In memoriam Ruud Beeldsnijder

'Wij waren geen joden, maar negers in de oorlog'
Ruud Beeldsnijder 1927 - 2004

Op 12 juni 2004 overleed onverwacht onze vriend en redacteur Ruud Beeldsnijder, oud vakreferent geschiedenis van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, maar vooral actief strijder voor vrijheid en gelijkheid. Ruud was een ras Amsterdammer, aldaar geboren op 26 september 1927. Zijn ouders waren getrouwd in Suriname. Zijn vader Jean Jacques Louis Beeldsnijder was een creool, zijn moeder Estelle Hélène de la Fuente was joods met een Spaanse achtergrond. Zijn vader overleed in 1934, toen Ruud nog maar zes was. Net twaalf was hij, toen de wereldoorlog ook Nederland bereikte. De Tweede Wereldoorlog heeft op Ruud een onwisbare indruk achtergelaten. Vele kennissen en vrienden zijn opgepakt en verdwenen. Hij zelf en zijn broers en moeder zijn gespaard gebleven. Dat kwam omdat zijn moeder met de nodige bluf belastende papieren door een ambtenaar liet verscheuren en daarna overblufte ze de lastige Joodse Raad, die er op aandrong dat ze zich als jodin op moest geven, door te dreigen met de Duitse politie. Zoals hij zelf schrijft in zijn persoonlijke herinneringen aan die tijd: ‘Wij waren geen joden, maar negers in de oorlog.’

Ook de communistische buren Boom drongen er nadrukkelijk op aan zich niet als jood op te geven. De hongerwinter heeft Ruud overleefd in Friesland. Onderweg werden zijn broer en hij door Duitse soldaten doorgelaten en soms vervoerd met een personenauto van de Wehrmacht, een bizarre ervaring. Na de bevrijding weer terug in Amsterdam voelde Ruud zich verlaten: ‘Half verdoofd, inwendig huilend, doolde ik door de straten, terwijl ik dacht dat iedereen plezier had. Nog nooit heb ik mij zo eenzaam gevoeld. Voortdurend hamerde het door mijn hoofd: ze zijn er niet meer, ze zijn weg, ze komen nooit meer terug.’ Na de oorlog is Ruud lid van de CPN geworden, een actief lid en altijd actief gebleven. Actief tot op hoge leeftijd. Hij heeft in vele clubs, verenigingen en actiegroepen zijn aandeel gehad. Belangrijke overwegingen om lid van de CPN te worden waren de al eerder genoemde buren Boom en de vrijheidsstrijd van de Indonesische bevolking. Ruud hoefde niet te dienen in het Nederlandse leger, dat naar Nederlandsch Indië gezonden werd. Tot zijn geluk werd hij door zijn slechte ogen tot buitengewoon dienstplichtig verklaard.

In 1948 slaagde hij voor zijn gymnasium aan het Barlaeus. Waarschijnlijk heeft hij alpha gedaan, gezien zijn verzuchting: ‘De school ging mij steeds meer tegenstaan. Er was zoveel veranderd in de wereld, en ik mocht mij, noodgedwongen, alleen maar concentreren op Latijn en Grieks.’ De middelbare school op het Barlaeus in de oorlog was een vervreemdende ervaring voor Ruud, de wereld in brand, vrienden van school gehaald en hij als ‘neger’ aan de klassieke talen. Deze studie heeft wel zijn liefde bepaald voor alles wat met klassieke talen te maken heeft: Omnis determinatio est negatio van Baruch de Spinoza, de man die tijdens het oproer van de Haagse heffe des volks tegen Johan de Witt zijn leven dankte aan de huisbaas die hem opsloot, anders was hij in zijn eentje het volk te lijf gegaan. Deze uitspraak van Spinoza heeft Ruud tot leidraad van zijn leven gemaakt. Spinoza, de Portugese Jood die joods-mystieke traditie en het wetenschappelijk denken tot elkaar bracht, was een inspirator voor Ruud meer nog dan Marx en Hegel (deze Spinoza-regel was een opdracht aan iedere filosoof volgens de Duitse idealist).

In Amsterdam is Ruud geschiedenis gaan studeren. Na zijn afstuderen is hij eind jaren vijftig begin jaren zestig leraar geschiedenis geworden. Tot in het begin van de jaren zestig bleef hij in Amsterdam. Vanaf 1964 is hij vakreferent geschiedenis bij de Koninklijke Bibliotheek. Hij stond bekend om de stapels boeken en ander papier op zijn bureau. In hetzelfde jaar verhuisde hij naar Den Haag. In 1988 werd hij vervroegd gepensioneerd. Daarna heeft hij zich gewijd aan het leven van de plantageslaven in Suriname, het land van zijn herkomst. Zijn dissertatie is een indrukwekkend verhaal en analyse van de situatie van de slaven op de Hollandse plantages. Om werk van jullie te hebben is de programmatische titel van het standaardwerk over slaven in de achttiende eeuw. Zijn naam was daarmee gevestigd.

Na het opgaan van de CPN in GroenLinks bleef Ruud lid. Een advertentie in 1997 van Onvoltooid Verleden in het Magazine van GroenLinks deed hem besluiten abonnee te worden. Enige tijd later schreef hij mij een brief dat de achttiende eeuw niet echt de aandacht van de redactie had. Dat klopte en we hadden een gesprek daarover in september 1998. Een zeer onderhoudend gesprek, waarin ik ingewijd werd in de kennis van Ruud. Na dat gesprek te zijner huize kreeg ik een week later een uitvoerig verhaal over een 18de eeuws onderwerp: Louwtje van Zevenhuizen. Dat mooie stuk werd uiteindelijk gepubliceerd in nummer 6. Ruud was zeer ingenomen met het artikel in het eerste nummer over Otto Huiswoud. Zelf schreef hij een aanvulling in het derde nummer van Onvoltooid Verleden, zijn eerste bijdrage. Vanaf nummer 5 was hij redactielid, speciaal aangetrokken voor de achttiende eeuw. Hij zou vele stukken schrijven, maar zijn eerste lange studie ging ironisch genoeg niet over de achttiende eeuw, maar over Odette Keun, een Nederlandse revolutionaire van begin twintigste eeuw.

Sindsdien was Ruud vast redactielid van ons blad en omdat wij beiden in Den Haag woonden en de rest elders in Nederland trokken wij per trein of auto er op uit naar de provincie, inclusief zijn geboortestad. Dan vertelde hij meestal terloops over al zijn andere activiteiten voor historische tijdschriften als Mutyama, Surinaams tijdschrift voor geschiedenis en cultuur. Ook zijn wederwaardigheden voor de vereniging Asociación Hispánica de la Haya, een vereniging voor Spaans sprekenden in Den Haag werden mij op weg naar Amsterdam of Rotterdam in kleur verteld. Persoonlijk heeft hij verhinderd - in vloeiend Spaans - dat de vereniging aan ‘hoe heet ze ook alweer’ Maxima een verzoek zou indienen als beschermvrouwe op te treden. De stemmen staakten weliswaar, maar het bestuursvoorstel was verworpen. Leve de revolutionair Ruud!

Aan de redactie nam hij altijd op een zeer indringende wijze deel. Meer dan andere redacteuren stuurde hij commentaren in voor te bespreken artikelen en drukproeven. Anders dan de anderen had hij een andere kijk op de geschiedenis die bijdroeg aan het te bespreken artikel. Slechts op een punt past zachte kritiek: Ruud heeft nooit aan internet en e-mail willen toegeven. Voor hem had ik een procedure bedacht waardoor alle te bespreken artikelen aan hem toegezonden werden. Slechts in één geval werd hij geconfronteerd met een artikel toen het al in het blad opgenomen was. Bovendien was het ook nog een stuk dat hem niet kon bekoren. Toen kreeg ik er van langs. Gedurende de redactiebijeenkomsten was hij altijd geneigd tot een verzoenende houding in de weinige meningsverschillen. Bij de plechtigheden rond de promoties van collega redactieleden Jos van Meeuwen, Dennis Bos en Christianne Smit was hij uiteraard aanwezig (ook een mooi excuus om naar zijn geboortestad te gaan) en genoot met volle teugen van het feit dat alweer een nieuwe doctor in de geschiedenis zijn/haar intrede deed. Ook zo maar even zitten op het Amsterdamse Spui was hem aangenaam.

Met de dood van Ruud Beeldsnijder verliezen wij een gedreven vriend.

Marten Buschman

Fragmenten van Ruud uit: Tussen Noord en Zuid. Een Amsterdamse jeugd. Den Haag 2000.
Ruuds proefschrift: ‘Om werk van jullie te hebben’. Plantageslaven in Suriname, 1730-1750. Utrecht 1994.

Gymnasium leerling Ruud in 1947/8