Hendrik Defoort

‘Debout! Les damnés de la terre!’
Naar aanleiding van 110-jaar Internationale.


De melodie van de Internationale is wellicht de meest gekende ‘marsmuziek’ ter wereld. Het arbeiderslied was een cruciaal onderdeel van de arbeiderscultuur en had bovendien voor de arbeidersbeweging een sterk propagandistische waarde. De Gentse voorman Edward Anseele beschouwde het lied als ‘het sterkste cement dat de arbeidersmassa binden kan’.

Het 'grote' lied kan niet verhinderen, dat historici geen vat krijgen op de 'kleine' man.

De Gentse sociaal-democraten hebben altijd oog gehad voor het binden van de massa. Cruciaal was het overtuigen van grote groepen arbeiders tot het zetten van de eerste stap in de richting van het ‘rode gevaar’. Die stap kwam er niet onder invloed van de ‘verheven socialistische leer’, maar wel dankzij de onmiddellijke materiële voordelen van de verbruikscoöperaties. Wie lid werd van de coöperatie ‘Vooruit’, had ook onmiddellijk een partijkaart en kreeg dagelijks de partijkrant in de bus. Via een brede waaier van socio-culturele verenigingen werden de voordeeljagers vervolgens opgevoed tot ‘echte’ socialisten. In die opvoeding werd veel aandacht besteed aan de levensverhalen van de voormannen en alle opofferingen die zij brachten. De opgang van een staatsgevaarlijk marginaal tot respectabel gemeenteraadslid toonde heel concreet de maatschappelijke opgang die door het socialisme voor iedereen bereikbaar was. Men identificeert zich ook makkelijker met figuren dan met vage noties als groepssolidariteit.

Geboren te Gent
Geen enkele kans om hun beweging of hun stad een heroïsche rol toe te dichten werd door de Gentse sociaal-democraten onbenut gelaten. Het is dan ook opmerkelijk dat de componist van de Internationale geen plaats kreeg in het Gentse socialistisch pantheon. Pierre De Geyter werd nochtans op 8 oktober 1848 in Gent geboren. Daarenboven had hij ook een familieband met Paul Verbauwen, socialistisch militant van het eerste uur. Een vergetelheid? Of had hij, alle internationalisme ten spijt, te weinig banden met de eigen beweging?

Het feit dat historici tuk zijn op verjaardagen en herdenkingen maakt dat hij voor zijn 150ste verjaardag dan toch even in de kijker wordt geplaatst in zijn geboortestad. Het Masereelfonds en het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (AMSAB) openden op 8 oktober 1998 een tentoonstelling die op een gevarieerde manier het leven en vooral de tijdsgeest van De Geyter evoceert. Heel aardig zijn bijvoorbeeld de verschillende versies die doorheen de afgelopen eeuw van de Internationale werden gemaakt, tot en met Billy Bragg’s versie van 1989. Daarenboven werd voor de gelegenheid ook een populair-wetenschappelijk boek aan De Geyter en zijn beroemde lied gewijd: Pierre De Geyter: het grote lied van een kleine man. Hoezeer de verzuiling in België nog aan de orde van de dag is, blijkt uit de werking van instellingen als het AMSAB. De luttele overheidssubsidies laten geen enkele creativiteit toe. Die armslag moet verwezenlijkt worden door prestigieuze projecten als 100-jaar Algemeen Belgisch Vakverbond. Van een nationaal equivalent van het IISG kan men in België enkel dromen. Ook dit keer zorgt de steun van de Gemeenschappelijke Socialistische Actie voor de kers op de taart. Waar Hippoliet Van Peene – auteur van de Vlaamse Leeuw – al lang een ‘lieu de mémoire’ had in Gent, krijgt nu ook De Geyter zo’n stek. In februari 1999 wordt in de tuin van het Gentse Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (MIAT) Tom Frantzens standbeeld van De Geyter ingehuldigd.
 
Een standbeeld voor de kleine man  
Wie krijgt hier eigenlijk een standbeeld? Wie was die ‘kleine man’? De ouders van Pierre De Geyter zijn zowat het prototype van het midden 19de eeuwse arbeidersgezin. De vroege industrialisering van Gent was geen onverdeeld succes. Hoewel niet geremd door enige sociale wetgeving konden vele jonge bedrijven een dalende afzet soms niet opvangen wegens kapitaalsgebrek. Tijdens crisissen werden ze vaak tijdelijk gesloten met grote werkloosheid als gevolg. Mocht iemand van de generatie van rond 1850 een goede halve eeuw later ‘kunnen terugkomen, en op zon- en feestdagen op een van de openbare plaatsen de massa’s in ogenschouw nemen, hij zou vast en zeker menen dat er geen armen meer zijn, maar de wereld uitsluitend bewoond is door rijke lieden’, schreef Pol De Witte (1848-1929) in zijn herinneringen. Arbeiders die problemen hadden met het gerecht en diegenen die te lang in de werkloosheid bleven hangen weken vaak uit naar het zich industrialiserende Noord-Frankrijk. Het bestaan van een ruim reservoir aan arbeidskrachten in buurland België was zelfs één van de doorslaggevende factoren voor de snelle industrialisering van het département du Nord. Tijdens de crisis in de Gentse textiel- en metaalsectoren van 1855 vertrokken ook vader en moeder De Geyter met hun gezin naar Rijsel. Verschillende familieleden waren hen rond 1852 al voor gegaan.

Hagiografische speldenkopjes

Het levensverhaal van Pierre De Geyter blijft tot op vandaag steken in hagiografische speldenkopjes. Hij zou gewerkt hebben als ‘draadjesmaker’ in een locomotieffabriek; zou vanaf 1864 avondlessen tekenen hebben gevolgd aan de Rijselse academie; zou als avondstudent aan het Rijselse conservatorium in 1866 een eerste prijs voor blaasinstrumenten gewonnen hebben; zou al snel na de oprichting van de Parti Ouvrier Français (POF) in 1880 lid zijn geworden; zou met zijn broer en schoonbroer door de arbeidersbuurten van Rijsel getrokken zijn ‘om met veel zin voor animatie stakingen en electorale campagnes te ondernemen en de kas van de goede zaak te spijzen’. De sterk door de Belgen beïnvloede Noord-Franse socialistische beweging stond in Rijsel onder leiding van Gustave Delory en Henri Samson. Eind 1887 werd het arbeidskoor La Lyre des Travailleurs opgericht. Pierre De Geyter was er de dirigent met dienst.Tijdens de repetitie van 15 juli 1888 gaf Delory een bundel met gedichten van Eugène Pottier aan De Geyter, met de opdracht om diens Internationale op muziek te zetten. Een week later was die klus geklaard en werd het lied al gebruikt om een feest van de dagbladverkopers vakbond op te luisteren. Delory en de POF zagen dat het goed was en lieten het lied onmiddellijk op 6000 exemplaren drukken.

Om problemen met werkgevers te vermijden werd op het pamflet enkel de wijdverspreide familienaam De Geyter vermeldt. Volgens de hagiografische bronnen mocht het niet baten: Pierre werd ontslagen. Om den brode kluste hij her en der. De 20-jarige klusjesman huwde in augustus 1889 met Marie Françoise Delabellière en werd een jaar later ook vader. Maar de kleine Pierre Julien overleed nog tijdens het eerste levensjaar. De geboorte van een tweede zoon, Julien Auguste, in 1892, heeft misschien die pijn wat kunnen verzachten. In 1901 verhuist het gezin De Geyter naar Saint-Denis, een voorstad van Parijs, waar hij bij de ateliers Delaunay-Belleville aan de slag kon als ‘modelwerker’. Met Gent is er duidelijk geen voeling meer. Pierre is op en top Fransman geworden. Zijn tweede zoon sneuvelde in de eerste maanden van de Grote Oorlog in een Franse soldatenplunje. In zijn biografische schets geeft Jan Olsen aan dat Pierre ‘jarenlang een gewaardeerd en heel actief militant’ bleef van de POF. Gewaardeerd? Waarom diende hij dan te klussen om den brode? De beweging had hem makkelijk een baan kunnen geven in hun Vooruit, de grote verbruikscoöperatie L’Union de Lille, die door Henri Samson werd geleid. De opbrengsten die voortvloeiden uit de verkoop van het gedrukte lied, die werden alvast gewaardeerd. Wilde Pierre een stukje van die koek? Vast staat dat hij de Rijselse POF de rug toekeert. Die breuk is op zijn minst een stimulans geweest voor de verhuis naar Parijs. Gustave Delory, de eerste socialistische burgemeester van Rijsel, heeft hem alvast geregeld desertie verweten. Zelf trad Delory geregeld de principes van de beweging met de voeten. Wanneer Jean-Baptiste ‘Le temps des cerises’ Clément in datzelfde jaar 1901 de rechten De Geyters ‘L’Internationale’ wil kopen krijgt hij van Delory te horen dat die door componist Adolphe De Geyter werden afgestaan aan de Imprimerie ouvrière de Lille. De beweging kon dus zonder probleem het geld van Clément innen. Kreeg Delory een njet te horen van Pierre? Diens broer Adolphe werkte aan de stad en durfde de burgemeester niets weigeren. Hij tekende een verklaring waarin hij als componist de rechten overdroeg aan de Imprimerie van de beweging. Kassa! Pierre stapte naar de rechter maar kreeg, na een onderzoek dat tien jaar aansleepte, in 1914 lik op stuk. Hij ging onmiddellijk in beroep. Een briefje van Adolphe - die in februari 1916 de hand aan zichzelf sloeg - uit april 1915 maakte dat Pierre in 1922 de rechten van zijn intellectuele eigendom heroverde. Compère-Morel, de encyclopedist van de POF, hield echter voet bij stuk: ‘De Geyter (Adolphe). Ouvrier forgeron, né à Lille le 25 janvier 1859. Auteur, en 1888, de la musique de L’Internationale’.

Collectief geheugen

Ondertussen behoorde dit lied tot het collectieve geheugen van zo’n twee generaties socialistische militanten. In Frankrijk verspreide de Internationale zich als een lopend vuurtje. Op het Internationaal forum was het Congres van de Tweede Internationale te Kopenhagen in 1910 de definitieve doorbraak. Met enige zin voor pathetiek schrijft Jan Gielkens: ‘Zoals de Marseillaise de overgang van de achttiende naar de negentiende eeuw signaleerde, zo deed de Internationale dat met de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw’. Een aardige noot in z’n verhaal over de ‘wereldreis’ van de Internationale is wel dat Duitsland, wellicht ten gevolge van vertalingsproblemen, een ietsje achterop bleef bij het overnemen van de hymne. Hoe Pierre die reis beoordeelde weten we niet. Hij bleef kampen met financiële problemen. In 1920 werd hij lid van de Franse communistische partij, die zich eerder dat jaar afsplitste van de socialistische beweging. In 1925 werd de 77-jarige De Geyter een zoveelste periode van werkloosheid bespaard dankzij het gemeentebestuur van Saint-Denis die hem aanstelde als lantaarnopsteker. Pas op heel hoge leeftijd heeft zijn lied hem ook pecuniair iets opgeleverd. ‘Via een goede vriend van een bediende van het bureau voor auteursrechten te Parijs vernam men in 1926 op de ambassade van de Sovjet-Unie dat de componist van hun hymne (tot in 1943), de Internationale, nog leefde’. Bij de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie kreeg hij een ereplaats. Van op de eerste rij zag hij op het Rode Plein de grootse parade voorbij trekken op de tonen van zijn lied. Ooggetuigen verklaarden dat hij tot tranen toe ontroerd was. Zijn levensavond bracht hij door in een woning die de gemeente Saint-Denis ter beschikking stelde. De Sovjet-Unie deed de rest: na een leven van hard labeur kreeg hij van de kameraden een staatspensioen. Op 26 september 1932, kort voor zijn 84ste verjaardag overleed hij. Hij kreeg een pompeuze begrafenis die door zo’n 50.000 mensen werd bijgewoond.

In Pierre De Geyter: het grote lied van een kleine man wordt het levensverhaal van de man en zijn lied in zeven rijkelijk geïllustreerde bijdragen geschetst. Naast een biografisch en genealogisch hoofdstuk vindt men er ook een sfeerbeeld van Gent anno 1850 en een analyse van de Belgische migranten in Noord-Frankrijk tussen 1870 en 1914. Om de Internationale te contextualiseren geeft het boek naast een beschrijving van haar ‘wereldreis’ en een musicologische analyse ook een algemene beschouwing over de plaats van het arbeiderslied in de socialistische beweging.
 
Hendrik Defoort is aspirant FWO (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek)-Vlaanderen

Bronnen
Pierre De Geyter: Het grote Lied van een kleine man. Gent (AMSAB-Masereelfonds) 1998. [Het boek kan besteld worden via het AMSAB, Bagattenstraat 174, B-9000 Gent. Tel. 0032/9/224.00.79]
Compère-Morel, Grand Dictionnaire socialiste du mouvement politique et économique national et international. Paris (Publications sociales) z.j.
P. de Witte, Alles is omgekeerd. Hoe de werklieden vroeger leefden 1848-1918. Leuven (Kritak) 1986.
B. Simler, Un socialste: Gustave Delory (1857-1925). Mémoire de Maîtrisse, Lille III, 1972.