Homme Wedman

Geheugen, geluid, beeld

Behalve via de mondelinge en handgeschreven wijze komt informatie tot ons, sedert de uitvinding van de boekdrukkunst, middels op papier gedrukte letters. Zo verschijnt ook Onvoltooid Verleden in drukvorm. Het voordeel van deze ‘ouderwetse methode’ is, dat gepresenteerde kennis handzaam is, en zo voortdurend ter beschikking van de lezer staat. Onze presentatie van geschiedenis verleidt, zo hopen we als redactie, de lezer tot herlezen en daarmee een verdieping van inzicht. Toch kunnen wij, verstokte letterknechten, er niet om heen dat men tegenwoordig een zicht op het verleden vormt, door middel van beelden en geluiden via kabel en moderne video- en audio-apparatuur. Deze eerste aflevering van de rubriek Geheugen, Geluid en Beeld openen we daarom met een beschouwing over dit ‘niet letterlijke’ verleden.

Indonesië-weigeraars op appčl in de strafgevangenis in Veenhuizen, foto Dolf Kruger.

Leve de documentaire, weg met de bronnen
De documentaire is in. Ook geschiedenis profiteert van deze hang naar de onmiddellijke nabijheid van het zichtbare en hoorbare verleden. Zo is er een speciaal aan de documentaire gewijd TV kanaal, waar de kijker frequent ‘vroeger in blik’ kan nuttigen. Voor de radio is er het onvolprezen Onvoltooid Verleden Tijd van de VPRO, en is Radio 5 een kweekplaats van historische geluidsdocumentaires. Dat alles is zeer verheugend.

De documentaire kent echter nadelen. Zonder nu direct de integriteit van de gemiddelde maker van een documentaire in twijfel te willen trekken, ligt het voor de hand te veronderstellen, dat zij of hij het midden zoekt tussen inkomen en het, tot op bepaalde hoogte, beantwoorden aan de verwachtingen van het publiek. Nu is dat met gedrukte verhalen ook zo, maar de produktiekosten daarvan liggen veel lager, waardoor gewoonlijk de druk op de schrijvende producent om te buigen naar – of voor – de smaak van het publiek, minder groot is.Voor de schrijvende historicus bestaat daarnaast een uitgebreide infra-structuur van kritische beoordeling door vakgenoten, waardoor deze zich daarom veel minder compromissen kan veroorloven. De historische beeld  en geluidsdocumentaires ontbreekt zo’n traditie van onderlinge beoordeling vrijwel geheel. Het mankeert ons zelfs goeddeels aan een behoorlijke wetenschappelijke bronnenkritiek op beeld  en geluidsdocumentaires.

Cruciaal is in dat verband veelal het niet toegankelijk zijn, of erger, het vernietigd zijn van het originele materiaal voor documentaires. Als dat verwijzingen zijn naar bestaand geschreven, gedrukt of gearchiveerd audio visueel materiaal, is er niet zoveel aan de hand. Ook documentaires waarbij gebruik gemaakt is van zelf opgenomen materiaal, zoals getuigenissen van bij het onderwerp betrokken overlevenden, leveren geen problemen op. Als echter alleen de documentaire bewaard blijft, is het nageslacht niet in staat het verhaal van de auteur te verifiëren.

Het ontbreken van ander, oorspronkelijk, beeldmateriaal dan van de indertijd gemaakte documentaire kan bij een nieuwe productie slechts leiden tot een herhaling van zowel de beelden als de visie van eerdere audiovisuele geschiedschrijvers. In dit verband valt te wijzen op het eindeloos recyclen van beelden van de fictie documentaire Oktober van Sergej Eisenstein in talloze serieus bedoelde historische documentaires over de Russische revolutie. Daarbij komt dat het nieuwe centrale Nederlands Audiovisueel Archief de financiële middelen ontbreekt om zich toe te leggen op het verzamelen van getuigenissen en het vastleggen van objecten, die de basis vormden voor uitgezonden documentaires.
 
De audiovisuele geschiedschrijving vertoont daarbij een treffende gelijkenis met de oudste schriftelijke historiografie van China. Bij het aantreden van een nieuwe keizer werd de geschiedenis herschreven, en oudere bronnen vernietigd. Het risico ontstaat dat volgende generaties alleen de visie van de uitgezonden auteurs kunnen zien en horen, maar niet zullen beschikken over de oorspronkelijke getuigenissen.

Ook bij gedrukte verhalen, gebaseerd op audio-documentatie, kan het probleem optreden. Zo bekende Sytse van der Hoek me, dat hij de opnames van de gesprekken met veenarbeiders in Zuidelijk Drente had gewist, na het voltooien van zijn boeken. Hoewel zijn boeken een integer verslag van het leven in het veen lijken, kan dat nu niet meer nagetrokken worden. Doodzonde is dit verlies van oorspronkelijke opnames.

Het teloorgaan van audio-visueel bronnen materiaal is een regelrechte ramp voor een kritische geschiedschrijving.

Oral history, terug van weg geweest?
Terwijl mondelinge documentatie bijdraagt aan het succes van gedrukte en audio visuele geschiedverhalen, lijkt het systematisch verzamelen en opslaan van mondelinge getuigenissen als principiële bron voor de geschiedschrijving te kwijnen. Een kwart eeuw geleden opgekomen in Nederland   in het voetspoor van de emancipatorische geschiedschrijving   floreerde de orale geschiedenis. Zo was er een Vereniging voor Mondelinge Documentatie en zelfs een eigen tijdschrift. Met de neergang van de [geschiedenis van de] arbeidersbeweging, van de vrouwengeschiedenis en andere vormen van bevrijdings historiografie is ook de aandacht voor het zorvuldig bijeengaren van gesproken ego documenten teruggelopen. Daarbij speelt een rol dat archiefinstellingen noodgedwongen andere prioriteiten stellen. Ze hebben het al druk genoeg met het elektronisch ontsluiten van al het geschreven, gedrukte en digitale materiaal en met het verzamelen van audio visuele geschiedverhalen.

Toch zijn er, juist op het gebied van het historische interview in de laatste jaren enkele interessante ontwikkelingen te signaleren. Zo zijn in Nederland Shoah slachtoffers systematisch geďnterviewd in het kader van het Spielberg project. Boeiend is de studie van Bert Jan Flim over de hulp aan Joodse kinderenin Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Hij heeft zoveel mogelijk kinderen in de onderduik en hun hulpverleners geďnterviewd en ge-čnqueteerd. De resultaten zijn in een database verwerkt. Een dergelijk grootschalig onderzoek, met behulp van ouderwetse interview techniek en moderne programmatuur, is nog niet eerder ondernomen in Nederland. Jammer is het dat een onderzoeksvoorstel van Flim en enkele anderen om de ervaringen van nederlandse militairen in Nederlands Indië in de periode 1945 1949 op een vergelijkbare wijze te onderzoeken is afgewezen op de onbegrijpelijke grond van het subjectieve karakter van de mondelinge documentatie.

Voor een beter inzicht in de manier waarop mensen zich een moeilijk verleden herinneren, is ook het proefschrift van Hanneke Willemse boeiend. Zij vergeleek, met behulp van een groot aantal interviews, de manier, waarop inwoners van een Spaans dorp zich de episode van de Burgeroorlog herinnerden. Een gedeelte van de geďnterviewden bleef na Franco’s overwinning achter, anderen gingen in ballingschap in Zuid Frankrijk. Het verhaal is een goede toegang tot het probleem van de herinnering achteraf. Uit onderzoek dat vanuit het IISG en de RU Groningen wordt ondernomen naar de herinneringen van CPN ers, komt een vergelijkbare variatie in de wijzen waarop het geheugen werkt, naar voren. In een volgend nummer van OV komen we hier ongetwijfeld op terug; al was het alleen maar om een liberale voorman te plezieren.

Tot nu toe was de op geluidsband vastgelegde getuigenis een lastige bron voor onderzoek. Het maken van een interview is een tijdrovende bezigheid. Gedacht moet daarbij worden aan het terugzoeken van passages op de band, het maken van een transcriptie op papier. Tegenwoordig wordt getranscribeert met behulp van een computer. Dit gaat al een stuk sneller, terwijl zoeken in een elektronisch vastgelegde tekst razendsnel gaat. Dit is een ideale manier om interviews te ontsluiten. Hopelijk ontwikkelt de spraakherkenning van digitaal vastgelegd geluid zich zo snel, dat gesproken interviews kunnen worden geďndexeerd op zaken als eigennamen, plaatsnamen, verenigingsnamen en andere specifieke termen. In het verdere verschiet doemt de automatische transcriptie op. Hier ligt een schone taak voor alfa informatici. De techniek kan de emancipatorische geschiedenis te hulp komen!!

In het volgende nummer zullen we aandacht besteden aan een interview project over Indonesië weigeraars. Reacties en tips op GGB gebied zijn welkom. Via het redactieadres of  h.j.wedman@let.rug.nl.

Genoemde boekenJ.L. Willemse, Gedeeld verleden: herinneringen van anarcho syndicalisten aan Albalate de Cinca. Amsterdam 1996.Bert Jan Flim, Omdat hun hart sprak, Geschiedenis van de georganiseerde hulp aan Joodse kinderen in Nederland, 1942 1945. Kampen 1995