Marten Buschman

‘Wat hebben we gelachen!’ Het bruisende leven van Otto Sterman

Bij de dood van de acteur Otto Sterman in november 1997 moest ik terugdenken aan mijn oude Amsterdamse honkbalclub ABC, die overigens ook verleden jaar ter ziele ging. Bij het 50-jarig bestaan van die club was een mooi gedenkboek verschenen. Sterman was op verschillende manieren nadrukkelijk aanwezig. Zo had hij een stukje geschreven, waren er een aantal prachtige foto’s van hem opgenomen, en vooral een aantal saillante anekdotes van anderen over hem! Dat was in 1984. Vijf jaar later was er weer een gedenkboek met Sterman er in. Nu was het de zeventigjarige Vereniging Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers. Ook hierin was Sterman nadrukkelijk aanwezig. 

Otto Sterman aan slag in wedstrijd te Hilversum (1943) ten tijde van het grashonkbal.

In de verschillende korte levensberichten in de Nederlandse dagbladen  - behalve in Trouw, waar Mart Smeets Sterman herdacht als warme buurtbewoner - stonden echter voornamelijk zijn activiteiten als toneelspeler vermeld. Maar achter zijn openbare toneelleven speelde zich meer af. Elk mens ontwikkelt tijdens zijn leven als het ware een eigen web, waarin vele draden samenkomen. Hoewel niemand zicht heeft op het web als geheel, herkent hij de persoon in de enkele draden waarop hij wel zicht heeft. Als een persoon sterft dan verdwijnen langzaam de draden van het web en het web zelf. Voordat het persoonlijke web van Otto Sterman met de wind meegevoerd wordt, wil ik de minder bekende web-draden laten oplichten.

Vier-en-tachtig was Otto Sterman toen hij stierf. Hij was geboren te Amsterdam in 1913 als zoon van een Nederlandse moeder en een West-Indische vader. Vanaf 1934 werkte hij als gymnastiekleraar, masseur en docent heilgymnastiek. In 1935 speelde hij door toevalligheden zijn eerste bijrol als Westindische bediende in het oer-hollandse toneelstuk De familie Kegge. Zijn grootste bekendheid verwierf hij als verteller in een jeugdserie Oom Otto vertelt op het eind van de jaren vijftig. Maar hij was en deed meer. In het midden van de jaren dertig, toen hij begon met een klein rolletje in het grote toneel, werd hij lid van de op 22 mei 1934 opgerichte honkbalvereniging Amsterdamse Baseball Club (ABC). Als zoon van een ‘Antilliaan’ en als sportleraar kon hij vanaf het begin goed meekomen. In dit ABC was hij een spraakmakende figuur.

Maar ook in de Woodbrookers-beweging was hij als religieus-socialist actief betrokken. Bij de Arbeiders Gemeenschap van de Woodbrookers te Bentveld was hij een ‘bepalend’ figuur in de jaarlijkse muziek-weken, waarin luisteren naar muziek, ochtendwijdingen, discussies en zelf voordragen en musiceren elkaar afwisselden. Tijdens de tiendaagse werkweken waren het vooral de ochtendwijdingen die op iedereen indruk maakte. Sterman droeg veel bij aan de ochtendsfeer door zijn belangstelling voor mensen, zijn spel met de dwarsfluit en zijn bewogen instelling. Als bewonderaar van het werk Henriëtte Roland Holst droeg hij gedichten van haar voor. Met name het ‘Wij zullen u niet zien, lichtende Vrede’ uit 1923 heeft hij met veel succes voorgedragen zoals op 1-Mei bijeenkomsten.Hij was geraakt door het werk en de filosofie van de joodse wijsgeer Martin Buber. De sociale filosofie van Buber is er op gericht voorwaarden te scheppen waaronder mensen weer in vertrouwen met elkaar kunnen omgaan. Deze omschrijving is kort en laat daarom veel nuanceringen van Buber weg. Otto Sterman is er echter wel mee getypeerd.
 
‘De negercultuur als uitgangspunt’, was de kop bij Stermans necrologie in Het Parool. Het lijkt mij onzin. Otto Sterman was vooral zichzelf. Als een van de weinige negers in Nederland viel hij natuurlijk wel op. En speelde hij veel negerrollen. Daarnaast had hij belangstelling voor antiek, was lid van de bond Heemschut en deed aan voetbal, tot op hoge leeftijd (75 jaar) tennis en honkbal. Een jonge Hans Dulfer, die toen nog niet kon kiezen tussen zijn sax en zijn base, vond het een voordeel dat ABC ook ‘een echte neger, te weten Otto Sterman’ had. Maar Sterman maakte zich door zijn enthousiaste optreden en zijn kwaliteiten als honkbal- en toneelspeler, als religieus-socialist, als sportleraar en als wervend figuur onmisbaar en ook geliefd bij iedereen.

‘Speelt die Sterman daar nog’, vroeg mijn oom toen ik 1978 bij ABC ging spelen. Mijn oom kende Sterman van een wedstrijd tijdens de oorlogscompetitie in 1942 of 1943. De rooms-katholieke arbeidersclub TYBB (The Yellow Black Boys) speelde tegen de Amsterdamse heren uit de ‘betere milieus’. Maar Sterman doorbrak door zijn kundigheiden en zijn enthousiasme de klassetegenstellingen ook na de wedstrijd.   

Hans Dulfer beschreef in 1979 Sterman met de volgende anecdote: ‘Ik stond in het slagperk toen ik opeens het sonore geluid van onze coach Sterman time-out hoorde brullen. Ik stapte uit het slagperk en begaf me richting Sterman om te vernemen wat hij me te vertellen had. Normaliter sprak ik hem alleen onder de douche, waarbij hij steevast vroeg of ik wist waarom negers nooit verkouden kunnen worden. Als ik dan ontkennend antwoordde, wees hij grijnzend op z’n verschrompelde piemel en riep in het Pengel-Nederlands uit: ‘Omdat we altijd een rol drop bij ons hebben.’ Ik verwachtte dan ook niet veel van het advies dat hij me zou geven, maar het publiek des te meer. Reikhalzend volgden de toeschouwers onze passen en toen we elkaar halverwege ontmoetten, kon je een speld horen vallen. Duizenden mensen hielden hun adem in om maar iets te horen van die geniale aanwijzing die coach Sterman mij zou geven en eerlijk gezegd was ik daar zelf ook wel een beetje benieuwd naar. Zonder een woord te zeggen legde hij zijn linkerhand om m’n schouder en trok me naar zich toe, terwijl hij me met z’n grote ogen doordringend aankeek. (...) Hij bleef me aankijken en perste het langverwachte advies over z’n lippen: ‘RAAK UM DULF!!’ Ik keek bedenkelijk, kikte begrijpend en begaf me naar het slagperk om roemloos voor drie slag uit te gaan.’

Het ‘raak um ... ’- en vul dan maar een naam in - heeft naam gemaakt. Het is lange tijd populair geweest: in het gehele hete seizoen 1980 heeft die aanwijzing over de Amsterdamse honkbalvelden gezweefd wanneer coaches hun aanwijzingen gaven. Vooral honkballers van buiten Amsterdam begrepen er maar niets van.  

In zijn eigen bijdrage aan het ABC-jubileumboek uit 1984 schreef Sterman vooral dat zijn totaal van de herinnneringen gelukkig positief was: ‘Wat hebben we samen gelachen. Tot huilens toe. Plezier in sport- en spelbeoefening, heeft bij mij altijd de boventoon gevoerd.’   

In het gedenkboek van de Woodbrookers vermeldt Sterman niet dat hij dwarsfluit speelde én ook niet dat hij voor vele aanwezigen een centrale en indrukwekkende persoonlijkheid was. Hij herinnerde zich vooral de muziekweken als ‘vreugdevolle, leerzame en ik denk ook onvergetelijke tijden’.

Otto Sterman fluit spelend met kind op muziekkamp in augustus 1956.

Deze twee eigen uitspraken typeren Sterman. Een ieder die hem meegemaakt had, kon hem niet vergeten. En hij was een persoon, die enthousiamse meebracht. Het is jammer dat zijn web verdwijnt.  

Bronnen
ABC vijftig jaar een opmerkelijke club. Amsterdam 1984.
Hans Dulfer, ‘Three bass hit’, in: Het Honk. Clubblad van ABC, februari 1980, overgenomen uit muziekkrant OOR (Kerstnummer 1979).
Ab Engelsman, Johan Wijne, Herinneringen aan 70 jaar AG. Zeewolde 1989.
Gesprekken met Joop Buschman, Ab Engelsman, Marijke Sterman-Vleeschdraager  en Lideke in ‘t Veld.

Voor meer info over Otto Sterman zie het artikel over hem in het Baseball & Softball Magazine (jaargang 1, nummer1) en de website van Egbert Zijlema