Vader A.K. Bos

Dennis Bos

In vaders voetspoor: J.J. Bos K.A. zn.

Het 'Vlamkamp' dat in de zomer van 1947 op initiatief van het onafhankelijke linkse weekblad De Vlam werd gehouden, bracht socialisten van heel verschillende pluimage bijeen. Behalve om te kamperen en te zingen rond het kampvuur kwam men er vooral om de oude idealen levend te houden. Natuurlijk ontbrak de tafel met politieke literatuur er niet: klassieke werken en de nieuwste brochures werden er verkocht door een oudere, wat stille man, een socialist van het oude stempel. Hij moet er zich hebben thuis gevoeld, zijn waar aanprijzend aan oude bekenden, jongeren de weg wijzend in de stapels socialistische wijsheid.

Zestig jaar daarvoor had de verspreiding van rood drukwerk onder heel andere omstandigheden plaatsgevonden. In 1883 waren de Amsterdamse socialisten begonnen met de straatverkoop van hun blad Recht voor Allen. Daar was moed voor nodig geweest. Aanvankelijk werden de colporteurs nogal eens belaagd door vijandig publiek, maar al snel nam de Amsterdamse politie die rol over. Colporteurs werden met grote regelmaat opgebracht, mishandeld, tot geldboetes en gevangenisstraffen veroordeeld. Kampioen der Amsterdamse socialistische straatverkopers was Karel Antonie Bos (1846-1899).

Jarenlang was hij dagelijks op straat te vinden, tientallen keren werd hij opgepakt, meermalen door agenten in elkaar geslagen en tot maandenlange gevangenisstraffen veroordeeld. K.A. Bos werd op die manier een beroemdheid in Amsterdam en in de beweging. Bij zijn overlijden verschenen pagina-grote In Memoriams en het verhaal van zijn levensloop kreeg een plaats in Vliegens Dageraad der volksbevrijding en het huidige Biografisch woordenboek.

K.A. Bos was niet alleen. Juist om zich teweer te stellen tegen agressieve agenten en Oranjeklanten traden de colporteurs op in ploegen. Tussen hen in liep een klein kind, het zoontje van K.A. Bos. Als de verkoop goed liep werd hij naar huis gestuurd om nieuwe kranten te halen. De kleine Jan Bos, toen nog geen tien jaar oud, zou opgroeien tot de oude man achter de lectuurtafel in het Vlamkamp van 1947. Op 15 februari 1876 was hij, oudste van vijf kinderen, als Johannes Jacobus Bos geboren. Juist in die periode werd zijn vader als suikerbakker actief in de vakbeweging en kwam zo in aanraking kwam met de kern van vroege socialisten uit de teloor gegane Internationale. Toen dezen in de zomer van 1878 een nieuw verband vonden in de Sociaal-Democratische Vereeniging, sloot K.A. Bos zich al snel bij hen aan. Die vroege keuze voor het socialisme zou een zwaar stempel drukken op de levensloop van zijn zoon.

Het Volkspark in Amsterdam, links vooraan achter de tafel K.A. Bos.

Rode jeugd in de Jordaan
De jeugdjaren van J.J. Bos verliepen allesbehalve zorgeloos. Al voor zijn tiende jaar liep hij mee in de colportageploeg van zijn vader en was hij getuige van de, soms zware, gevechten die geleverd werden met de politie. Daarbij kwam het geweld overigens niet van één kant. In die jaren weerden de socialisten zich met hun vuisten en houten knuppels en een enkele keer werd, met groot succes, peper in de ogen van agenten gegooid. Vader Bos nam in 1885 zijn revolver zelfs mee ter vergadering. Aan gewelddadige indrukken ontbrak het de opgroeiende kinderen van Bos bepaald niet. In februari 1887 werd de verjaardag van Koning Willem III aanleiding voor een massale belegering van de woning van de familie in de Hazenstraat. Op twee achtereenvolgende avonden verzamelden zich dreigende groepen Oranjeklanten voor de deur en sneuvelden de ruiten van Bos' socialistische boekhandel en uitgeverij. De politie liet zich in die dagen nauwelijks zien en de Amsterdamse gemeenteraad oordeelde achteraf dat Bos de ellende over zichzelf had afgeroepen door te weigeren het beruchte smaadschrift Koning Gorilla uit zijn winkelraam te verwijderen.

K.A. Bos met boekentas voor de deur van lokaal Constantia aan de Rozengracht te Amsterdam.

Toch had het socialisme haar Amsterdamse aanhang in die jaren meer te bieden dan geweld en vervolging alleen. Zeker onder de socialisten in een buurt als de Jordaan, waar het gezin Bos woonde, ontstond al heel vroeg een sociaal netwerk met een uitgebreid verzorgingspakket. Het krioelde in de afdeling van schoen- en kleermakers, voor kruidenierswaren kon men terecht bij penningmeester Mater, voorzitter Jan Fortuyn en K.A. Bos verzorgden de lectuur, kapper Baars knipte haren en veteraan Klaas Ris ging langs de deur met brandstoffen. Wie er eens echt uit wilde kon terecht op het Waterlooplein, waar partijgenoot Penning zijn bierhuis dreef. Aan gezelligheid geen gebrek. Decennia later nog zou J.J. Bos met smaak vertellen hoe Klaas Ris aan het eind van een lange dag petroleumventen geregeld bij zijn vader aankwam. Ris lustte wel een borrel en als hij in een vrolijke bui was, nam hij tot ontzetting van moeder Bos zijn ezeltje mee naar binnen. De kleine Jan Bos ging school bij A.H. Gerhard, zoon van de Internationale-voorman Hendrik Gerhard en de eerste rode bovenmeester van Nederland. Diens broer Jan, ook al een rode schoolmeester, kwam bij het gezin Bos over de vloer. Brandpunt van het sociale leven van de Amsterdamse socialisten in de jaren 1880 was het Volkspark, net buiten de Jordaan in het groen. De liederen die men er zong waren geschreven door P.C. de Ruyter, een buurtgenoot en neef van Fortuyn wiens revolutionaire smartlappen door K.A. Bos werden uitgegeven. Hier kwam men samen, niet alleen voor de politiek, maar ook voor ontspannen avonden met toneel, zang en manhaftige demonstraties van de eigen schermclub. Ook dit was de kinderwereld van Jan Bos, samen met zijn vader achter de lectuurtafel aan de ingang van de zaal in het Volkspark. Zijn eerste baantje vond J.J. Bos dicht bij huis, als bediende in de socialistische boekwinkel van Jan Fortuyn.

In de zomer van 1896 werd K.A. Bos weer eens door justitie uit de roulatie gehaald. Het was maar voor drie maanden, uit te zitten in Rotterdam, maar het zou de laatste keer blijken. Wat ervan waar is valt niet meer te achterhalen, maar in de beweging ging al snel het verhaal dat Bos er welbewust de dood is ingedreven. Door hem meubels met terpentine te laten politoeren zouden zijn longen zijn vernield. Vast staat in ieder geval dat vader Bos als een wrak thuis is gekomen. Nog drie jaar heeft hij, afwisselend thuis en in het gasthuis, liggen zieltogen, zijn kinderen en kameraden aansporend het grote werk voort te zetten. Zoon Jan, nu twintig jaar, nam geleidelijk de boekwinkel en vaders marktplaats op het Amstelveld over. Hij deed het in de geest van zijn vader en werd in dezelfde tijd hoofdbestuurder van de Sociaal-Democratische Jongeliedenbond.
 
Een gewichtige taak wachtte J.J. Bos in november 1899. Op 31 oktober was zijn vader, na Domela Nieuwenhuis nog eens de hand gedrukt te hebben, eindelijk overleden. Namens de familie trof J.J. Bos de voorbereidingen voor de begrafenis. Het moet hem vanaf het begin duidelijk zijn geweest dat het niet bij een familie-aangelegenheid zou kunnen blijven. De socialistische bladen van alle schakeringen riepen de kameraden op de overledene de laatste eer te bewijzen en begonnen tussen de regels door zelfs al te strijden over de vraag welke richting de overledene was toegedaan. Leden en oud-leden van het vrij-socialistisch mannenkoor Excelsior werden voor een generale repetitie 'inzake Bos' opgetrommeld. Verschillende winkeliers adverteerden met een nieuw artikel: het portret van K.A. Bos op fraai versierd karton, de rode variant van het bidprentje. Vanaf het sterfhuis, Kinkerstraat 68, trok op 8 november 1899 een indrukwekkende stoet naar de begraafplaats Vredehof. De familie, J.J. Bos, zijn moeder, broer en drie zusters, werd gevolgd door duizenden mannen en vrouwen, gewone arbeiders en socialistische voormannen. Een rode vlag dekte de kist en aan het graf zong het koor enkele stemmige liederen temidden van vlaggen en vakbondsvaandels. Aan de groeve spraken zowel anarchisten als Socialistenbonders, geen SDAP-ers. De laatste spreker had blijkens het verslag in Recht voor Allen de minste stof: J.J. Bos dankte met een paar woorden voor alle belangstelling en zei te hopen dat allen 'de voetsporen van zijn vader zouden volgen en den strijd aanbinden tegen het kapitalisme, voor het socialisme.'

Op eigen benen
Na het overlijden van zijn vader zette Jan Bos, die zich voortaan nadrukkelijk J.J. Bos K.A.zn. noemde, de boekhandel en uitgeverij voort. De markt was, sinds de hoogtijdagen van het winkeltje van de oude Bos, hopeloos verpest door het politiek gekrakeel in de beweging. De 'oude beweging', nu opererend als Socialistenbond, werd heftig bestreden door zowel de sociaal-democraten van de SDAP als de Vrije Socialisten van Domela Nieuwenhuis. Uiteindelijk koos ook J.J. Bos voor de SDAP, gezien de noodzaak een klantenkring van enige omvang te vinden wel de meest verstandige keus. Rijk werd hij niet. In het kasboek van de SDAP-brochurehandel zou de onderneming van J.J. Bos jarenlang in rode cijfers worden vermeld. Het weerhield hem er niet van als uitgever stevig aan de weg te timmeren. In de eerste jaren van de nieuwe eeuw verschenen bij Bos een groot aantal kleine brochures van Nederlandse en buitenlandse socialisten, variërend van Het ABC der sociaal-demokratie tot de prenten van Albert Hahn. In 1907 verzorgde J.J. Bos de uitgave van een belangrijk boek van Jan Oudegeest en I.G. Keesing, een Practische handleiding voor vakvereenigingsadministratie. Het was zijn meest omvangrijke uitgave ooit, schitterend uitgevoerd met een groot aantal uitvouwbare voorbeeldformulieren waar elke beginnende vakbondsbestuurder zijn voordeel mee kon doen. Een paar maanden later was Bos failliet.

In dienst van de beweging
De SDAP bood hem een nieuwe kans. In januari 1910 werd J.J. Bos K.A.zn. door het partijbestuur aangewezen als beheerder van de brochurehandel van de partij. Al vanaf het begin ging het mis. De eerste rekening die Bos aan het partijbestuur zond, bleek door een vergissing ruim 35 gulden te hoog. Binnen een paar weken begonnen uit de afdelingen klachtenbrieven binnen te stromen: bestellingen werden niet of verkeerd uitgevoerd, rekeningen klopten niet, brieven werden niet beantwoord en met enige regelmaat ontving men pakketten met niet bestelde brochures. Na een jaar ploeteren kreeg Bos een assistent toegewezen in de persoon van P.C. Kappetein. Het archief van de SDAP bevat nog diens rapportages over Bos' manier van werken aan het partijbestuur. Daaruit blijkt duidelijk dat J.J. Bos de zaak runt zoals zijn vader en hijzelf dat als kleine zelfstandige hadden gedaan: improviserend, weinig gestructureerd en allesbehalve zakelijk. Het eigen bedrijfje van vader en zoon Bos had haar klantenkring in de onmiddellijke nabijheid gehad: de eigen buurtgenoten en oude bekenden uit de beweging. Veel administratieve vaardigheden waren daarbij niet nodig geweest. In de brochurehandel van de SDAP, die de afdelingen in het hele land verzorgden, was dat wel anders. J.J. Bos was er niet tegen opgewassen. Zelfs de portier van het partijkantoor was het opgevallen. Diens commentaar bij het zien van het geworstel met facturen en bestellingen: 'Bos zit weer kaart te spelen'. Op 18 maart 1911 oordeelde het partijbestuur het geval Bos hopeloos en werd besloten hem met onmiddellijke ingang te ontslaan.
 
Voor Bos zelf was het ontslag een opluchting: in een bittere afscheidsbrief aan het partijbestuur wees hij alle verantwoordelijkheid van de hand en hekelde de tegenwerking en het gekonkel achter zijn rug: 'Het is een treurig verschijnsel dat een functionaris der partij met genoegen uit zijn betrekking gaat, alhoewel hij onzeker de toekomst tegemoet gaat.' Met drie maanden salaris op zak begon Bos weer voor zichzelf. Al snel veroverde hij een positie als vaste uitgever en brochurehandelaar van de vrijdenkersvereniging De Dageraad en ook de stroom eigen uitgaven kwam langzaam weer op gang. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog brak voor J.J. Bos echter een tijd van extreme armoede aan, de handel zakte volledig in en voor een winkelier in socialistisch drukwerk viel al helemaal weinig te verdienen. 'Moeder en kinderen zijn tenger, klein en zwak', de woning 'volks' en 'eenvoudig', noteerde een armen-bezoeker die in 1916 Bos en zijn inwonende moeder en zuster inspecteerde.

Communisme
In politiek opzicht leken de zaken echter juist in die tijd weer op te leven. In 1915 stapte J.J. Bos met ander linkse opposanten uit de SDAP en werd uitgever van Henriëtte Roland Holsts Revolutionair Socialistische Vereniging, om zich met haar in 1916 bij de tribunisten van David Wijnkoop aan te sluiten. Hier, in wat al snel de Communistische Partij in Nederland zou worden, ondernam J.J. Bos zijn belangrijkste activiteiten als uitgever. Tussen 1917 en 1920 verschenen tientallen communistische brochures bij de uitgeverij J.J. Bos in de Kinkerstraat 300, 1 hoog. Het werk van kopstukken als Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst, Lenin en Trotski werd in grote oplagen voor het publiek toegankelijk gemaakt. Helemaal alleen stond Bos er nu niet meer voor. Zo nam hij in 1920 op zich de politieke werken van Herman Gorter in een reeks ('Het Communisme') opnieuw uit te geven. Uiteindelijk verschenen 7 van de aangekondigde 10 delen. De verkoop moet zijn tegen gevallen: nog in 1934 waren van alle titels blijkens een advertentie ruime voorraden leverbaar. De financiële gevolgen voor Bos bleven dit keer beperkt. Recent onderzoek van G. Voerman heeft aangetoond dat het West-Europees Bureau van de Komintern 7000 gulden ter beschikking had gesteld om de uitgave mogelijk te maken.

De breuk van Gorter en de radencommunisten met de CPN betekende ook het einde van Bos' verbintenis met die partij. Niet echter van zijn inzet op de linkervleugel van de socialistische arbeidersbeweging. In de jaren 1923-1926 was hij betrokken bij de oppositionele Bond van Kommunistische Strijd- en Propagandaclubs, en ook in die jaren bleef hij trouw op zijn post als rode boekhandelaar en colporteur. In dit kleine maar actieve milieu van vrijgevochten radicalen was hij op zijn best. Opmerkelijk is de wijze waarop politiek en handel samengingen. Boeken die in De Kommunist werden aangeprezen waren steeds leverbaar in de Kinkerstraat, en dat gold ook andersom. Vanaf 1932 was Bos met andere oud-BKSP-ers betrokken bij de Onafhankelijke Socialistische Partij. Met name het werk van de Vereniging voor Socialistische Ontwikkeling moet zijn hart gehad hebben. Op de sprekerslijst van de VVSO prijkt de naam van J.J. Bos naast die van de jeugdvrienden. Met Barend Luteraan was Bos lid geweest van de Jongeliedenbond en aan hem had hij zijn eerste baantje in de boekhandel van Fortuyn overgedaan. Een belangrijke rol in de vereniging speelde Jan Rogge, Fortuyns schoonzoon.

In de marge
In de jaren rond 1930 verschenen nog slechts incidenteel uitgaven bij J.J. Bos. Meer dan een brochure over de werkeloosheid en een roofdruk van een oude vertaling door Vliegen heb ik niet kunnen vinden. Het archief van de Vereniging ter behartiging van de Belangen des Boekhandels vermeldt dan ook dat de uitgeverij en boekhandel in februari 1934 werden opgeheven. Officieel moge dat zo zijn, in werkelijkheid zette Bos de boekhandel gewoon voort zoals hij dat altijd had gedaan. Een winkel was er niet, de boekenvoorraad lag gewoon thuis op één hoog. Alleen al daarom moest de klantenkring beperkt blijven tot de politieke- en persoonlijke vrienden van deze eigenaardige kleinhandelaar. Precies zoals zijn vader het veertig jaar eerder had gedaan, bracht J.J. Bos het rode woord onder de aandacht: weinig zakelijk, zonder boekhouding en met beperkte middelen. Precies als zijn vader vulde hij zijn inkomsten aan met kleine klusjes in de beweging. In de correspondentie tussen Roland Holst en Henk Sneevliet duikt Bos op als de man die in deze jaren voor het NAS en uitgeverij Querido langs de deuren gaat. Tot aan zijn dood in januari 1948 bleef hij de oude kameraden trouw bezoeken, steeds met een zware tas vol boeken en brochures op de schouder, precies zoals in 1899 een tekenaar zijn vader K.A. Bos had vereeuwigd.

J.J. Bos K.A.zn. was maar een kleine man in de marge van de beweging. Toch liet hij niet na indruk te maken. Jef Last schreef een laatste groet in De Vlam van 23 januari 1948: 'zijn geloof in het socialisme was zo rotsvast, dat de uiteindelijke twijfel er geen aanknopingspunt kon vinden. Zijn persoonlijk lot, hier op aarde of hiernamaals, interesseerde hem slechts weinig, maar hij geloofde met absoluut innerlijke zekerheid aan de toekomst van het socialisme en het geluk der toekomende geslachten. Voor dat ideaal heeft hij geleefd en in dat vast geloof is hij gestorven.'