Jack Otsen

Kunstenaar Jac. Jongerts socialisme

In zijn Purmerendse jaren combineerde Jac. Jongert (1883-1942) het docentschap aan de Stadstekenschool met zijn reclamewerk voor allerlei bedrijven. Onder andere voor de drankenfirma de Wed. G. Oud Pz. & Co verzorgde hij drukwerk in de vorm van advertenties, affiches en etiketten. Tot 1924 was hij verantwoordelijk voor de stands van Oud in de jaarbeurs van Utrecht. In 1918 verhuisde Jongert met zijn gezin naar Rotterdam, waar hij een aanstelling had gekregen aan de Academie voor Beeldende Kunsten. Ook in Rotterdam wist hij het lesgeven te combineren met reclamevormgeving. Voor de firma De Erven de Wed. J. Van Nelle werd hij reclameadviseur en ontwierp hij verpakkingen voor koffie, thee en tabak.

Tussen politiek en kunst
Het duurde even voor Jongert zijn stijl en richting in de kunstwereld had gevonden. Hij dacht deze gevonden te hebben in de muurschilderkunst maar moest later toegeven deze bewerkelijke techniek niet onder de knie te kunnen krijgen.. Jongert assisteerde vanaf 1905 de kunstenaar R. N. Roland Holst (1868-1938) bij diens monumentale schilderingen in het gebouw van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond. Het socialisme vormde de inspiratiebron voor de reeks muurschilderingen over de moderne arbeidersbeweging. Roland Holsts echtgenote Henriëtte verzorgde de onderschriften. Ook Roland Holst bleek moeite te hebben met de techniek: al spoedig na voltooiing begonnen de schilderingen af te bladderen.
In navolging van zijn leermeester nam Jongert een soortgelijk project aan in Purmerend. In het gebouw van de werkliedenvereniging Vooruit begon hij in 1912 met de beschildering van de wanden boven de lambrizering. Het werk wilde niet vlotten. Pas in 1917 kon hij er de laatste hand aan leggen. De klus leidde in zijn memoires tot de verzuchting: ‘Ik kan de stijl niet vinden voor deze techniek.’ Uit een voorstudie en uit een enkele overgeleverde foto – waarop slechts de ornamentslijsten met opschriften te zien zijn – blijkt de beïnvloeding van Roland Holst en zijn werk in het vakbondsgebouw: dezelfde geïdealiseerde figuren met verheven onderschriften.

Het werk van Roland Holst stond in de traditie van de zogeheten gemeenschapskunst waarbij kunstenaars zich lieten leiden door de gedachte dat kunst en samenleving onverbrekelijk met elkaar verbonden waren. Architectuur, schilder- en beeldhouwkunst moesten elkaar aanvullen in kunstwerken die in dienst stonden van een gemeenschappelijk ideaal. Een ideaal in socialistische zin: de kunst moest erop gericht zijn het leven van de arbeidersklasse te verbeteren. Jongert raakte actief betrokken bij de socialistische beweging. Samen met zijn echtgenote Catharina Geerke was hij in 1908 lid geworden van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Zij werd tevens voorzitter van de Sociaal Democratische Vrouwenclub die zich inzette voor algemeen kiesrecht. Jongert leidde partijbijeenkomsten en was een gevierd spreker bij 1 mei-vieringen en verkiezingsmanifestaties. Zijn engagement manifesteerde zich ook in zijn kunstwerken. Voor de muurschilderingen bedong hij geen honorarium, het moest gezien worden als een dienst aan de gemeenschap. Zijn tekening voor de arbeiderscoöperatie De Dageraad en zijn litho De Daad bij een gedicht van Adama van Scheltema kwamen voort uit hetzelfde gedachtegoed.

Keuze voor de kunst
De omslag kwam in 1911, toen Jongert op advies van Rik Roland Holst stopte met zijn politieke activiteiten en de raad kreeg zich te concentreren op zijn vak. Hoewel minder strijdbaar bleef Jongert zijn maatschappij-opvatting trouw. Een belangrijke inspirator vond hij in de persoon van S.H. de Roos (1877-1962), over wie hij in zijn memoires schreef: ‘In Haarlem hadden wij een nieuwe kennis, een collega die zich geheel wijdde aan het boek en de boekletter; de voortzetter van Morris’ zijn werk in Holland. Ik heb aan deze vriend veel gehad.’ De naam van William Morris (1834-1896) is verbonden aan de Arts and Crafts Movement, een Engelse hervormingsbeweging in de kunst, die verwantschap vertoonde met de gemeenschapskunst.

Baanbrekend waren de ideeën van Morris voor de boekverzorging. In zijn eigen drukkerij publiceerde hij ambachtelijke uitgaven met veel aandacht voor typografie, illustratie en bandontwerp. Door zijn vriendschap met De Roos kreeg Jongert belangstelling voor grafische vormgeving. Jongert  experimenteerde met allerlei grafische technieken: hij sneed of graveerde in hout en linoleum, hij etste en maakte litho’s. Het was een kunstvorm die zich leende voor uiteenlopende opdrachten zoals boekbanden, behang- en  tapijtontwerpen en gelegenheidsdrukwerk. Bovendien had deze techniek als voordeel dat een groter publiek kon worden bereikt, wat naadloos aansloot bij zijn opvatting dat de kunst dichter bij de mensen moest worden gebracht. Jongert kreeg bevestiging van zijn opvattingen bij zijn bezoek in 1914 aan de Werkbund in Keulen. Deze expositie – gemaakt in samenwerking tussen  ondernemers en kunstenaars – maakte een verpletterende indruk op hem. In eigen woorden: ‘Maar wat ons het meest interesseerde, dat was de  winkelstraat, waar alle artikelen modern waren verpakt en geëtaleerd: koek, sigaren, lampen en elektrische artikelen. Dat gaf ons een schok, ons beiden vaklieden, wat lag daar een terrein voor ons, in Holland nog niet aangesneden.’

De samenwerking tussen kunstenaar en ondernemer kreeg in Purmerend gestalte door zijn werk voor de wijnhandel van Oud. Ook firmant Pieter Oud had de expositie in Keulen bezocht en was onder de indruk geraakt van de nieuwe mogelijkheden op reclamegebied. Na enkele minder geslaagde ontwerpen voor advertenties vielen de etiketten voor wijn en sherry bij zijn opdrachtgever in de smaak, zodat vanaf 1915 de sierlijke Jongert-grafiek het reclamebeeld van de firma Oud ging bepalen.

Jongerts Rotterdamse jaren
Hoewel Jongert sinds 1911 binnen de SDAP geen actieve rol meer speelde, kwam zijn naam kort voor de verhuizing naar Rotterdam nog een keer strijdvaardig over in de krantenkolommen. Aanleiding was de jaarvergadering van de verbruikscoöperatie De Dageraad, waarvan de statuten vermeldden dat een deel van de gemaakte winsten dienden om de arbeidersklasse te steunen in haar politieke en vakbewegingsstrijd. Jongert stelde tijdens de vergadering voor om niet het dividend maar het het salaris van Ontwerp affiche Volks Universiteit Rotterdam de bakkers te  verhogen: ‘Wij zijn geen lid van een coöperatie om dividend te jagen, doch eerst moeten flinke lonen uitgekeerd worden.’ Na een felle discussie werd het voorstel van Jongert aangenomen, ondanks tegenwerpingen van voorzitter Potgieter: ‘Voorstellen als Jongert slopen niet alleen onze coöperatie, nee ze richten ze ten gronde.’ Hij sloot de vergadering af met de woorden: ‘Jongert heeft onze plannen in duigen gegooid. De reservekas is knapjes geplunderd. We waren van plan om een kruidenierszaak te openen, doch dat kunnen we voorlopig niet uitvoeren. Ik wil de leden aansporen meer aandelen te nemen.’

Uit de bronnen is niet op te maken of Jongert dezelfde stap zette als de Purmerendse SDAP-voorzitter Jan Kennedij. Deze laatste verruilde in 1917 het lidmaatschap van de SDAP voor de Sociaal Democratische Partij (SDP), later omgedoopt in Communistische Partij Holland (CPH). Igor Cornelissen suggereert in zijn boek ‘De GPOe op de Overtoom’ dat Jongert in zijn Rotterdamse tijd van de CPH zou zijn overgestapt naar de SDAP. Tegelijk beweert hij dat Jongert geen fanatieke partijganger was. Deze laatste bewering stemt overeen met mijn bevindingen: uitgesproken links zonder al te veel partijpolitiek.

Deze houding is ook terug te vinden in zijn lidmaatschap van de Bond van Revolutionair-Socialistische Intellectuelen (BvRSI). Opgericht in 1919 onder aanvoering van Henriëtte Roland Holst, bedoeld om kunstenaars en intellectuelen achter het Sovjetcommunisme te scharen. Mogelijk beschouwde Jongert het als een vriendendienst aan Henriëtte. Ook haar echtgenoot trad toe tot de Bond, hoewel ze zelf een jaar later toegaf: ‘Hij [Rik Roland Holst] is helemaal geen communist, maar een lieve oude chinees.’

Jongert werd op geen enkele bijeenkomst gesignaleerd. Drie jaar na oprichting werd de Bond trouwens al ontbonden. In de woorden van Ger Harmsen: ‘Het wemelde in die jaren van groepjes die even radicaal als minimaal van omvang waren. Hoeveel klinkende namen telde de BVRSI! Pas na verloop van tijd leidde de confrontatie van dit ‘ethisch idealisme’ met de harde praktijk van de Russische revolutie tot een verstoring van de door deze humanitaire avant-garde gekoesterde illusies.’ Jongert had in deze jaren trouwens wel andere dingen aan zijn hoofd. Eerst was er de verhuizing naar Rotterdam en z’n nieuwe lespraktijk aan de Academie. Een persoonlijk drama trof hem, toen zijn vrouw hem ontviel en hij als alleenstaande vader de zorg kreeg over vier jonge kinderen.

Jac. Jongert rond 1930, collectie Puremerends Museum.

Inmiddels had Jongert naam gemaakt: zowel bij vakgenoten als bij ondernemers oogstte zijn reclamewerk waardering. In publikaties en op tentoonstellingen werd zijn grafiek onder de aandacht gebracht, terwijl bedrijven hem opdrachten verstrekten. Jongert werd bij Van Nelle aangetrokken door firmant Kees van der Leeuw. In deze bevlogen directeur vond Jongert een opdrachtgever die dezelfde opvattingen huldigde over de taak van de kunstenaar in de reclame. Van der Leeuw was een fanatiek aanhanger van de theosofische beweging. Hij bezocht de jaarlijkse kampen van de Orde van de Ster van het Oosten in Ommen, waar Krishnamurti lezingen gaf. Volgens zijn leerlingen zou God in het lichaam van Krishnamurti neerdalen en zou een nieuw tijdperk van licht aanbreken. Vanuit dezelfde filosofie werkte Van der Leeuw aan de nieuwbouw van de Van Nellefabriek. Hij had architect Michel Brinkman, die hij kende uit de kring van theosofen, benaderd voor het ontwerp van het fabrieksgebouw. Na het overlijden van Brinkman kreeg Leendert van der Vlugt de opdracht – overigens na bemiddeling van Jongert – deze fabriek op de tekentafel vorm te geven. Ook de in Purmerend geboren architect Mart Stam werkte eraan mee. Behalve een icoon van de moderne architectuur werd het fabriekscomplex geprezen om zijn voorzieningen voor het personeel. Jongert had bij de bouw een adviserende rol terwijl hij de belettering van het gebouw voor zijn rekening nam.

Eind jaren twintig begon de wereldcrisis ook invloed uit te oefenen op de omzetten van Van Nelle. In de Sovjet-Unie leken Stalins vijfjaren-plannen zich te onttrekken aan deze economische depressie. Velen – onder wie Mart Stam – vertrokken naar de Sovjet-Unie om te helpen bij de opbouw van de socialistische heilstaat. Ook Jongert moet gesympathiseerd hebben met het communisme. Al of niet lid van de Communistische Partij Nederland (CPN), volgens bronnen van Igor Cornelissen was het huis van Jongert een recruteringsterrein voor de Russische geheime dienst, de GPOe. Jongerts dochter Noor was getrouwd met de communistische uitgeverszoon Hans Brusse, die voor de Russen werkte. Begin jaren dertig had Jongert zijn zoon Jan voor een jaar naar de Sovjet-Unie gestuurd. Naast kennis van de taal, wat onder andere resulteerde in de vertaling van Maxim Gorki’s novelle ‘Hoe ik leerde’ – uitgegeven bij W.L. & J. Brusse in 1935 – moet Jan Jongert ook diensten voor de GPOe hebben verricht. Jongert maakte zelf in 1934 een reis naar de Sovjet-Unie. Naast toeristische uitstapjes bezocht hij in Moskou de vrouw van Sebald Rutgers. Rutgers had zich al in 1918 in Moskou gemeld om zijn bijdrage te leveren aan de wereldrevolutie. Nadat hij met succes een chemische fabriek in Siberië had opgezet, kreeg hij te maken met bureaucratische tegenstand. In 1938 vestigde hij zich weer in Nederland, een illusie armer.

Slot
Het jaar 1911 vormde in meerdere opzichten een omslag in het leven van Jac. Jongert. Op aanraden van zijn leermeester Roland Holst stopte hij met actieve partijpolitiek en ging hij zich volledig toeleggen op de kunst. Tegelijkertijd markeerde het jaar 1911 zijn overgang van muurschilder tot sierkunstenaar. Jongert moet tot het besef zijn gekomen dat hij in de grafische technieken zijn artistieke talenten beter kon realiseren dan in de muurschilderkunst. Bovendien sloot de toegepaste grafiek beter aan bij zijn maatschappij-opvatting. Grafiek had een grotere verspreiding en was toegankelijk voor een groter publiek. Jongert bleef betrokken bij de socialistische beweging. Zijn opstelling in het debat met de leiding van coöperatie De Dageraad bewees dat hij zich het lot van de arbeiders aantrok. Zijn kunstopvatting werd gekenmerkt door dezelfde betrokkenheid. Zijn etiketten voor de firma Oud en de artistiek vormgegeven boekbanden werden al vroeg geëxposeerd.

Ook de affiches en het reclamedrukwerk voor Van Nelle hebben museale waarde gekregen, een bewijs voor de stelling dat Jongert een bijdrage heeft geleverd aan een mooiere samenleving. Socialist of communist, in wezen was Jongert een idealist met het hart links. Wars van partijpolitiek maar met de oprechte wil de wereld te verbeteren.

Literatuur/Archivalia
Jac. Jongert, Herinneringen van een boerenjongen, 1942 (ongepubliceerd)
Igor Cornelissen, De GPOe op de Overtoom – Spionnen voor Moskou 1920-1940, Amsterdam 1989.
Hans Olink, De vermoorde droom – Drie Nederlandse idealisten in Sovjet-Rusland, Amsterdam 1993.
Elsbeth Etty, Liefde is heel het leven niet – Henriëtte Roland Holst 1869-1952, Amsterdam 1997.
Ger Harmsen, Blauwe en Rode Jeugd, Assen 1961.

Archief van de Bond van Revolutionair Socialistische Intellectuelen (IISG)
Archief SDAP-afd. Purmerend (IISG)
Leggers van Schuitemakers Purmerender Courant (Waterlands Archief)
“De Openbare Werken Van ‘s Gravenhage“ 1890 -1918, uitgegeven in opdracht van het Gemeentebestuur van ‘s Gravenhage, ter gelegenheid van het aftreden van den heer I.A.Lindo, als directeur der Gemeentewerken, op 1 juli 1918. Drukkerij Mouton & Co. ‘s Gravenhage 1918