Bibliografie en bronnen betreffende de PSP. Amsterdam 1993.
P. van Gurp, De verhouding tussen de Partij van de Arbeid en de Pacifistisch Socialistische Partij in de periode 1957-1963. Groningen 1988 (ongepubliceerde scriptie).
W. Kok, We laten niemand los. Dr. J.M. den Uyl-lezing 11 december 1995. Amsterdam z.j. Ook afgedrukt in Vrij Nederland van 16 december 1995 onder de kop ‘Nederland is aan vernieuwing toe’.  
L. van der Land, Het ontstaan van de Pacifistisch Socialistische Partij. Amsterdam 1962.
Ontwapenend. Geschiedenis van 25 jaar PSP 1957-1982. Amsterdam 1982.