Jos van Meeuwen

Lezerspost.
Naar aanleiding van het artikel over Abbé Daens in Nederland

De Bredase sociaal-historicus Alex Laenen bezorgde aanvullende informatie over het optreden van Daens in Breda, onder verwijzing naar de disseratie van C.W. te Teye, De opkomst van het socialisme in Breda. Actie en reactie tot 1908 (Tilburg 1986) en zijn eigen studie naar Breda en de spoorwegstaking van 1903 en de rol van de boekbinder Johan Vissers (in het betreffende artikel abusievelijk aangeduid als Visser).

Daens zou op zondag 17 september 1899 spreken in zaal Hof van Holland aan de Bredase Reigerstraat op uitnodiging van de plaatselijke afdeling van de SDAP. De zaal werd echter op het laatste moment geweigerd na ingrijpen van de secretaris van het bisdom Breda, die de eigenaar dreigde met het verlies van de klandizie van de katholieke verenigingen. ‘Droevig is het te zien hoe zulke groote heeren als Monseigneur Leyten zulke kleine middelen moeten gebruiken om hun doel te bereiken’, schreef De Sociaaldemokraat van 19 september 1899 (geciteerd door Ten Teye op pagina 130, Leyten was de bisschop van Breda).

De meeting werd verplaatst naar de tuin van Villa Sophia, en niet ville Justina zoals De Tijd schreef, aan de voormalige Steenweg (de huidige Haagweg nr. 339) in het naburige Princenhage (tegenwoordig Breda-West), waar de socialist Henri van Kol van 1898 tot 1904 woonde met zijn vrouw Nellie.

Voor de meeting woonde Daens de heilige mis bij in Princenhage. Hij werd echter herkend door de plaatselijke deken, die hem vanaf de preekstoel uitmaakte voor godsloochenaar en oproermaker (Bredasche Courant, 24 september 1899). Tijdens zijn door Jan Brinkhuis ingeleide rede wees Daens de infame beschuldigingen van de deken resoluut van de hand. Dat P.J. Troelstra en J.H. Schaper de bijeenkomst bij hadden gewoond, was volgens Laenen ‘een fantasietje’ van De Tijd: noch de liberaal-protestantse Bredasche Courant noch Ten Teye maakten er melding van.

In februari 1900 trad Daens nog een maal, dit keer zonder wanklank, op in Breda. Hij sprak deze keer in stadsschouwburg ‘Concordia’ voor 500 à 600 toeschouwers. Zijn optreden was te danken aan ‘het intitiatief van enkele heeren van verschillende richtingen en het verstandig besluit van het bestuur van Concordia’ (Ten Teye, pagina 131).