Wat ik over de geschiedenis van de jaren twintig weet berust niet op eigen ervaring. Ik was toen net geboren en bovendien niet in Amsterdam, maar in Lwów - oftewel Lemberg in het Duits, Lwow in het Russisch, Lviv in het Oekraďens. Ikzelf heb in Lwów mijn eerste ervaring met de Bund opgedaan. Lwów was toen Pools en had ongeveer 350 duizend inwoners. Het was in de eerste helft van deze eeuw een vrij bekende stad geweest, die wat het Jodendom betreft haar faam te danken had aan een aantal illustere figuren. Martin Buber en Josef Roth hadden er gewoond en gestudeerd, De beroemde Amerikaanse acteur Paul Muni was er geboren. Ook de wieg van Wieselthal had daar in de buurt gestaan en niet te vergeten de wieg van de louche fantast Weinreb.
Het was op 1 mei 1929 dat ik met mijn moeder uit ons huis in de ulica Zólkiewska kwam. Ik was toen acht jaar. Uit iets dat het midden hield tussen een opslagplaats en een winkel kwam een groep mannen met rode vlaggen tevoorschijn en stelden zich op in rijen van vier. Op de vlaggen stonden opschriften. Ik las PPS en vroeg mijn moeder wat het betekende. Polska Partja Socjalistyczna vertelde mijn moeder. Het zijn socialisten, zei zij ietwat kritisch, en ik kreeg de indruk dat zij niet erg gesteld was op rode vlaggen. Die betekenden onrust, zoals ik later begreep en zij had in haar leven al teveel onrust meegemaakt. Opeens zag ik aan de overkant een tweede groep mensen met rode vlaggen aankomen. Het interessante aan die vlaggen was dat er Joodse opschriften op stonden. Ik kon het lezen en zei hardop Bund. Wat is dat Bund, vroeg ik mijn moeder? Dat is de Joodse socialistische partij, zei zij en trok mij mee de andere kant op, want uit ervaring wist zij dat rode vlaggen tot opstootjes en gevechten konden leiden en daar hield zij niet van.
Ik bleef nog even omkijken en las een spandoek dat door twee mannen werd vastgehouden. Daarop stond in het Jiddisch: Proletarjer aller lender varajnigt ajch. Deze oproep, die ik toen niet begreep, kwam ik twee jaar later weer tegen in Amsterdam. In 1930 was ons gezin van Polen naar Nederland geëmigreerd en in het zaaltje van de Ostjidischer Arbiter Kulturfarajn Sch. Anski, in de Valkenierstraat, prijkte datzelfde parool op de muur. Wat ik dus toen al wist was dat die zin iets met de Bund te maken had.
Al in de eerste week dat ik in Amsterdam was, kreeg de vereniging Anski voor mij een bijzondere betekenis. Het werd de uitgaansbestemming voor de zondagavonden. Daar in dat kleine zaaltje werden wekelijks lezingen gehouden en mijn vader vond dat ik daar best iets van kon opsteken. Anski was de vriendenkring van mijn ouders. Voor mij werd Anski een leerschool voor politiek en cultuur en een paar jaar later mijn jeugdvereniging. Terugblikkend kan ik zeggen dat ik in die jeugdvereniging mijn basisvorming heb gekregen. U zult zich misschien afvragen: wat heeft dat met de Bund te maken? Laat ik dan dit zeggen: zij die de vereniging Anski in Amsterdam hebben opgericht waren mensen die in de sfeer van de Bund waren opgegroeid en die hun herinneringen aan die Joodse arbeiderspartij meegebracht hadden naar Amsterdam.
Nu gaan wij weer terug naar het jaar 1920, want in dat jaar overleed de schrijver Anski in Warschau en werd in Amsterdam de verening Anski opgericht. Na de eerste wereldoorlog kwam de Joodse emigratie naar het Westen, die tegen het einde van de negentiende eeuw van start was gegaan, weer op gang. Enkele tientallen jonge Oost-joden streken neer in Amsterdam. De geschiedenis van de vereniging Anski toont aan dat het betrekkelijk toevallige initiatief van een paar eenzame mensen veel vruchten heeft afgeworpen. Het was het initiatief van enkele berooide emigranten, maatschappelijke verschoppelingen, die de armoede, onderdrukking, politieke gevaren en sociale uitzichtsloosheid van Oost-Europa waren ontvlucht. Toen zij enkele lotgenoten hadden gevonden stichtten zij een vereniging die op den duur een centrum voor honderden anderen werd. Binnen die vereniging konden bindingen ontstaan die deze gemeenschap van immigranten steun, kracht en hoop schonken. Anski heeft velen voor vereenzaming behoed en voor het gevoel uitgestoten te zijn in dit vreemde land. De vereniging doorbrak voor hen het isolement en stelde hun in de gelegenheid een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen. In Anski hadden zij een platform waarop zij zich konden bewijzen door middel van politieke discussies, partijvorming, inzamelingen voor humanitaire doelen, artistieke prestaties.
Dat alles vergemakkelijkte ook hun contact met de Nederlandse gemeenschap, zowel de Joodse als de niet-Joodse. De vereniginq Anski bestond van begin af aan uit twee elementen: bundisten en communisten. Wie waren de pelgrimfathers van Anski geweest? Laat ik een paar namen noemen: Rafalowicz, Frenkel, Ohringer, Borzykowski, Borensztajn, Frohman, Levensohn.
U moet het zich even voorstellen: wij leven in 1920. Er hebben zich revolutionaire gebeurtenissen voltrokken in Rusland, in Duitsland, in Hongarije. Zelfs in Nederland heeft de socialist Troelstra een poging tot revolutie ondernomen. Van al die revoluties is alleen die van de bolsjewiki in Rusland min of meer geslaagd. Zij is nog wel bedreigd door interventie, maar weet toch de macht te behouden. De onderscheiding socialist - communist is nog vaag. Rosa Luxemburg had Lenin even fel gekritiseerd als Kautsky: de een wegens zijn ondemocratische de ander wegens zijn niet strikt marxistische, reformistische tendenties.
Om nu tot onze Jiddische pelgrimfathers terug te keren, die ik zoeven bij naam heb genoend. Wat hadden zij gemeen? Om te beginnen hun Jiddische moedertaal. Verder waren zij allen marxisten en beschouwden zichzelf als atheisten. Wat hen sterk met elkaar verbond was hun Iiefde voor de Joodse cultuur en de Jiddische literatuur in het bijzonder. Ten opzichte van de Sovjet Unie waren de opinies nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Sommigen gaven de bolsjewiki de benefit of the doubt . Of zij de revolutie in Rusland nu met meer of met minder vertrouwen tegemoet zagen, zij waren KAMERADEN van elkaar, CHAWEJRIM. Het viel hun op die grondslag niet moeilijk om samen te werken.
Maar met het voortschrijden van de jaren twintig kwam er steeds meer tekening in het politieke spectrum van links. Ook bij de pelgrimfathers. Borzykowski, in de Nieuwe Kerkstraat, van beroep stoffeerder, was een uitgesproken bundist - een sociaal democraat - die een kritische positie koos ten opzichte van het communisme. Hij was politiek de meest actieve in die jaren en hij onderhield relaties met figuren uit de SDAP, de Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Met enkele vooraanstaande Joodse SDAP-ers onderhield hij nauwe betrekkingen, onder andere met Boekman, de latere wethouder voor Culturele Zaken in Amsterdam. Die relaties waren niet alleen politiek belangrijk, maar ook uit een oogpunt van protectie. Het kwam geregeld voor dat een Oostjoodse immigrant illegaal in Nederland verbleef en dan was het nuttig om over relaties te beschikken die het mogelijk maakten zo iemand te legaliseren. Dat had toen overigens heel wat minder voeten in de aarde dan nu. Ik noemde het beroep van Borzykowski: stoffeerder. Dat deed ik met opzet. De Oostjoden in Amsterdam waren toen zonder uitzondering ambachtslieden, arbeiders, handwerkers. Wat hun geestelijk niveau betreft konden velen van hen zich echter meten met intellectuelen. Immigranten vormen doorgaans een a-typische selectie van het volk waaruit zij voortkomen. Zij zijn meestal de ondernemenden, de wereldwijzen, die op de een of andere manier over de bagage beschikken om in de vreende te kunnen slagen.
Frohman was leerbewerker op de Nieuwe Keizersgracht. Hij was een groot liefhebber van toneel en de regisseur van de toneelafdeling van Anski, de zogenoemde Dramatische Grupe. Minder politiek actief dan Borzykowski kon ook hij tot de bundisten worden gerekend. Isaak Rafalowicz, een elektricien met een brede intellectuele belangstelling, sympathiseerde met de communisten. Hij had een aantal Nederlandse vrienden waaronder schrijvers van naam: Siegfried van Praag en Sam Goudsmidt. Communist of niet, hij was de minst proletarische, want hij had een winkel en een installatiebureau en had werknemers in dienst. Borensztajn, een leerbewerker, sympathiseerde eveneens met de communisten.
Tegen het einde van de jaren twintig kwamen twee Oostjoodse emigranten naar Amsterdam die niet alleen banden onderhielden met de Poolse Bund, maar die ook uitgesproken politieke dieren waren - onvermoeibaar wat hun politieke activiteiten betreft. De ene was Awrom Jehide Landau de ander Edelsztajn. Landau was suikerwerker, Edelsztajn meubelmaker. Hoe oud zouden zij toen zijn geweest? Een jaar of veertig, Landau was vrij dik en kaal, Edelsztajn, stevig gebouwd, had een mooi hoofd met een bos blond gekruld haar. Awrom Jehide - zo zal ik hem maar noemen - heeft een onvergetelijke indruk op mij gemaakt. Hij was een meeslepend spreker, een talent dat hij in de jaren dertig in dienst stelde van de strijd tegen de nazi’s en het fascisme. Hij kon zijn gehoor naar believen laten lachen en huilen.
In de periode 1930 - 1940 heeft hij op tientallen openbare vergaderingen, die door de vereniging Anski werden belegd, het woord gevoerd. Ik zie hem nog voor me zoals hij daar stond, pratend zonder notities, voor de vuist weg, geëmotioneerd, met perfecte woordkeus en perfecte timing. Met een zakdoek bette hij telkens zijn bezweet hoofd. Uit zijn betoog spraken kennis, intelligentie, warmte, hoop. In talloze varianten appelleerde hij aan humaniteit en verstand. Met vereende krachten en uiterste krachtsinspanning moest de vrijheid worden beschernd en het nationaal socialisme worden bestreden - dat was telkens opnieuw de strekking van zijn betoog. Maar als een kunstenaar wist hij er altijd spannende en verrassende wendingen in te brengen. Hij maakte de hel van de concentratiekampen aanschouwelijk, hij eerde slachtoffers, hij sprak hen die bereid waren tot de strijd, moed in. Ik moet zeggen dat ik nooit in mijn leven meer een spreker heb ontmoet die in zijn schaduw kon staan.
Edelsztajn, de andere bundist die graag het woord voerde, was alles behalve een retorisch talent. Dat hinderde hem niet telkens als de gelegenheid zich voordeed mensen tot actie aan te sporen. Het was hem er meestal om te doen dat mensen hun portemonnee binnenste buiten zouden keren voor telkens een andere inzamelingsactie waartoe Anski het initiatief nam.
Awrom Jehide had een broer, Pinchis Landau, die tot 1932 in Berlijn had geleefd. Een juiste taxatie van de toekomst in Duitsland bracht hem ertoe dat land al in 1932 de rug toe te keren en zich met zijn gezin in Nederland te vestigen. Pinchis was net als zijn broer suikerwerker en samen stichtten zij een bedrijfje dat bonbons fabriceerde. Pinchis, was niet minder intelligent dan zijn broer Awrom Jehide, maar hij had meer artistieke belangstellingen. Hij beschikte over een groot acteurstalent dat hem in een gesettelde samenleving zeker een sterpositie had verleend. In Amsterdam werd hij een van de dragende figuren van de toneelgroep Anski. Er was een ding dat de broers scheidde: Pinchis was communist. De verhouding bundisten - communisten werd langzaam aan wat problematischer. Het stalinisme dreef een wig tussen de twee groepen. Nog was het niet zo dat de ene groep de integriteit van de andere in twijfel trok, dat de ene de oprechte bedoelingen van de andere het socialisme te dienen betwijfelde. Nog beschouwde men elkaar als kameraden en sprak men elkaar ook zo toe.
Er waren ook politieke standpunten waarin bundisten en communisten elkaar volledig vonden. Dat was bijvoorbeeld de radicale afwijzing van het zionisme. De terugkeer van de Joden naar het ‘beloofde land’ beschouwden beide groepen als een utopie en bovendien een slechte. Leden van beide groepen gingen ervan uit dat voor zeventien miljoen Joden op de wereld het kleine, al vrij dichtbevolkte Palestina geen oplossing bood. Allen waren ervan overtuigd dat het antisemitisme een begeleidingsverschijnsel was van de klassenmaatschappij en dat het zou verdwijnen met de vestiging van het klassenloze socialisme. Bovendien: bundisten en communisten in Anski waren sterk gebonden aan de Jiddische cultuur, die zich via de haskala westers had ontwikkeld, die in Polen een indrukwekkende autonomie had verworven en die vanuit dat centrum een groot uit- stralingsvermogen had naar de Joodse emigrantenkolonies in West-Europa, Amerika en Australie. Het Jiddisch leefde in die jaren en bundisten noch communisten wilden het inruilen voor Iwriet.
Na 1933, toen vluchtelingen uit Duitsland Nederland binnenstroomden, ook veel Oostjoden die in Duitsland hadden geleefd, veranderde de samenstelling van de Oostjoodse kolonie in Amsterdam. Zionisten kregen door Hitlers vervolgingen meer wind in de zeilen. Tal van Oostjoodse emigranten en vluchtelingen hadden geen affiniteit met het marxisme en voelden zich weinig aangetrokken door de vereniging Anski. Zij stichtten een andere vereniging: een liberale, zionistische, het Oost-joods Verbond. Sinds 1936 waren er twee min of meer concurrerende verenigingen van Oostjoden in Amsterdam. Gezegd moet worden dat Anski, door het artistieke gehalte van vele van zijn leden, een grotere bekendheid en waardering bij de Nederlandse Umwelt genoot. Dat kwam vooral door de toneeluitvoeringen in het Jiddisch van de toneelgroep van Anski.
Het is achteraf interessant de ambivalente verhouding van de bekende familie Herzberg tot Anski vast te stellen. De schrijver Abel Herzberg, zionist, werd in Anski nooit gezien. Zijn zuster Liesbeth Sanders daarentegen, die toen een gevierde voordrachtskunstenares was, trad geregeld in en met Anski op, oogstte successen en verleende op haar beurt status aan de verenlglng. Maar Anski ondernam ook andere activiteiten. Het haalde vooraanstaande Jiddische schrijvers naar Amsterdam voor spreekbeurten - ik noem bijvoorbeeld Opatoschu - of politici, zowel bundisten als communisten: ik noem bijvoorbeeld de communiste Medem, een vrouw die zich toen enorm inzette voor de Internationale Brigade in Spanje.
Anski bloeide en de vitaliteit van de vereniging berustte op de buitengewone inbreng van gedreven mensen die hun inspiratie ontleenden enerzijds aan het bundisme, anderzijds aan het communisme. Intussen namen de onderlinge spanningen toch toe. De politieke meningsverschillen begonnen familieverhoudingen te verstoren. Nemen wij bijvoorbeeld de familie Borzykowski. De vrouw van Borzykowski, Gitl, overigens een begenadigde actrice, had een zuster, die getrouwd was met de communist Samsanowicz. Het wilde tussen de twee gezinnen, die twintig meter van elkaar woonden, op den duur niet meer goed boteren.
Awrom Jehide en Pinchis Landau hieldenhet met elkaar vol tot de Sovjetunie het pact met nazi-Duitsland sloot. Zakelijk gingen zij niet uit elkaar. Ze bleven hun suikerwerkbedrijf gezamenlijk uitoefenen, maar praten met elkaar deden zij niet meer. Staat u mij even een terzijde toe. Ik had het over Gitl Borzykowska. Telkens opnieuw verwonder ik mij over het formaat van de mensen die deel uitmaakten van Anski. Dochters van Gitl, opgegroeid in de AJC, waren getrouwd met Nederlanders. Een van die echtgenoten had zo’n enorme bewondering voor zijn schoonmoeder opgevat dat hij na de oorlog een boekje over haar publiceerde, een in memoriam. Het komt vaak voor dat schoonzoons een boekje opendoen over hun schoonmoeders, maar dat zij een boek over hun schoonmoeder schrijven komt zelden voor. Nu ik bezig ben de kwaliteiten van sommige Anski-leden in het licht te stellen, wil ik mijn eigen vader niet vergeten. Hij was een verdienstelijk kunstschilder, schreef kabaretteksten, toneelstukken en liedjes, behoorde tot de uitblinkers in de toneelgroep van Anski. Het verenigingsleven in Anski had hem politiek gevornd. Hij probeerde boven de twee partijen te staan, hoewel de democratische opvattingen van de bundisten hem lange tijd meer hadden aangesproken dan de autoritaire geest van het communisme. Een jaar of twee geleden kreeg ik een gramofoonplaat in handen met Jiddische liedjes. Een ervan herkende ik als van mijn vader. Dat liedje was kennelijk de wereld rondgegaan, maar de naam van mijn vader was niet op de hoes vermeld. Daar stond: ‘auteur onbekend’.
Ik wil het terzijde besluiten met het noemen van nog een naam: Leo Fuks. Leo was de enige intellectueel van Anski, een kenner van Judaica en Hebraica en een hartstochtelijk jiddischist. Leo behoorde tot de communistische vleugel van Anski. Hij behoorde tot de weinigen die de oorlog hebben overleefd en hij heeft de kans gekregen zich na de oorlog volledig te ontplooien. Leo Fuks is hoogleraar in Judaica geworden. De begrippen oorlog en overleven zi jn gevallen. Daarmee raken wij aan de tragedie die ons en vele generaties na ons zal blijven bezighouden. Tot ons thema van vandaag behoort het voorspel tot die tragedie, zoals dat zich binnen Anski tussen bundisten en communisten in 1939 heeft voltrokken. Het pact tussen de Sovjet Unie en Duitsland was voor de bundisten van Anski onaanvaardbaar. Hun normale wantrouwen jegens het bolsjewisme nam vormen aan van felle vijandigheid. Zoals gezegd; de vijandschap veroorzaakte tweespalt in vele families. Vele Oostjoden woonden in de straten tussen het Weesperplein en het Jonas Daniel Meijerplein. In de Weesperstraat was de grote bakkerij van Silberberg gevestigd. Zijn knechten bezorgden brood bij Oostjoden en Duitse Joden over de hele stad. Silberberg was een communist en daarom wilden de bundisten, na het tot stand komen van het pact, geen brood meer bij hem kopen.
Het werkelijke strijdtoneel was Anski. De bundisten wilden de communisten uit de vereniging stoten. De communisten daarentegen wilden de eenheid bewaren, of - als dat niet mocht lukken - de bundisten dwingen uit de vereniging te treden. In Anski was de verdraagzaanheid van de verschillende socialistische stromingen jegens elkaar altijd groter geweest dan in de wereld daarbuiten. Maar het pact maakte aan de tolerantie een einde. Op de algemene vergadering van Anski dienden de bundisten een resolutie in, waarin werd uitgesproken dat de vereniging de politiek van de Sovjetunie ten scherpste veroordeelde. Alleen als deze resolutie met een grote meerderheid zou worden aangenomen, zouden de bundisten geen verdere consequenties trekken. De resolutie van de bundisten werd met een kleine meerderheid verworpen en daarmee was het lot van de vereniging beslecht. Alle tegenstanders van de Sovjetpolitiek stonden op en verlieten de zaal. De voorstanders hielden een vereniging over die geen betekenis meer voor hen had en waarin zij in de gegeven situatie ook nauwelijks geinteresseerd waren. Het feitelijke einde van Anski en van de activiteiten van aanhangers van de Bund in Amsterdam, viel samen met het feitelijke einde van het bestaan van de Bund in Polen. Deze optimistische, rationalistische Bund is tot de Tweede Wereldoorlog de meest bewonderenswaardigede beweging voor politieke en culturele bevrijding van het Joodse volk geweest in de moderne tijd. De Bund functioneerde als de aanjager van het emancipatoire streven van het Joodse volk, dat tot die tijd in Polen zijn belangrijkste centrum bezat.
Dames en heren, waar wij vandaag mee bezig zijn is herin- neringen oproepen - herinneringen aan menselijke waardigheid en aan menselijk tekort, herinneringen aan een tragiek die NOOIT VOLTOOID VERLEDEN TIJD wil worden. DIE herinneringen willen wij met elkaar delen en dat is de zin van deze bijeenkomst.
Ik dank uw aandacht.