Charles Vergeer

Jezus en Christus. Over Kuiterts schets van de christologie

Het boek van H.M. Kuitert, Jezus: nalatenschap van het christendom, heeft veel beroering in kerkelijke kring gewekt. Daar buiten nauwelijks. Over Hitler, Napoleon en Jezus zijn bibliotheken vol geschreven en van de ongeveer zeventigduizend boeken over Jezus die in deze eeuw gepubliceerd werden is het overgrote deel geleuter.

Het boek van Kuitert is stellig geen geleuter, integendeel: het is goed geschreven, duidelijk en informatief en de stellingen die ingenomen worden liggen ver voorbij de kerkelijke linies. Vreemd is dat, want wetenschappelijk gezien brengt het boek niets nieuws. Al twee eeuwen is het de wetenschap die nieuws brengt over het ontstaan van het christendom, nieuws dat voor vele gelovigen blijkbaar geen goed nieuws is en in verregaande mate verdrongen wordt.

Voor de joden een schandaal
Het is derhalve een verdienste van Kuitert, emiritus theoloog, nuchter rapport uit te brengen over de stand van zaken. Om de historische figuur Jezus is het hem echter niet te doen, Kuitert wenst een ‘schets voor een christologie’ te geven. De vraag is dus blijkbaar wat de historische gestalte (Jezus) te maken heeft met degene in wie geloofd wordt (Christus). Het oudste antwoord daarop gaf Paulus in zijn eerste brief, wellicht omstreeks het jaar 57 geschreven aan hen van Corinthe: ‘Joden eisen wonderen, Grieken willen wijsheid. Maar wij verkondigen een gekruisigde Gezalfde, voor de joden een schandaal, voor heidenen een dwaasheid..’ (I. Cor. 1, 22-23)

Het radicale standpunt van Paulus werd in sterk verwaterde vorm het latere christelijke standpunt. Paulus kon, gevraagd of hij zelf ooit Jezus ‘in levende lijve’ ontmoet had, geërgerd antwoorden met de tegenvraag wat het er toe deed of hij ‘die man van vlees en bloed’ ooit gezien had, om die man ging het niet, in hem geloven wij niet - wij geloven in Hem, de gekruisigde Gezalfde. Derhalve zegt Paulus over leven en lijden, daden en woorden van de historische Jezus zo goed als niets. Ook de zalving tot koning en de kruisiging als koning zijn voor Paulus geen historische maar kosmische gebeurtenissen. Uitspraken als ‘wij moeten met Hem aan het kruis hangen’ zijn geloofsformules en geen aansporingen tot het stellen van historische daden.

Niettemin stonden de schrijvers van de evangeliën voor de opgave iets te vertellen over het leven en lijden van Jezus, de man die de gekruisigde Gezalfde was. Die verhalen bevatten zowel veel wonderen als veel (wonderlijke) wijsheid. En als er verteld wordt dat ‘hij leed en stierf onder Pontius Pilatus’ is dat niet alleen een zin uit het ‘ik geloof’ maar tevens een mededeling over een historische gebeurtenis.

Discutabele geschiedenis
Het christendom heeft zich daarmee op een uiterst dubbelzinnig en dus sterk discutabel standpunt gesteld. Door de geboorte in het vlees, het leven, lijden en de kruisiging en opstanding zowel op te vatten als ‘heilsfeiten’ waaraan geloof gehecht moet worden maar ook als historische gebeurtenissen die ooit hebben plaats gehad. Paulus zou radicaal kunnen antwoorden dat het hem geen zorg was of Maria nu wel of niet maagd was, dat het er alleen om ging dat Hij eindelijk gekomen was, als mens en uit een vrouw, en als mens op een gruwelijke wijze gestorven maar door Hem weer ten leven opgewekt. Er zijn echter niet veel christenen die kunnen leven met dit soort paradoxen: ‘Ik geloof dat Hij (Christus) mij verlost heeft hoewel ik weet dat hij (Jezus) tevergeefs en terecht aan het kruis stierf.’

Paulus en ook Marcus konden hun geloof in Zijn opstanding nog combineren met de wetenschap dat zijn lijk, zijn kadaver (ptooma) zegt Marcus, uiteraard nog ergens lag. Het ging toch niet om het kadaver van die gekruisigde man dat in een graf lag - het gaat om het geloof dat Hij die alles uit het niet tot aanschijn riep ook deze wreed aan het kruis gehangene weer ophief tot de troon aan Zijn rechterhand.

Dat de verrezen Heer historisch gezien Onze Lieve Heer was of een gruwelijke Talibanbaas, (zoals hij in Lucas 19, 27 getekend wordt) is geen punt van geloof. Paulus, die jaar en dag de volgelingen van Jezus vervolgd had en ter dood had laten brengen, wist wel dat menselijk gezien Jezus en zijn beweging misdadig en mislukt was, maar dat tóch de Heer deze gekruisigde misdadiger als Zijn gezalfde erkend had. Een schandaal en een stommiteit? Inderdaad, menselijk gezien wel, maar ondanks dat geloven wij dat heeft Hij hem opgewekt heeft.

Christologie?
Nu is het eenvoudig om aan de historische Jezus voorbij te gaan (slechts één nacht was hij de Gezalfde des Heren, de ochtend daarop hing hij al aan het kruis). Kunnen we derhalve naar believen schetsen maken van een christologie?

Albert Schweitzer heeft bijna een vrijbrief aan de theologen gegeven door zijn stelling dat van de historische Jezus niets meer vaststelbaar is en dat deze ‘nameloze’ definitief schuil gaat achter de geloofsgestalte, Christus. Had Schweitzer gelijk dan konden de historici er verder het zwijgen toe doen en moeten wij de godgeleerden hun gang laten gaan. Konden dezen dan verder naar believen schetsen voor een christologie opstellen? Moest het geloof in Hem (Christus) niet getoetst, gelegitimeerd, geijkt of wat ook worden aan de historische gestalte (Jezus)? Zweeft de christologie soms in de blauwe lucht? Was het juist niet het uitzonderlijke van het christelijk geloof dat het goddelijke zich in het vlees, in het tijdelijke, ‘sub Pontio Pilato’ geopenbaard had en dat de Eeuwige en het tijdelijke ergens een raakvlak hadden?

Recent onderzoek
Wellicht is de stelling van Schweitzer dodelijker voor het geloof in Hem dan voor het historisch onderzoek naar hem. Dat historisch onderzoek is ook na Schweitzer doorgegaan en kwam juist de afgelopen twintig jaar tot bevindingen die zijn stelling volledig ondergroeven. Of gelovigen dat toejuichen of verwerpen, de historische gestalte Jezus is de laatste jaren niet verder verdwenen maar opmerkelijk nabij gekomen. Als ten zuiden van de tempel het paleis van Kathros blootgelegd wordt of als, in november 1990, we de botten en schedel van de hogepriester Jozef de Kajafas vinden, de man die tegenover Jezus stond, dan staat ook Jezus dichter bij ons.
 
Vroeger schrapte men de latere lagen vuil en vernis weg en wilde daarmee tot op het bot gaan, tot de oorspronkelijke mededeling, de historische kern van het latere verhaal. Maar wat over bleef was niets. Thans schrappen we niet maar schrapen, liefst in ‘vergeten’ hoekjes. Laag na laag wordt zichtbaar en al die lagen van de tekst laten dingen zien en stemmen horen. Elkaar tegensprekende stemmen meestal, het is niet voor niets dat er een andere laag overheen kwam. Maar juist dat gesprek van al die elkaar tegensprekende stemmen heeft ons onverwacht weer dicht bij de historische werkelijkheid van die dagen en bij de historische gestalte van Jezus gebracht. De wijze waarop die verre gestalte ons weer naderde was voor veel theologen, die vaak tevens bedienaar des Woord waren, de hermeneutische. Teksten zijn geen gesloten tuinen die een betekenis met woorden ommuren, het zijn verhalen die verteld moeten worden, telkens veranderen en telkens weer anders begrepen en verder verteld worden. De tekst is als een weeskind, zegt Kuitert. Die metafoor, aan Plato ontleend en diens afkeer van geschreven teksten weerspiegelend, vind ik eerder verdrietig dan vruchtbaar. Ook een tekst heeft wortels en is geen op de stoep gevonden weesje.

Wie teksten als verlaten weesjes opvat geeft ze daarmee te veel in handen van de pleegouders. Teksten worden dan hulpjes voor de preek. Feministies gelovigen zeggen dan dat de Kananeese vrouw Jezus met diens eigen woorden vangt en hem daarmee een belangrijk inzicht bijbrengt. Maar het was Marcus die het retorisch trucje toepaste en het in de mond van een vrouw legde om niet het beschamende tafereel te schetsen dat de heer door een man terecht gewezen werd. Wat heb ik, tenzij ik elke zondagmorgen opgewekt de kerk verlaten wil omdat mijn wereldje blijkbaar vervuld is van dezelfde goede bedoelingen die de heer destijds al koesterde, er mee te maken dat ‘het een vrouw was die de heer zalfde’. Ik wil óf weten wie hem werkelijk zalfde, en dat zal stellig geen vrouw zijn geweest, zomin als een melaats man. Jezus werd door Petrus tot koning van Juda gezalfd. Of ik wil weten hoe, nadat die gezalfde van Godswege geen twintig uur later al smadelijk aan het kruis stierf, gelovige voorstellingen van de Christus, de gezalfde langzaam groeiden. Tenslotte zou ik me nog kunnen afvragen wat ik met dit soort verhalen heden ten dage nog aan moet. Dat is echter de laatste vraag, niet de eerste. Neemt de tekst als ‘Predigthilfe’ de eerste plaats in dan fungeert ze slechts als vooroordeel.

Dubbelzinnigheid van Kuitert: een vorm van bedrog
Het standpunt van Kuitert is en blijft dubbelzinnig. Dat is geen verwijt, dat is typisch christelijk. Kuitert onderstreept, op pagina 150 van zijn boek: ‘Het christelijk geloof is gegeven met het bestaan van Jezus als historische persoon en van dat bestaan dus ook afhankelijk.’ Paulus was radicaler en beschouwde ‘het bestaan van Jezus als historische persoon’ niet als het punt ‘waar tijd en eeuwigheid elkaar ontmoeten’. Slechts het schandaal van het kruis is gegeven, kosmisch gegeven: geen historisch maar een geloofs gegeven. Wie in het voorjaar van het jaar 30 aan het hout gehangen werd is voor het geloof irrelevant.

Ondanks het gekozen standpunt van Kuitert dat de historische Jezus als gegeven noodzakelijk is voor het christelijk geloof, dat anders vrij in de lucht zou zweven, haast hij zich te verduidelijken dat die historische gestalte niet meer dan een bijna Kantiaans ‘Ding an sich’ is, nodig om het geloof niet aan niets op te hangen maar tevens een onzuiver gegeven dat buiten het zuivere geloof gehouden moet worden. Het is de barokke kunst om loodzware constructies schijnbaar op niets te laten balanceren. Het is, wat harder gezegd, een vorm van bedrog: voor de vorm hebben we ‘het bestaan van de historische Jezus’ nodig maar inhoudelijk doet hij aan ons geloof niets toe of af en kunnen we dus - nadat we alleen even aangenomen hebben dat hij echt wel bestaan heeft - zorgeloos met welke historische kritiek, onderzoek of wat dan ook omgaan want wat dat ook te berde weet te brengen, het geloof aantasten kan het in principe nooit. Fijn, om zo’n onaantastbare te zijn en dan ook nog zulke mooie verhalen kunnen ophangen over ‘iets betekenen voor een ander’. Fijn om eerst te schrijven historisch ‘onderzoek kan niets bederven’ en daarna weer lijvige schetsen voor een christologie te leveren. Pilatus liet Jezus aan het kruis ophangen en sindsdien bleef die historische gestalte functioneren als het punt waaraan alles opgehangen kan worden. Maar het geloof aan de Christus ophangen aan de historische Jezus zonder dat die historische Jezus er ook maar in de geringste mate toe doet - als hij tenminste maar ooit bestaan heeft - is een goochelaarstruc. Het kruis is geen kapstok.

Mager resultaat
En als Kuitert dan in het ‘tweede deel,’ vanaf hoofdstuk 10, in zijn boek aankomt met die schets van een christologie is dat toch gewoon weer een historische reconstructie. Hij poogt ons te verduidelijken hoe het geloof in Hem als Godszoon ontstaan is. Die schets van Kuitert is boeiend, doorgaans ook wel waar maar ook vaak volkomen ernaast. Uitgaan van de slotverzen van Handelingen (waarvan onduidelijk blijft of dat een aanvulling van een later redacteur is) is dé manier om tot een misvatting te komen over de verhouding van Paulus tot de joden.

Eerlijk gezegd, het resultaat is mager. Het eerste deel van het boek geeft een resumé van het vastlopen van het historisch onderzoek naar Jezus en het tweede komt toch weer met een schets voor een christologie. Waar het om zou moeten gaan, het raakpunt van die beide delen, ontbreekt. De historische Jezus ontmoet slechts de moderne historische wetenschap, die hem laat verdwijnen; de geloofsgestalte Christus ontmoet slechts  gelovigen, die Hem weer laten verschijnen. Maar dat die, menselijk gesproken, mislukte misdadiger, na in het graf gelegd te zijn weer door de Eeuwige opgewekt werd, is geen historisch gegeven - hij, ‘de gekruisgde, de Nazarener’, stond niet op - en evenmin een geloofsgegeven - zij, ‘eerst Kephas, toen De Twaalf ...’waren het die in Hem en zijn opstanding gingen geloven - maar is ‘een schandaal en een stommiteit’. (I Cor. 1, 22) Misschien dat christenen er beter aan doen toe te geven dat het stom en schandalig is dat ze geloven, dan telkens weer dit soort dubbelzinige pogingen te doen om hun geloof te redden. Want boeken als dat van Kuitert zijn als bezems, ze ruimen veel kerkelijke spinnewebben op maar waar die vele lagen stof niet liggen laat ze geen stof opwaaien en kan de bezem, het boek, beter weer de kast in.

H.M. Kuitert, Jezus: nalatenschap van het christendom. Schets voor een christologie. Baarn (Ten Have) 1998.


Onderschrift foto:
Acteur van Arnhems Toneelgezelschap