Jack Otsen

De Purmerendse jaren van Mart Stam

Voor de architect Mart Stam (1899-1986) was Purmerend al gauw te klein. Hij was twintig toen hij zijn geboortestad verliet om zich in het buitenland aan te sluiten bij de internationale avant garde. Zijn revolutionaire ontwerp voor een huizenrij in Stuttgart en zijn achterpootloze stoel spraken tot de verbeelding en vestigden zijn reputatie. Terug in Nederland trad hij in dienst van het bureau Brinkman en Van der Vlugt. Hier maakte hij ontwerptekeningen voor de nieuwe Van Nelle-fabriek in Rotterdam. Hoewel Van der Vlugt de eindverantwoording droeg wordt in architectuurkringen nog steeds gesproken over ‘de fabriek van Stam’.

Een grote desillusie werd zijn reis naar de Sovjet-Unie. Met een groep architecten wilde hij een bijdrage leveren aan de opbouw van de socialistische staat. Van het arbeidersparadijs bleek de Sovjet-Unie nog ver verwijderd. De bouw van woonblokken in Magnitogorsk (Siberië) werd door het bureaucratische regime vertraagd. Teleurgesteld keerde hij in 1934 naar Nederland terug waar zijn communistische verleden hem van veel opdrachten afhield. Ook na de oorlog werd Stam geconfronteerd met tegenwerking en teleurstelling. Zijn rechttoe rechtaan-bouwstijl met veel gebruik van staal, glas en beton vond weinig waardering. In 1959 realiseerde hij voor het bureau van Ben Merkelbach nog het gebouw van de Geïllustreerde Pers aan de Stadhouderskade in Amsterdam. Het was een laatste uitwerking van zijn functionalistische bouwstijl, een architectuur zonder compromissen – door tegenstanders ook wel fantasieloos genoemd.

In 1966 verlaat hij definitief Nederland en verkoos hij een leven van anonimiteit in Zwitserland. Mart Stam overleed in 1986. Eén van zijn biografen vroeg zich af: “Hij is tussen de molenstenen van de geschiedenis geraakt en vermorzeld door zijn eigen idealisme. Als ik hem nog een vraag kon stellen zou ik meer over die teleurstelling willen weten: waarom kiest iemand zo’n weg, waarom doe je jezelf dat aan?”

Gedreven, eigenzinnig, compromisloos, idealistisch: trefwoorden die van toepassing zijn op de architect Mart Stam. In zijn Purmerendse jeugdjaren – grofweg tussen de jaren 1900 en 1920 - moeten deze karaktereigenschappen gevormd zijn.

Op colportage met Jonge Strijd. Geheel rechts Stam. Collectie Purmerends Museum.

Jeugdjaren
Op 5 augustus 1899 zag Mart Stam het levenslicht in het ouderlijk huis aan de Nieuwe Gracht in Purmerend. Hij was het tweede kind in het gezin van gemeente-ontvanger Arie Stam en Alie de Groot. Samen met zijn drie jaar oudere zus Catharina – roepnaam Cato of To – groeide hij op in een vooruitstrevend luthers milieu. Zijn moeder was actief in de Sociaal Democratische Vrouwenclub, die zich inzette voor de invoering van algemeen kiesrecht. Van vader Arie Stam konden als ambtenaar geen politieke activiteiten verwacht worden. Echter, in 1922 kort voor zijn ontslagname na veertig jaar dienst, vinden we zijn naam terug bij een comité voor hulp aan hongerend Rusland. Hij zal dus niet van ‘linkse’ smetten vrij zijn geweest.

Na de lagere school deden de ouders hem bij een timmerman in de leer. ’s Avonds volgde hij lessen aan de plaatselijke Stadstekenschool voor de opleiding tot meubelmaker. Hier kreeg hij onder anderen les van Jac. Jongert op wiens advies hij in 1916 zich inschreef aan de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijs in Amsterdam. Na deze opleiding volgde hij een schriftelijke cursus bij het PBNA, wat hem in 1919 de MO-akte Bouwkunde opleverde.Na een stage bij het architectenbureau van Van der Mey verhuisde Stam naar Rotterdam waar hij als tekenaar ging werken bij architect Granpré Molière. Nog één keer bezocht hij nadien zijn geboortestad – in 1926 – in welk jaar hij het gedenkteken ontwierp voor de overleden dokter Maats.

Purmerend was tijdens de jeugdjaren van Mart Stam een klein provinciestadje, waarin de handel domineerde. De wekelijkse markt en de uitgebreide middenstand fungeerden als het verzorgingscentrum voor de omliggende polders. Het enige echte grootbedrijf was de melkfabriek Hollandia waar rond 1900 zo’n 120 mensen werkten. Socialistische partijpolitiek kwam maar moeizaam op gang: na een eerste vruchteloze poging in 1900 kwam in 1904 een afdeling van de SDAP tot stand. De eerste raadszetel voor de SDAP werd behaald in 1907. Een prominente rol was in deze jaren weggelegd voor Jac. Jongert, de latere leermeester van Stam op de Stadstekenschool. Samen met zijn echtgenote Catharina Geerke werd hij een vurig pleitbezorger voor het socialistisch ideaal. Hij trad op als spreker en leidde partijbijeenkomsten, terwijl zijn vrouw voorzitter werd van de Sociaal Democratische Vrouwenclub. In 1913 kreeg de SDAP in de persoon van Jaap de Vries een tweede raadszetel. De Vries was een geschoold arbeider, een vlot spreker en zeer populair bij de arbeiders. Uit de bronnen is vast komen te staan dat de vroege socialisten nauwe banden hebben gehad met het anti-militarisme en de geheelonthoudersbeweging. SDAP-voorzitter Jan Kennedij was tevens voorzitter van de Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van Alcoholische Dranken (NVAAD). Ook Jaap de Vries was geheelonthouder. Als wethouder voerde hij een zogeheten zwarte lijst in voor lieden die te veel dronken. Zij kregen een café-verbod. Als ze dit negeerden, dan kon het gebeuren dat De Vries eigenhandig de overtreders van de tapkast haalde en naar buiten sleurde. Een wel zeer eigenzinnige toepassing van de SDAP-leuze: ‘De kroeg uit, de beweging in!’

De periode 1918-1923 was een bloeitijd voor de SDAP: vier raadsleden en Jaap de Vries in 1919 als eerste sociaal-democraat in het college. Internationale ontwikkelingen – revolutie en oorlog – en interne partijtwisten binnen de landelijke SDAP kregen ook vat op de socialistische beweging in Purmerend. Vooral 1917 moet voor tijdgenoten een turbulent jaar zijn geweest. Er werd een levendig openbaar debat gevoerd, waarbij binnen enkele maanden vergaderingen van de SDAP, de SDP (de latere CPH) werden afgewisseld met demonstraties van geheelonthouders, christen-socialisten en vakorganisaties.

Mart Stam was erbij en heeft ze gekend: Jac. Jongert als spreker voor de SDAP, Jan Kennedij als drankbestrijder en voorzitter van de SDP – in 1917 had hij de overstap gemaakt naar de communisten -  en Jaap de Vries als eerste socialistische wethouder. Er moet in huize Stam feestgevierd zijn bij de invoering van het algemeen kiesrecht in 1919, waarvoor moeder Alie zo lang gestreden had. Ook landelijke politici  verschenen in Purmerend om hun achterbannen toe te spreken. Zo kwamen Louis de Visser en David Wijnkoop namens de communisten en liet de christen-socialist Bart de Ligt zich vertegenwoordigen door de lutherse predikant Pabon.De eerste keer dat Mart Stam zich mengde in het debat was tijdens een toespraak van de christen-socialist Enka (pseudoniem voor mevr. Tjaden- van der Vlies). Zij nam stelling tegen de SDAP die voor de oorlogskredieten in de Tweede Kamer had gestemd. Na haar toespraak was er gelegenheid voor debat. De enige die een vraag stelde, was Mart Stam, over wie de recensent van de plaatselijke krant schreef: “Het publiek applaudisseerde maar toch was het een kranige daad van den heer Stam jr. om voor een volle vergadering uit te komen voor zijn mening, of men het wel of niet met hem eens is, de daad op zich zelf was sympathiek.” De vraag die Stam stelde, ging over drankbestrijding. Niet zo vreemd aangezien Mart Stam op deze politieke bijeenkomst optrad als vertegenwoordiger van de Jongelieden Geheelonthouders Bond (JGOB).

Geheelonthouders uit Purmerend. Collectie Purmerends Museum.

De Jongelieden Geheelonthouders Bond in Purmerend
Hoewel geheelonthouding vaak in verband wordt gebracht met het socialisme – drankmisbruik werd immers gezien als een uitwas van het kapitalisme – was  drankbestrijding niet gebonden aan een bepaalde partijpolitiek. In Purmerend trad op dit gebied al vroeg de verzuiling in. Katholieken kenden het R.K. Kruisverbond, protestanten de Nationaal Christelijke Geheelonthoudingsvereniging. Verder was er nog een Volksbond tegen Drankmisbruik en de al eerder aangehaalde – en tevens oudste organisatie – Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van Alcoholische Dranken. Ook de Internationale Orde van Goede Tempelieren kreeg in 1922 een Purmerendse afdeling. Bovendien hadden de meeste organisaties een jeugdafdeling.

Propaganda-avonden, tentoonstellingen en meetings in de open lucht moesten de geesten rijp maken voor geheelonthouding. De meest actieve vereniging, de NVAAD, organiseerde in 1922 tijdens de oktoberkermis in de Boterhal de Blauwe Bioscoop met als attractie de film ‘De vloek van de Alcohol’. In het verenigingsorgaan ‘De Blauwe Vaan’ waren leuzen te lezen als ‘Drank verslindt wat Arbeid wint’ en ‘Drank is erger dan Oorlog’. De in 1913 opgerichte JGOB nam tussen al deze organisaties een aparte positie in. Anders dan bijvoorbeeld de Jeugdbond voor Onthouding – een onderafdeling van de NVAAD – was de JGOB een zelfstandige bond, waarbij volwassenen geen rol speelden – noch in de oprichting, noch in het bestuur. In het bondsorgaan ‘Jonge Strijd’ werd verheugd melding gemaakt van de Purmerendse afdeling, opgericht een jaar na de start van de landelijke JGOB. Tevens werd de naam van Cato Stam vermeld als (voorlopig) afdelingsadres. Zij was 17 en zal haar 14-jarige broer ingewijd hebben in het bondsleven.

Achttien leden telde de JGOB-afdeling Purmerend bij de oprichting. Na de eerste propaganda-avond in 1914 konden zes leden worden bijgeschreven. In de statuten was opgenomen dat jongeren van 14 tot 23 lid konden worden. Typerend voor de JGOB was niet alleen de organisatorische zelfstandigheid, waarin een zeker verzet tegen de oudere generatie in doorklonk. De geheelonthouding was min of meer de kapstok waaraan de JGOB-jeugd haar streven naar een nieuwe samenleving ophing. De nadruk binnen het bondsleven lag op karaktervorming en ontwikkeling. JGOB-ers staken hun bewondering voor maatschappijhervormers als Frederik van Eeden en Bart de Ligt niet onder stoelen of banken. Religieus zonder kerkgebonden te zijn en socialistisch zonder partijpolitieke gebondenheid, zo zou de JGOB gekarakteriseerd kunnen worden. Ook propageerden zij de vrije omgang tussen jongens en meisjes.

De eerste jaren van de JGOB werden gekenmerkt door bijeenkomsten waarbij redevoeringen worden afgewisseld met muziek, declamatie en het opvoeren van tableaux. Landelijke leiders als G. Zwertbroek en J. Mourits maakten hun opwachting terwijl op feestavonden naburige afdelingen uit o.a. Hoorn en Zaandam werden uitgenodigd. In samenwerking met de NVAAD was er zelfs een zangkoor opgericht, Door Onthouding Verenigd geheten. Ook wandeltochten. picknicks en kampeerweken kwamen later op het programma. Tijdens de viering van het 4-jarig bestaan van de Purmerendse afdeling hield Zwertbroek een toespraak waarin hij trots melding maakte van de groei van de bond: vijftig afdelingen met in totaal 1800 leden. Hij hield zijn toehoorders voor dat naast geheelonthouding de JGOB voorrang moest geven aan de verstandelijke ontwikkeling en het versterken van de kameraadschappelijke omgang.

Mart Stam moet al vroeg lid zijn geworden. Ik leid dit af uit het feit dat zijn één jaar jongere vriend Derk de Vries in 1915  in Jonge Strijd als afdelingssecretaris wordt vermeld. Mart en Derk kenden elkaar van de Stadstekenschool. Samen publiceerden zij vanaf 1919 in het bondsorgaan, bovendien voerden zij in 1919 de redactie over een nieuw blad, waarover straks meer. Beiden leerden ook hun eerste echtgenote kennen in de JGOB: Mart trouwde in 1921 Leni Lebeau (zus van de kunstenaar Chris Lebeau), Derk in 1922 Antje Moerbeek (dochter van een Purmerendse scheepsbouwer). De leeftijdsgrens was 14, zodat we mogen aannemen dat Mart Stam vanaf 1914 zijn rol in de JGOB meespeelde. In de plaatselijke JGOB moet Stam ervaring hebben opgedaan in het spreken voor publiek en in leiding geven. In 1918 troffen we voor het eerst zijn naam aan in de verslaggeving van een JGOB-bijeenkomst in De Tuinbouw in de Beemster. Hij trad op als voorzitter en leidde spreker J. Mourits in die in zijn toespraak het humanitaire karakter van de JGOB benadrukte. De strijd tegen drank was niets meer dan het symbool voor een religieus getint idealisme. Samen deelden JGOB-ers het geloof in verheven idealen: zuiverheid, broederschap en schoonheid als antwoord op de alledaagse sleur en de bekrompenheid van de oudere generaties, die de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog vier jaar lang lieten voortbestaan.

Oorlog en revolutie brachten een radicalisering op gang binnen de JGOB, die leidde tot een richtingenstrijd en uiteindelijk op een congres in 1920 werd beslecht. Ook Mart Stam en Derk de Vries namen actief deel aan deze discussies.

Rechts halfzittend Mart Stam. Collectie Purmerends Museum.

In kringen van christen-socialisten werden de eerste geluiden gesignaleerd over dienstweigeren. Bart de Ligt was een populair propagandist van deze vorm van anti-militarisme. In Purmerend groeide zijn aanhang. Eerst georganiseerd in de Anti-Militaristische Bond en in de organisaties Vrouwen voor Vrede en Vrede door Recht. Later kwam hier ook een afdeling van de Internationale Anti-Militaristische Vereniging (IAMV) met het blad ‘De Wapens Neder’, waarin oproepen tot dienstweigeren werden gedaan. Binnen de JGOB vond deze anti-militaristische stemming weerklank, hoewel het hoofdbestuur dienstweigering niet aan haar leden wilde verplichten. Voor nog meer olie op het vuur zorgde het uitbreken van de Russische Revolutie. Louis de Visser voerde in Purmerend het woord. Hij zag de revolutie als “De stoot van de mogelijke wereldrevolutie, welke alleen met succes de wereldvrede aan de mensheid kan brengen.” In debatten met SDAP-ers liet voormalig voorzitter Jan Kennedij niet na telkens te wijzen op “Rusland, waar de zon van het socialisme is opgegaan.”

Richtingenstrijd binnen de JGOB
De revolutionaire retoriek miste zijn uitwerking niet. Binnen de blauwe jeugdbond werden discussies gevoerd die rood gekleurd waren. De ideeën van de nieuwe mens en de nieuwe samenleving leken in de Sovjet-Unie gerealiseerd te worden. Deze ideologie vond vooral navolging onder de oudere leden van de JGOB. Sommigen stapten over naar de communistische jeugdbeweging, enkelen probeerden de JGOB om te vormen tot een blauw-rode jeugdbond. Op het Hilversumse congres in 1919 eindigde de richtingenstrijd onbeslist. Welke positie nam Mart Stam in? Nog voor het congres publiceerde hij in ‘Jonge Strijd’ twee artikelen, waarin hij een appèl deed op de leden om vast te houden aan de oude idealen: “Wij jongeren willen geen donkerte, maar licht en vrijheid.” In dezelfde bewoordingen richtte hij zich tot de lezers in zijn zelfstandig uitgegeven blad ‘Levensverdieping’ waarvan hij samen met de broers Derk en Han de Vries de redactie voerde. Het blad met als ondertitel ‘Blad tot jeugdverheffing, strevend naar reinheid’ haalde drie afleveringen, maar betekende geen breuk met de JGOB. Voor ‘Jonge Strijd’ verzorgde Stam nog de titeltekening, bovendien ontwierp hij affiches voor activiteiten van de bond. In zijn kunstzinnige aanleg is de hand van zijn tekendocent Jac. Jongert duidelijk zichtbaar. Wat inhoud betreft toonde ‘Levensverdieping’ verwantschap met de Rein Leven-Beweging, waarin naast geheelonthouding, geweldloosheid en vegetarisme reine liefde een belangrijke rol speelde. In mei 1919 trad Lodewijk van Nierop op als spreker voor deze pas opgerichte beweging in Purmerend.

Eén van de vele bijeenkomsten. Collectie Purmerends Museum.

Mart Stam bewees in bijdragen voor zijn blad ‘Levensverdieping’ nog steeds te geloven in de jeugdidealen van de JGOB. In de discussie blauw of rood koos Stam onvoorwaardelijk voor de eerste kleur. Een citaat kan dit verduidelijken: “Wij kunnen niet als zo velen ons vermaken met kroeg en bioskoop, met biljarten en kaartspelen, met vieze moppen en dubbelzinnige gesprekken, maar wij willen het ware, echte, zuivere jeugdleven, zoals wij dat voelen als we ons van alle onnatuurlijke genoegens onthouden. Wij willen uittrekken naar bos en hei, naar zee en duin en weiland, wij willen genieten van al wat de natuur ons in zo’n overvloed te genieten geeft, wij willen een zuivere, reine omgang tussen jongens en meisjes, wij willen onze lichamen krachtig en gezond maken, wij willen ons ontwikkelen niet tot politieke raddraaiers of in geld- en machtzucht vastzittende zakenmensen, niet tot mensen die leven voor eigen plezier en welvaart, maar tot mensen die een open oog hebben voor het leed van anderen, die willen trachten niet alleen de mens persoonlijk maar ook de verhouding tussen de mensen onderling tot een mooie, zuivere te maken, wij willen mens en maatschappij opvoeren tot hoger, schoner leven.”

In een taal die een tamelijk overspannen indruk maakt, belijden Mart Stam en zijn vrienden Derk en Han de Vries hier een tamelijk elitair standpunt. Roken, drinken, flirten, vloeken, dansen en bioscoopbezoek, daar diende een JGOB-er zich verre van te houden. Voor het verwezenlijken van de ideale samenleving moesten deze banaliteiten uitgebannen worden. Hooggestemde idealen die voor de massa natuurlijk niet te volgen waren. Eigenlijk plaatsten de Purmerenders zich buiten de werkelijkheid van alledag. Een bewuste stellingname en voelden zij zich  de voorhoede van de nieuw te stichten samenleving. Inmiddels was Mart Stam verhuisd naar Rotterdam, waar hem een oproep voor militaire dienst moet hebben bereikt. Hij bleef principieel en weigerde dienst op ethische gronden. Voor dienstweigeren – “Dit vak wil ik niet leren” zei hij letterlijk – moest hij een straf van een half jaar uitzitten. In juni 1920 stond zijn naam in ‘Jonge Strijd’  bij het kopje ‘Onze dienstweigeraars’. Zijn arrest in de barakken van Waalsdorp leverde een publicatie op: ‘Brieven uit de cel’, uitgegeven bij De Fakkel.

Tijdens zijn gevangenschap vond het congres plaats dat de scheiding der geesten bloot legde. Zoals Ger Harmsen schreef: “Het ging erom of de JGOB rood of blauw zou zijn. Werd ze rood, dan zou de bond in korte tijd uiteen zijn gevallen in vele elkaar op leven en dood bestrijdende groepen. Alleen door het blauw blauw te laten had de bond een kans te blijven voortbestaan.” De JGOB bleef blauw ten koste van zo’n 500 leden die uittraden. De afdeling Purmerend telde nog slechts zes leden. De verdere lotgevallen zijn ons onbekend. Waarschijnlijk stierf de bond een zachte dood.

Derk de Vries sloot zich aan bij de communisten, bleef tot in de dertiger jaren contact houden met zijn vriend Mart Stam, hoofdzakelijk via een briefwisseling met Leni Lebeau. In de oorlog zat Derk de Vries in het verzet. Na de oorlog nam hij zitting in een comité dat een oorlogsmonument voor de gevallenen wilde realiseren. Samen met de tekenaars Maarten Oortwijn en Jan Sanders bracht hij het boekje ‘Laarzen in de Marktstad’ uit ter financiering van dit project. Tegenvallende inkomsten beperkten de opzet en resulteerden uiteindelijk in een marmeren plaat met de namen van de slachtoffers, bevestigd aan de voorgevel van het voormalige stadhuis.

Mart Stam keerde in 1926 nog een keer terug naar Purmerend. Hij logeerde bij zijn ouders in de Julianastraat. Wellicht op voorspraak van zijn vader en anders wel omdat hij het gedenkteken kosteloos wilde uitvoeren, kreeg Stam de opdracht een monument te ontwerpen voor dokter Maats, een zeer geziene huisarts in Purmerend. Met vrijwillige bijdragen van zijn patiënten en andere goedwillenden werd een bedrag bij elkaar gebracht, waarvoor het project kon worden uitgevoerd. De gemeente zou in het vervolg zorg dragen voor het onderhoud. Tot 1967 hield de gemeente woord: bij de verlegging van de Where verdween het Molenplantsoen inclusief het kunstwerk van Stam. Het schaalmodel is nog te bewonderen in het Purmerends Museum.

Slot
Alle karaktereigenschappen die we later bij de architect Stam aantreffen, hebben zich in een vroeger stadium bij de jeugdige Purmerender al geopenbaard. Gedreven en eigenzinnig bij zijn optreden in de JGOB. Al vroeg etaleerde hij zijn leiderscapaciteiten als voorzitter van deze jeugdbond. Ook mengde hij zich zonder schroom in een volwassen debat met politici. In de richtingenstrijd binnen de JGOB nam hij een eigen standpunt in en begon samen met vrienden een blad, waarin zijn opvattingen werden uitgedragen. Idealistisch op het extreme af, als we het volgende citaat lezen uit het eerste nummer van ‘Levensverdieping’:
“Als wij zien langs de straten, op de scholen, in bioscopen en danszalen, hoe daar de jongens en meisjes binnen zijn; als wij kennen het laffe gescharrel, de dubbelzinnige gezegden en schuine moppen, dan komt ons jeugdhart in opstand, dan bruist het in ons van verontwaardiging; dan willen we heengaan naar hen en zeggen dat wij willen een omgang tussen jongens en meisjes met mooie oprechte bedoelingen; dat wij een vriendenkring willen van jongens en meisjes die samengaan gesterkt door begrijpen en  vertrouwen van elkander.”
Hetzelfde idealisme spreidt hij later ten toon bij zijn reis naar Rusland, waar het communisme toch niet de nieuwe mens blijkt te hebben geschapen. Hij moet zijn eerder gedane uitspraak letterlijk hebben opgevat: “Wij hebben de nieuwe wereld te scheppen.”

Principieel en compromisloos als in zijn latere architectuuropvattingen toonde hij zich bij zijn oproep voor de militaire dienst. Hij voegde de daad bij het woord door dienst te weigeren. Zoals er in zijn functionalistische – fantasieloze -  stijlopvatting geen ruimte was voor ronde vormen, zo leek zijn maatschappijopvatting geen nuances te kennen. Een citaat van Stam ter illustratie: “Wat nuttig en doelmatig is, is automatisch schoon!”  Dat duldt geen tegenspraak. Zelfbewust en zeer overtuigd van zijn eigen gelijk en daarom moeilijk in de omgang. Wellicht ligt hierin een mogelijk antwoord op de in de inleiding gestelde vraag.

Bronnen
Archief Stadstekenschool in het Waterlands Archief Purmerend
Bergeijk, Herman en Otakar Mácel (red), Teksten van Mart Stam. Nijmegen 1999.
Harmsen, Ger, Blauwe en Rode Jeugd  Assen 1961.
Jacobs, Stef, Mart Stam, de ‘fantasielooze’ architect uit Purmerend. Purmerend 1998.
Jonge Strijd. Tijdschrift van de Jongelieden Geheelonthoudersbond, jrg. 1913-1920
Levensverdieping. Tijdschrift onder redactie van Mart Stam, Han en Derk de Vries. z.j.
Onrust, Hank en Gerrit Oothuys, Mart Stam de architect (documentaire gemaakt voor de VPRO – 1996)
Schuitemakers Purmerender Courant.