Semarang, mei 1915.Wakker fotografeert Sneevliet met tropenhelm en tropenpak.

Dick de Winter

Henk Wakker. Socialist en uitgever in Rotterdam

Het was in november 1957 dat een zekere Hendrik Arend Wakker reageerde op een advertentie van mijn vader, Tinus de Winter. In die advertentie had hij gevraagd wie er een exemplaar van Het Proces Sneevliet (door A. Baars en H. Sneevliet) te koop had. H. A. Wakker schreef terug: voor drie gulden, inclusief de portokosten, kon mijn vader zijn exemplaar wel krijgen. Er zat een verrassing in geplakt: een oude foto waaruit bleek dat Wakker in het voormalig Nederlands-Indië Sneevliet persoonlijk moest hebben gekend.

Voor mijn nieuwsgierige vader die in Nederland zelf lid was geweest van Henk Sneevliets Revolutionair Socialistische Partij (opgericht 1929) en de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (opgericht in 1935 na fusie met de Onafhankelijke Socialistische Partij), was dat aanleiding om nader contact te zoeken. In een briefje liet Wakker blijken dat het hem veel genoegen deed dat mijn vader het boek zo waardeerde.

Hoe vaak mijn ouders een bezoek aan Wakker hebben gebracht weet ik niet. Wakker stelde het zeer op prijs als mijn ouders op visite kwamen. Ze spraken dan over de ‘oude beweging’. Wakker vertelde dat hij altijd politiek dichter bij Van der Goes dan bij Troelstra had gestaan. Maar wel was hij van mening dat Van der Goes te weinig van zijn hoogleraarschap had gemaakt. Aan het eind van de leergang waren er nog maar vier à vijf studenten die zijn colleges bijwoonden. Terwijl Amsterdam en ook Delft toentertijd als de beste burchten van de linkse studenten golden. Troelstra’s bekende Inzake Partijleiding had hij uitgegeven, evenals de vijftig genummerde exemplaren van Verkeerde Partijleiding dat Van der Goes als verweer namens ‘de marxisten’ tijdens de heftige richtingen- en partijstrijd in de SDAP in 1907 geschreven had.

Bij zijn dood op 26 augustus 1970 liet Wakker mijn ouders een kleine hoeveelheid paperassen na: wat brieven waaronder een brief van Franc van der Goes, enkele paspoorten uit Nederlands-Indië,  papieren van zijn uitgeverij/boekhandel, wat boeken, foto’s en een enkele briefkaart (of briefje) van Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst en Floor Wibaut. Dat werd het begin van een kleine speurtocht met als vraag: wie is Hendrik Arend Wakker?

Amsterdam

Hendrik Arend Wakker (roepnaam Henk) is geboren op 17 januari 1880 in de Jacob van Campenstraat. Vader, Anton Hendrik Wakker, oefent volgens het bevolkings-register van Amsterdam het beroep van smid uit, maar Henk Wakker herinnert zich dat hij marktkoopman was. Ook moet hij, volgens hem, heilsoldaat zijn geweest. Het gezin verhuist herhaaldelijk. Zo woont hij onder andere tijdens de jaren tachtig achtereenvolgens nog in de Dapperstraat, de 1e Van Swindenstraat en de Pieter Vlamingstraat.

Wakker met zijn moeder en vader, Amsterdam 1898.

Het is thuis geen vetpot. Zijn moeder, Elisabeth Cornelia Scholtens, verdient mee om het gezinsinkomen aan te vullen. Het gezin bestaat uit vader, moeder en vier kinderen: twee jongens en twee meisjes. Henk Wakker is de oudste. Alle kinderen zijn Evangelisch-Luthers gedoopt. Op tienjarige leeftijd moet ook Henk gaan werken. Eerst in een metaalwarenzaak, later in het Amstel hotel. Hij volgt enige tijd de ambachtsschool en wordt uiteindelijk (hulp)treinmachinist. Door zijn vader wijs te maken dat het verplicht is de avondschool te volgen kan hij zijn studie afmaken.

Op jonge leeftijd verlaat hij het ouderlijk huis. Henk Wakker vertrekt naar het oosten van het land, naar Neede. Daar werkt hij in een textielbedrijf. Hij weet nog dat daar fl 0,60 per dag wordt verdiend en het loon in Duits geld wordt uitbetaald. Henk Wakker groeit op tot een intelligente, introverte ‘selfmade’ man. Hij maakt trouwens een harde, hoekige wat merkwaardig-rustige indruk en is heel gesloten. Een echte Einzelgänger. Hij is nooit getrouwd geweest. Zijn diensttijd brengt hij door bij de marine. Daarna woont hij enige tijd in Den Haag. Op 3 juni 1902 vestigt hij zich Amsterdam waar hij zijn beroep van machinist weer oppakt. Het is aannemelijk dat hij lid is geweest van de Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramweg Personeel (NV).
 
Rotterdam
Hoewel Wakker in 1903 als spoorwegman niet veel voor een staking voelt - ‘Er heerst te veel verdeeldheid’ - staakt hij mee. Hij gaat zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg. Na afloop van de spoorwegstakingen wordt hij ontslagen. Wakker vertrekt naar Rotterdam waar hij op 22 juni 1903 in het bevolkingsregister wordt bijgeschreven. Waarschijnlijk volgt hij zijn Amsterdamse partijgenoot W.L. Brusse die zich, aanbevolen door zijn leermeester uitgever S.L. van Looy, al eerder in datzelfde jaar als zelfstandig uitgever in Rotterdam heeft gevestigd. Wakker kan het brochurendepôt van de SDAP in de Schiestraat overnemen van diezelfde Brusse, die ruzie met partijsecretaris G.J. van Kuykhof heeft gekregen. In 1903 geeft Wakker zelf zijn eerste brochures uit: De eerwaarde vaders anarchisten van de orde van Sint Domela. Vijftig sonnetten bezongen door L. M. Hermans en van Jan Oudegeest, De vakbeweging.

Wakker voelt zich in het begin totaal niet thuis in Rotterdam. Ook niet in het Rotterdamse ‘SDAP-nest’. Daar wordt de ideologische sfeer gedomineerd door Hendrik Spiekman en de gebroeders Helsdingen. Spiekman is een bekend vakbondsman en partijgenoot van Wakker in de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij  (SDAP), en heeft - zo klaagt Wakker - in Rotterdam een  machtspositie opgebouwd. Hij heeft weinig met hem op. Van Ravesteyn memoreert in zijn memoires ook al de geestelijke afstand die er tot Spiekman bestaat: ‘Na afloop van vergaderingen, huishoudelijke of openbare, ging ik in een café - weldra wel bij voorkeur Loos van de Electrische Spoorweg - wat napraten met mijn naaste vrienden en geestverwanten, een Brusse, een Wakker, een Estor en een paar anderen. Spiekman was daar nooit bij. Zijn ‘milieu’ was mij onbekend, gelijk omgekeerd het mijne hem. Er was noch van nauwere geestelijke, noch van iets als vriendschappelijke omgang sprake’. Met één van de gebroeders Helsdingen, Piet Helsdingen - een vooraanstaande SDAP-er - botert het eveneens niet. De kritische Wakker vindt hem maar een naprater.

Portret, Rotterdam 1920.

Met de kleine schare ‘marxistisch’, en dus meer doctrinair georiënteerde partijgenoten, waaronder Wakker, die ook in de nog jonge coöperatie Voorwaarts de lakens uitdelen, moet het volgens Van Ravesteyn uiteindelijk wel tot een botsing komen. Hij zelf zal spoedig met Spiekman de degens kruisen, die deze ‘lastige elementen’ wil opruimen. Wat hem ook lukt. Waarschijnlijk verdient Wakker de eerste tijd, in 1903 en 1904, naast zijn brochurenhandel van de SDAP de kost als advertentie-colporteur. Maar al snel begint hij een boekhandel waarvan hij de levensvatbaarheid in Rotterdam hoger aanslaat dan in Amsterdam waar het in die jaren ‘wemelt van de boekhandeltjes’. Hij krijgt daarbij steun van uitgever W.L. Brusse en ‘een soort partijgenoot in buitengewone dienst, Visser, genoemd Visser met de Baard, omdat hij er een grote blonde droeg, man van geld’. Begin 1905 dringen Floor Wibaut en ‘hogerhand’ in de SDAP er bij Wakker op aan de stap te wagen en met geleend geld een uitgeverij te beginnen. Overwogen wordt de slechtlopende socialistische uitgeverij van Abraham Soep die in Amsterdam gevestigd is, over te nemen. Maar dan horen daar óók Soeps financiële tekorten bij. Dat weerhoudt hem vooralsnog.

In april 1905 gebeurt het dan toch. Samen met de vennoten W.L. en J. Brusse (van de meer op algemeen terrein opererende W. L. en J. Brusse’s Uitgeverij) start Wakker, naast zijn al bestaande boekhandel ( H.A. Wakker, boekhandel),  voor gezamenlijke rekening een uitgeverij onder de naam ‘H.A. Wakker en Co’, uitgevers van werken op wetenschappelijk- en praktisch-sociaal en socialistisch gebied. Wakker begint zijn uitgeverij met de verkoop van werken die ook al in het fonds van Soep zaten, behoudens twee uitzonderingen: Kunst en maatschappij van William Morris en Over stijl in bouw- en meubelkunst van Berlage, die beide naar Brusse gaan. De winkel is in Rotterdam gevestigd aan de Gedempte Botersloot 52. H. A. Wakker’s Boekhandel is gespecialiseerd in schrijfbehoeften voor verenigingsadministratie. In 1906 moet er in zijn boekhandel ook een leesbibliotheek zijn geweest. Ongetwijfeld met het doel de vermogenspositie te versterken wordt in september 1907 de onderneming omgezet in een naamloze vennootschap, zo vermeldt het bijvoegsel van de Staatscourant van 17 september 1907. De vennootschap krijgt nu de naam  Uitgevers-maatschappij voorheen H. A. Wakker en Co. Ze blijft gevestigd te Rotterdam aan de Gedempte Botersloot.

Actief in de SDAP en SDP
Wakker is politiek actief in de Rotterdamse afdeling van de SDAP. Hij zit samen met Van Ravesteyn in het Federatiebestuur voor de afdeling V en bouwt al snel een nauwere relatie met hem op. Volgens Van Ravesteyn is Wakker ‘een inderdaad wakkere, zeer ontwikkelde, uiterst kalme, maar vastberaden man’. Wakker behoort tot het nauwe clubje geestverwanten rond Van Ravesteyn, evenals W.L. Brusse, Chr. Robbers - boekhouder aan de coöperatie Voorwaarts -  J. Estor, S. Rutgers en enige onderwijzeressen. Van Ravesteyn: ‘Wakker werd of was toen reeds een geheid marxist, steunde mij intens in de nog smeulende partijstrijd ‘. Wanneer Wijnkoop in 1905 met plannen komt een links-marxistisch blad uit te geven - ‘De Tribune’ die in 1907 zal verschijnen - wordt aan Wakker gedacht als uitgever. Als Willem Helsdingen, de broer van Piet Helsdingen, en volgens Willem van Ravesteyn de eigenlijke vader van de oudste Rotterdamse sociaal-democratie, in 1907 de voorzittershamer van de Federatie van de SDAP neerlegt als gevolg van de richtingen- en partijstrijd die in de afdeling woedt, wordt hij opgevolgd door de - ook weer volgens Van Ravesteyn - ‘veel bekwamer ex-spoorwegman H. A. Wakker, een ‘marxist’‘. Wakker heeft binnen de SDAP duidelijk partij gekozen voor de marxisten waaronder Franc Van der Goes, Herman Gorter, David Wijnkoop, Willem van Ravesteyn en Jan Ceton die met name de leider Troelstra en de Tweede Kamer-fractie felle verwijten maken de partij theoretisch en in de praktijk in bedenkelijk politiek vaarwater te loodsen.

Wakker en Van Ravesteyn leren elkaar beter kennen, maar raken nooit op echt intieme voet. In 1909 wonen ze een jaar lang samen in een benedenhuisje - een echt ‘proletarisch’ benedenhuisje volgens Van Ravesteyn - aan de Oost Maaslaan 101. Dat gaat goed tot er problemen ontstaan met de ongemakkelijke Van Ravesteyn over de verdeling van de kosten. Van Ravesteyn trouwt in 1910 en blijft daar in dat kleine - uit twee kamers bestaande - huisje wonen. Wakker moet er dus uit en vindt een nieuw onderkomen in de Hondiusstraat 21b. Hij karakteriseert Van Ravesteyn later als hooghartig en signaleert verder ernstige communicatieve problemen tussen Van Ravesteyn en met name vrouwen. Trouwens, vertelt Wakker, Van Ravesteyn heeft ook altijd al een slecht contact met de arbeiders gehad.

In 1909 is Wakker een van de leden van de commissie die de oprichting van Sociaal-Democratische Partij (SDP) voorbereidt en staat hij samen met Van Ravesteyn als SDP-kandidaat op de Rotterdamse gemeenteraadslijst. Ze worden niet gekozen. Pas in 1919 komt Van Ravesteyn voor de Communistische Partij Nederland - de SDP was vanaf november 1918 zo gaan heten - in de gemeenteraad van Rotterdam. Wakkers winkel tegenover Plan C, enige huizen van de Hoofdsteeg vandaan, fungeert als ontmoetingspunt van partijgenoten van het kleine clubje, dat met enkele arbeiders, zoals de brandweerman Piet Koeten en de bootwerker Jan Kalter, de kern vormt van de afdeling van de SDP. Bijna allen zijn intellectuelen. Van enige uitbreiding van het Tribunisme onder de uitgebreide arbeidersaanhang van de Rotterdamse SDAP is evenwel geen sprake. Wakker is de eerste voorzitter van de kleine afdeling. In de loop van de jaren tot 1914 zal het ledenaantal door dood of vertrek steeds verder dalen.

Met de uitgeverij gaat het niet best, ook niet met de boekhandel trouwens. Er wordt geen winst gemaakt, maar verlies geleden. De financiële crisis doet zich geducht voelen. Er is een duidelijk gebrek aan koopkracht. In socialistische en aanverwante kringen wordt onvoldoende gekocht. En de medewerking van de boekhandels neemt af. Bovendien komen de boekverkopers in moeilijkheden omdat ze hun vorderingen niet kunnen innen. De praktijk leert dat het steeds moeilijker is om met goedkope uitgaven winst te maken. Daarom wil de directie op omvangrijker en duurzamer uitgaven overgaan. Uitbreiding en diversificatie is onder die omstandigheden echter te riskant. En er is onvoldoende kopij voor nieuwe en verkoopbare uitgaven. Zo schenden Van der Goes, Albarda en Van Ravesteyn hun afspraken om kopij te leveren. Het contract dat door Van Ravesteyn met de uitgeverij is afgesloten voor de uitgave Kapitalisme en Protestantisme in Nederland, wordt zelfs in november 1910 ontbonden. Van Ravesteyn heeft de toegezegde kopij, ook na herhaald aandringen, nooit ingeleverd. De uitgeverij zit met de strop. Ook Van der Goes heeft zich nooit aan zijn contract gehouden om kopij te leveren voor de geplande uit 10 à 12 delen bestaande reeks Economische Studies. Ook dat leverde veel schade op.

Vanaf het begin beïnvloeden ook de overgenomen schulden van Abraham Soep het bedrijfsresultaat negatief. De lasten zijn, meent Wakker, veel te hoog. Dat wordt mede veroorzaakt door verhuizingen en een te hoge huur. Het advocatenkantoor Schipper en Schuurman adviseert hem te stoppen. Er is geen kans op verbetering van de exploitatie. Hij beëindigt zijn boekhandel, biedt zijn ontslag aan als directielid van de NV en kondigt aan dat hij in het buitenland een ‘positie’ zal trachten te vinden. Eind 1910 wordt de ‘Uitgeversmaatschappij voorheen H.A. Wakker en Co’ in feite een onderdeel van de uitgeverij van de gebroeders Brusse, die ook de enige twee directieleden blijven. Liquidatie wordt dan al overwogen. Drie jaar later, in 1913 is er voor het eerst een zeer bescheiden winst over dat jaar, maar het totale verlies blijft aanzienlijk. De liquidatie van Uitgeversmaatschappij voorheen H.A. Wakker en Co wordt doorgezet. Het is niet gelukt de omzet te verbeteren. Er zijn ook dat jaar weer geen nieuwe uitgaven gedaan. Alleen de fondsartikelen vinden enige aftrek. Er vindt terugbetaling van de ingeleverde aandelen plaats. In 1917 wordt zelfs nog een slotuitkering gedaan. Bij de gelijktijdige reorganisatie van W.L. en J. Brusse’s Uitgeverij in 1913, worden de fondsartikelen van Soep en Wakker die tot dan een onderdeel van Brusse vormen, afgesplitst en voor een redelijke prijs verkocht aan de brochurenhandel van de SDAP.

Nederlands-Indië
Op 1 maart 1911 vertrekt Wakker naar Nederlands-Indië om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Zijn Rotterdamse partijgenoot, de ingenieur Sebald J. Rutgers is er al eerder heengegaan. Hij heeft een belangrijke baan aanvaard als directeur Openbare Werken bij de gemeente Medan. Als we Van Ravesteyn moeten geloven heeft Rutgers Wakker naar Sumatra ‘gelokt’.  Wibaut en Stoop die bij de oprichting van de NV in 1907 als lastgevers worden genoemd en respectievelijk als voorzitter van de Raad van Bestuur en als commissaris altijd hulp hebben geboden, betalen nu zijn retourtje.

Zittend vanaf links Wakker, Sneevliet en waarschijnlijk Darsono,

Wakker vestigt zich in het Delise. Hij werkt er eerst in de tabaksfabriek Arendsberg. Hij wordt ontslagen als hij te laat van vakantie terugkeert. Hoewel dat ongedaan wordt gemaakt, neemt hij na een jaar toch zèlf ontslag. Van 1911 tot 1933 woont hij in Medan (Sumatra), in de kampong Baroe. Wakker aanvaardt dan een baan bij de gemeente Medan. Zijn beroep wordt in de paspoorten afwisselend omschreven als werktuigkundige, chef werkplaatsen, opzichter locale werken en chef werkplaats locale werken. Van zijn loon onderhoudt hij zijn moeder in Amsterdam. Zij ontvangt elke week f 20,00 door bemiddeling van W.L. Brusse.

In Medan tracht Wakker, die lid is van de door Henk Sneevliet opgerichte Indische Sociaal-Democratische Vereeniging (ISDV), tevergeefs een afdeling van deze ISDV op te richten. In 1918 wordt hij door Sneevliet voorgedragen voor het hoofdbestuur. In 1920 zal de ISDV Partai Kommunis Indonesia (PKI) gaan heten. Met de kennelijke bedoeling de Indische bevolking zèlf voor te bereiden op allerlei praktische taken, richt Wakker, die in Amsterdam al interesse voor onderwijs heeft getoond, in Medan bij zijn werk een soort ambachtsschool op. Hij is daarbij wel afhankelijk van directeuren die geld moeten voorschieten. Zijn initiatief ondervindt veel tegenwerking door ‘bedrog van diezelfde directeuren’, vertelt hij later. Om zich op deze tak van onderwijs te oriënteren en kennis op te doen bezoekt Wakker in Nederlands-Indië zo veel mogelijk plaatselijke en regionale congressen voor ambachtsschoolonderwijs. Op eigen kosten maakt hij lange reizen ter bestudering van werk- en productiemethoden. Op een van die reizen spreekt hij in 1925 op doorreis naar Japan, in Siam, met een broer van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die daar gezant is.

Zijn reizen trekken de aandacht van de politie in Nederland en Nederlands-Indië. Als hij van augustus 1920 tot mei 1921 met verlof in Nederland is en daar CPH- vergaderingen bezoekt, verdenkt men hem ervan koeriersdiensten te verrichten voor de PKI en de CPH. Bij terugkomst in Nederlands-Indië, zo staat te lezen in het daar verschijnende blad De Reflector, wordt zijn bagage in Belawan in elk geval aan een zeer nauwkeurige inspectie onderworpen. Er is echter niets verdachts: betrokkene staat als een ‘rustig’ persoon bekend. ‘Als zeker kan worden aangenomen dat hij op generlei wijze als koerier heeft dienst gedaan’, vermeldt het Geheim Archief van het Ministerie van Koloniën. Semarang, waar veel communisten zitten, is ver weg.

Sneevliet
Wakker heeft veel bewondering en respect voor Sneevliet. ’Hij kon de hele nacht doorwerken’, vertelt hij. Maar uiteindelijk verschilt hij met hem politiek van mening. Wakker meent, in tegenstelling tot Sneevliet, dat de ongeletterde, onderontwikkelde massa geen revolutie maken kàn. Bovendien: ‘Sneevliet is veel te haastig: hij wil tè snel en tè veel. En hij is slordig. Zowel in zijn werk als ten aanzien van zijn gezin. In Holland had hij nooit bij het NAS moeten gaan werken’. Wakker is ook een tijd lid geweest van het provinciaal bestuurslichaam van het Delise. Daarna is hij niet meer bij de politiek van de PKI betrokken. De reden ervan is onbekend.

Op drieënvijftig jarige leeftijd, in 1933, keert hij definitief naar Europa terug. Niet echter direct naar Nederland, maar naar België, waar hij in de hoofdstad Brussel neerstrijkt. Hij verblijft er ongeveer drie jaar, maar wat hem er bracht en wat hij er deed is helaas niet bekend.

Wakker in 1931/1932

Weer in Nederland
Op 7 januari 1936 is Wakker weer in Nederland. Op die datum laat hij zich in Voorburg inschrijven. Een paar maanden later, op 25 oktober 1936, woont hij alweer in Amsterdam. Hij geniet een ruim pensioen. Of hij zich weer met politiek inlaat is onbekend. Over Wakkers houding tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 is me ook niets bekend. Vanaf 4 september 1940 woont hij enige tijd in Ouderkerk aan den Amstel, om een jaar later naar Heemstede te verhuizen. Van 19 april 1949 tot 12 december 1959 woont hij in Utrecht. Hij interesseert zich dan sterk voor bankzaken. Op negenenzeventig jarige leeftijd trekt hij zich op 15 december 1959 terug in het bejaardenverzorgingstehuis Stichting Huize Wildhoef in Bloemendaal. In de volgende jaren gaat zijn gezichtsvermogen steeds meer achteruit. Hulpbehoevendheid, afhankelijkheid en isolement nemen gaandeweg toe.

Op 26 augustus 1970 overlijdt Hendrik Arend Wakker in het bejaarden-verzorgingstehuis op negentig jarige leeftijd. Hij wordt in stilte op ‘Westerveld’, in de gemeente Driehuis-Velsen, gecremeerd.

Bronnen
Met dank aan Henny Buiting, Louis Putman, antiquaar te Amsterdam, Piet Pinxter uit Haarlem, inmiddels overleden, en de medewerkers van de Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam.

In mijn vaders boekenkast stonden boeken en brochures met een opvallend Cantecleer-logo van de uitgeverij H. A. Wakker en Co. Het eerste verslag van mijn vader is gedateerd 16 oktober 1966. Wakker was toen 86 jaar. Het tweede verslag 3 mei 1970. Hij verbleef toen al vanaf 1959 in het bejaardenverzorgingstehuis ‘Stichting Huize Wildhoef’ in Bloemendaal. Familie had hij niet meer.

S. Bloemgarten, ‘A. Soep’, in: Biografisch Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging. Deel 5. Amsterdam 1992.
H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP. Het ontstaan van de Sociaal-Democratische Partij in Nederland (SDP). Amsterdam 1989.
Collectie De Winter, Aantekeningen Tinus de Winter, 16 oktober 1966 en 3 mei 1970 en Nagelaten papieren over de uitgeverij van H.A. Wakker.
S. van  Faassen, e.a., W.L. en J. Brusse’s Uitgeversmaatschappij 1903-1965, Rotterdam 1993.
Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam, Archief van W. L. en  J. Brusse’s uitgeverij, archiefnummer 439.
Gemeentearchief Amsterdam, bevolkingsregister.
Mededelingen Stichting Centraal Bureau voor Genealogie.
Ministerie van Koloniën, Geheim Archief, inv.nr. 219.
H. Olink, De vermoorde droom (Drie Nederlandse idealisten in Sovjet-Rusland). Amsterdam  1993.
Overlijdensadvertenties in Het Vrije Volk, 31 augustus 1970 en in Rotterdamsch Nieuwsblad 1 September 1970.
M. Perthus, Henk Sneevliet - Revolutionair-socialist in Europa en Azië. Nijmegen 1976.
W. van Ravesteyn, ‘De arbeidersbeweging in Rotterdam voor de eerste wereldoorlog’, in: Rotterdams Jaarboekje 1954, Rotterdam 1954.
W. van Ravesteyn, De roman van mijn leven, Memoires tot 1940, deel I.
W. van Ravesteyn, Zelfportret voor mijn zoon. Rotterdam zomer 1963 .
De Reflector, het meest gelezen weekblad in Ned. Indië. Batavia, 9 juli 1921.
J. Stutje, ‘Abraham Soep (1874-1958). Portret van een bandeloze rebel’, in: Bulletin Nederlandse Arbeidersbeweging, nr. 24, 1991.
F. Tichelman, Socialisme in Indonesië. De Indische Sociaal-Democratische Vereeniging 1897-1917. Dordrecht 1985.
W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed. Deel 2. Amsterdam 1924,
D. de Winter, ‘Op zoek naar Abraham Soep’, in:  Bulletin Nederlandse Arbeidersbeweging. nr. 25, 1992.