|
- Van der Walle op de trap, 1950
Marien van der Heijden
W.A. van der Walle. Tekenaar
Het Nationaal Vakbondsmuseum kocht onlangs met financiële steun van de Bouw- en Houtbond FNV een serie tekeningen, die in depot worden onder gebracht bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Een bijzondere constructie, maar het gaat dan ook om een bijzondere collectie: ruim zestig ontwerptekeningen van W. A. van de Walle voor glas-in-loodramen in gebouwen van vakbonden en gelieerde instellingen. Het zijn schitterende relikwieën van de sociaal-democratische beeldcultuur van de jaren twintig en dertig, extra bij- zonder omdat veel van de originele ramen bij brand, sloop of verbouwingen verloren zijn gegaan.
Willem Albertus van de Walle werd in 1906 geboren in een echt vakbondsnest. Zijn vader, Freek van de Walle, was voorzitter van de Algemene Nederlandse Bond van Meubelmakers, Behangers en Aanverwante Vakgenoten, maakte carrière in het NVV en kwam daar in het hoofdbestuur terecht. Toen de jonge Van de Walle bleek veel tekentalent te hebben, regelde zijn vader tekenles bij Albert Hahn, de geliefde tekenaar van De Notenkraker. Toen deze in 1918 overleed, werden de lessen overgenomen door zijn stiefzoon, Albert Hahn junior. Verder volgde Van de Walle een opleiding tot lithograaf en studeerde hij aan de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijs, de voorloper van de tegenwoordige Rietveldakademie. In 1921, op 15-jarige leeftijd, leverde bij zijn eerste ontwerp aan de sociaal-democratische beweging: een prentbriefkaart voor de AJC. Twee jaar later maakte Van de Walle zijn eerste affiche voor het NVV. Die vroege werken zijn al heel kenmerkend voor hem: een traditionele figuratieve stijl, veel aandacht voor decoratie, zware symboliek en een wat plechtstatige sfeer.
In 1927 bouwde het NVV op de heide bij Beekbergen het Troelstra-oord, het eerste vakbondsconferentie- en vakantiecentrum. In de zomermaanden was er ruimte voor zestig personen, vakbondsleden met hun gezinnen die een of twee weken in de vrije natuur konden verblijven. De rest van het jaar werd het gebruikt voor cursussen en conferenties. Met financiële bijdragen van tientallen NVV-bonden en andere sociaal-democratische organisaties werd het gebouw stemmig ingericht en met kunstwerken verfraaid. Dit moest de arbeiders in een verheven stemming brengen en hun gevoel voor schoonheid stimuleren.
- De Voorzorg, ontwerp voor De Centrale, 1936
Op een aantal plaatsen kwamen glas-in-lood-ramen, naar ontwerpen van Albert Hahn junior en W.A. van de Walle, die nog nooit in dit medium had gewerkt. Het feit dat Van de Walles vader de grote organisator achter de bouw van het Troelstra-oord was zal daar wel bij hebben geholpen. Maar het werk bleek hem goed te liggen, met zijn technische vaardigheid, kleurgevoel en aandacht voor decoratieve details. Voor de toren van het gebouw ontwierp Van de Walle twee ramen met scènes uit het leven van zeelieden, gefinancierd door de Bond van Minder Marinepersoneel. In de eetzaal kwam een glas-in-lood-fries van ongeveer tien meter breed, met in het midden de grote letters NVV, links en rechts daarvan Mariannefiguren en gestileerde koppen van arbeiders. Het resultaat viel zo goed in de smaak dat Van de Walle in 1930 de opdracht kreeg voor nog eens vijftig meter glas-in-lood voor de eetzaal, gefinancierd door de Typografenbond. Hiervoor tekende Van de Walle niets minder dan een 'zinnebeeldige geschiedenis van de Arbeid in de loop der eeuwen, te beginnen bij de Egyptenaren en eindigende met de verovering door de arbeidersbeweging van haar belangrijke positie in het politieke, economische en culturele leven'.
De cyclus omvatte belangrijke momenten uit de wereldgeschiedenis, portretten van beroemdheden als Voltaire, Edison, Karl Marx, Jean Jaurès en Troelstra, karakteristieke vormen van arbeid uit verschilende tijdperken en symbolische figuren die de wetenschap, het recht en andere begrippen vertegenwoordigden. Het gedeelte uit 1927 met de letters NVV, in het midden van het fries, werd zo het eindstation van dertig eeuwen menselijke be- schaving. Nogal pretentieus, maar zo wilde de arbeidersbeweging zichzelf graag zien. De ramen werden zeer gewaardeerd, al was er detailkritiek. Zo schreef Het Volk dat het verband van sommige scènes met de arbeid en de arbeidersbeweging onduidelijk was, een boekje met verklarende bijschriften zou een uitkomst zijn. Maar de kleuren waren prachtig en de details mooi verzorgd.
Na het Troelstra-oord was glas-in-lood een verplicht nummer voor vakbonden die een nieuw kantoor betrokken, en Van de Walle kreeg de meeste opdrachten van alle sociaal-democratische kunstenaars. Hij werkte onder andere voor de Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond (Amsterdam, ca. 1932), de Bond van Nederlandse Onderwijzers (Lunteren, 1932), de Nederlandse Vereniging van Fabrieksarbeiders (Amsterdam, 1933) en De Centrale Arbeiders Levensverzekerings- en Depositobank (Den Haag, 1936). Zijn stijl maakte een ontwikkeling door. De kleuren werden dieper, de figuren groter en monumentaler. De beeldopbouw werd helderder, met een enkele 'figuur voor een gestileerde achtergrond. De loodlijnen volgden de omtrek van de hoofdfiguur, en ondersteunden de compositie. De ramen voor de zogenaamde commissarissenkamer van De Centrale waren een hoogtepunt. Hiervoor ontwierp Van de Walle tien kleine decoratieve en acht grote, staande ramen. In de vroege jaren dertig werkte Van de Walle haast continu voor de sociaal-democratie. Behalve glas-in-lood maakte hij onder andere muurschilderingen, boekillustraties voor De Arbeiderspers, affiches voor de SDAP, het NVV en drankbestrijdingsorganisaties en prenten voor De Notenkraker.
Met zijn technisch vakmanschap en verhalende manier van werken was Van de Walle een ideale kunstenaar voor de NVV-bestuurders. Ze zochten naar kunst met een opvoedend karakter, die voor hun leden begrijpelijk was. Ambachtelijkheid en fraaie, duurzame materialen waren voor hen belangrijker dan vernieuwende artistieke inzichten. Dat glas-in-lood nogal wat kerkelijke associaties opriep was geen probleem. Men wilde de vakbondsgebouwen graag een gewijde sfeer geven. Het Troelstra-oord werd zelfs expliciet 'de kathedraal van de vakbeweging' genoemd. Maar in tijden van economische crisis en opkomend nationaal-socialisme werd de vakbeweging terughoudender met uiterlijke pracht en praal. Al bij de inrichting van het hoofdkantoor van de Fabrieksarbeidersbond in 1933 stond soberheid voorop. Van de Walles ramen waren de enige 'luxe' in het gebouw. Ook begonnen de traditionele symbolische figuren van De Arbeider en Het Socialisme eentonig te worden. 'Men zou wel eens iets anders willen dan steeds deze geïdealiseerde figuren, die de esthetiek boven de innerlijke kracht schijnen te verkiezen', schreef de recensent van Het Volk over de ramen van de Fabrieksarbeidersbond.
Na 1945 was het met de typisch sociaaldemocratische beeldcultuur vrijwel afgelopen. Van de Walle maakte nog enkele glas-in-loodramen en muurschilderingen, maar de tijd leende zich niet meer zo voor zijn plechtige, symbolische figuren. De kantoorgebouwen werden zakelijker en efficiënter, en de vakbeweging wilde zichzelf ook in die geest profileren. Van de Walle vond een baan als leraar kunstgeschiedenis aan een lyceum in Amsterdam, en wijdde zich voor het eerst echt aan de vrije schilderkunst. Hij schilderde gedetailleerde historische taferelen, oude stadsgezichten, exotische landschappen en aquaria met tropische vissen. Met dat technisch knappe, maar ouderwetse werk stond hij helemaal buiten de gevestigde kunstcircuits. Daar wilde hij ook niets mee te maken hebben, moderne kunst vond bij nogal absurd. Van de Walle exposeerde niet, zijn schilderijen waren maar bij enkele vrienden en kennissen bekend. Ook zijn glas-in-loodrarnen raakten in de vergetelheid. Vakbonden verhuisden of moderniseerden hun kantoren, en daarbij gingen vele ramen verloren. Die van De Centrale werden bijvoorbeeld verwijderd omdat men de commissarissenkamer te donker vond. Het hoofdgebouw van het Troelstra-oord brandde af. Alleen enkele ramen uit de toren werden nog net voor de slopershamer gered.
Aan het einde van zijn leven maakte Van de Walle nog een opleving in de belangstelling voor zijn werk mee. De Bouw- en Houtbond FNV wilde glas-in-loodramen uit een oud kantoor in een nieuw gebouw herplaatsen, en wist de ontwerper op te sporen. Daarna ontstond contact met het Nationaal Vakbondsmuseum, dat de torenramen uit het Troelstra-oord had gekregen. Van de Walle bleek nog graag over het vakbondswerk te praten, en haalde uiteindelijk de collectie ontwerpen tevoorschijn, die sinds de jaren dertig door niemand meer waren bekeken. Het gaat om ruim zestig tekeningen die in hei glas-in-lood-atelier als model werden gebruikt, op ware grootte en in volle, diepe kleuren. Met deze ontwerpen richtte het Vakbondsmuseum in december 1995 een tentoonstelling in: Van de Walles eerste expositie. Van de Walle heeft de tentoonstelling zelf niet meer kunnen bezoeken. Zijn gezondheid was al jaren zeer slecht, en twee weken na de opening kwam hij te overlijden, de laatste vertegenwoordiger van een opmerkelijke stroming in de Nederlandse sociale kunst.
|
|