Marten Buschman
De stilte van 2003
Een eeuw na '1903'
De spoorwegstakingen van 1903: een revolutiepoging of Amsterdamse relletjes, spionage en tegen-spionage, de introductie van de auto, een draaipunt voor de vakbeweging, één dode en een regering in paniek.
Genoeg redenen om de spoorwegstakingen van januari en april 1903 in het voorjaar van 2003 groots te herdenken. Maar niets van dat al. Na het rumoer van 1903 is honderd jaar later slechts een web van stilte geweven. Het standaardwerk over de spoorwegstakingen van 1903 is het proefschrift van A.J.C. Rüter. En ondanks dat het in 1935 verscheen, is het nog steeds de standaard voor '1903'. In de jaren zeventig hebben vele studenten onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de arbeidersbeweging met als resultaat een tiental onderzoeksverslagen, boeken en tijdschriften. Maar over 1903 geen nieuw boek, wel een tegen-analyse. Johan Frieswijk gaf in zijn kritische herwaardering - Jaarboek Arbeidersbeweging 1979 - aan dat Rüter niet de beweging aan de basis onderzocht heeft en dat er veel meer aan de hand was dan Rüter zag. Nu, dat er meer aan de hand was, blijkt in 2003 in ieder geval niet. Wat hebben we zoal gelezen, gehoord of gezien? Weinig. Geen enkel landelijk dagblad heeft er een coverstory aan gewijd. In historische tijdschriften bestond wel aandacht, maar ze schreven toch vooral de analyses van Rüter over. Ons Amsterdam heeft een jonge journalist aan het werk gezet. Marcella van der Weg heeft met veel historisch gevoel een verhaal neergezet vanuit de traditionele geschiedschrijving. Het is een mooi voorbeeld van die traditie. Bert Altena schrijft in De As vooral over de rol van Ferdinand Domela Nieuwenhuis in de stakingsbewegingen. Zijn analyse is evenwel een tegenanalyse net als die van Frieswijk.
Verloren en weggeschreven
Meer inzicht in de staking en de motieven van de vakbondsbestuurders, de stakers en de stakingsbrekers (overheden en vrijwilligers) krijgen we eigenlijk niet. En de stakers, wat bezielde hen in godsnaam?
De eerste spoorwegstaking was een spontane beweging die niemand verwacht had en niemand in de hand kon houden. De overwinning was compleet. De stakers zijn vanuit woede en jarenlange onderdrukking hun strijd aangegaan. Zij waren de bazenmentaliteit van de spoorwegdirecties zat. En vooral van de onderbaasjes. En niet meer dan dat. De bondsbestuurders, zoals de spoorwegman Jan Oudegeest, moesten in allerijl nog wat eisen stellen. Toen vrij kort daarna de mogelijkheid tot staken van de arbeiders afgenomen dreigde te worden, hebben ze zich daar tegen verzet in de tweede staking, maar ditmaal niet met succes. Daarmee is eigenlijk meteen hun poging beëindigd onder de moderne bazenmentaliteit uit te komen, want zowel op hun werk als bij de vakbond hadden ze niets meer te zeggen. Deze 'moderne slavenbanden' van bedrijven en vakbonden beginnen pas in de jaren zestig te breken in de democratisering van bedrijven en in het 'bedrijvenwerk' van de vakbeweging. Voor de verliezers van de tweede staking was dat te laat. Ontslagen van de ene op andere dag zonder inkomen, of weer in genade aangenomen, maar zonder de pensioenopbouw van daarvoor. En ook nog eens weggeschreven uit de geschiedenis van de vakbeweging. Ze konden nog 'oud zeer' ophalen als de oude vaste jongen uit Carmiggelts verhaal kroeglopen:
"Blijf toch met je poten van die peper af, dat roept-ie ..... Toen ben ik opgestaan. En toen heb ik tegen hem gezegd: Frans, in 1903 heb ik acht volle maanden gestaakt. En dat weet je. Jij hebt je in 1903 door de marresjoossees naar je werk laten brengen. En wou jij nou een beetje een grote bek over de peper gaan opzetten tegen mij? Jij? Denk jij maar liever aan 1903."
Die beweging van '1903' is veel diepgaander dan wat in de dominante analyses geboden wordt. De beschrijving van de stakingen is vaak van een onthutsende eenvoud met altijd een zucht erbij: "hč, gelukkig dat we niet de kant van de revolutionairen, syndicalisten, anarchisten, of Domela Nieuwenhuis zijn opgegaan."
Overmacht van de overheid
Ondanks de vreselijke missers - zoals geen handtekening van Jan Oudegeest, voorzitter van het Comité van Verweer, op de legitimatiebewijzen van de vertrouwenspersonen - is er vrij veel actie geweest. Dat geldt zowel voor de spoorwegmensen als voor de algemene staking. Het is opvallend dat de uitgebreide gegevens over bijvoorbeeld Haarlem en Groningen niet uit het boek van Rüter te halen zijn, maar uit archieven of latere deelstudies. Over Haarlem bestaat een scriptie en daarnaast is het archief van de spoorwegmaatschappij HIJSM onthullend. In de informatie over Groningen is de rol van Herman Gorter uitvoerig belicht. Uit verspreide artikelen en regionale studies blijkt dat vele socialisten, anarchisten en vakbondsleden wilden staken en gestaakt hebben. De algemene staking in Amsterdam was in het begin sterk, ondanks alle tegenwerking van de bevolking; het is de vraag of langer volhouden niet méér kans had gemaakt. Maar één ding is wel duidelijk: de tegenstander (overheid, burgers en spoorwegdirecties) was goed ingelicht en heeft alle 'wettige en onwettige' middelen ingezet.
Direct na afroeping van de staking bezetten militairen de stations en spoorlijnen, daarbij geholpen door vrijwilligerscorpsen zoals de schutters van Tiel. Door de strenge bewaking was het voor de stakers niet mogelijk de werkwilligen te overreden of het water voor de stoomlocomotieven weg te laten lopen en zo het treinverkeer te hinderen. In Nijmegen was naast de normale politiesterkte een contingent van vijftig man van de Koloniale Reserve opgeroepen ter bescherming van het station. De werkwilligen waren eveneens georganiseerd. Zij allen waren er op uit de staking met alle middelen te breken. Het interlokale postverkeer dat geheel door het spoor verzorgd werd, was een belangrijk doelwit van de stakers. Van een geregeld onderhouden treinverbinding was de eerste dagen geen sprake.
Het postverkeer werd direct vanaf het begin van de staking in zijn geheel verzorgd door automobielen van voornamelijk het merk Peugeot. Al direct na de eerste staking van januari wilde de postdirectie maatregelen nemen om herhalingen van stremmingen te voorkomen. De directeur van de Posterijen en Telegrafie, G.J. Pop, bedacht - in samenwerking met H.A.G. Venema, secretaris van de Nederlandsche Automobiel Club, en J.F. Verwey, directeur van de Haagse firma Verwey en Lugard, importeur van auto's - de inzet van Peugeots voor een mogelijke tweede staking. Ook tijdens de eerste staking had Verwey zijn diensten al aangeboden. De drie heren handelden snel. Reeds drie weken na de januaristaking ontvingen ze de goedkeuring van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid om post- en legerdiensten te onderhouden, of in de woorden van een tijdgenoot: "Klaargeweven lag weldra dat web, heel 't land bedekkend en vanaf 24 Februari kon de staking uitbreken, hetzij dag of nacht, 't postverkeer was geregeld."
De tegenmacht stond niet alleen klaar voor actie, maar wist de precieze aanvang van de staking. Op 6 april stonden 's morgens vroeg, nog voordat het Comité van Verweer het stakingssein zou geven "te 's Hage in Verwey en Lugard's remises 16 automobielen gereed tot uitrukken, de rijtuigen geheel marschvaardig, voorzien van witte vlaggen, waarop in 't zwart 't woord 'Post'; de bestuurders voorzien van speciale rijvergunning (...), de begeleiders gewapend met rijksrevolver". De overheidsmacht was zo groot dat militairen ook instellingen als de Amsterdamse Waterleidingduinen bewaakten. Tegen deze overmacht kon de arbeidersbeweging in haar groeifase niets uitrichten: zij bezaten of eigenlijk huurden slechts één auto. Daarbij kwam de zeer gebrekkige organisatie van het Comité van Verweer. In wezen was de slechte communicatie terug te voeren op de poging een spontane basisbeweging te organiseren.
Dubbele vertekening
Het woelige kwartaal heeft lang als een waas over de gebeurtenissen van daarna gehangen. Telkenmale - bijvoorbeeld in 1918 - kwam de frustratie, de nederlaag, oud zeer, wraak of overwinningsroes weer boven. Half november 1918 was de dochter van Abraham Kuyper niet gerust op de afloop van de revolutie van Troelstra, zoals de dochter van Heemskerk schreef in haar dagboek: "Jo Kuyper was vanmiddag hier en dacht over het lot van haar vader, die de arbeiders de stakingswetten van 1903 nooit vergeven hebben."
De geschiedenis van '1903' is niet geschreven door de overwinnaars, maar door de verliezers. Naar '1903' is in de geschiedschrijving van het socialisme en niet-confessionele vakbeweging vooral gekeken vanuit het perspectief van de moderne vakbeweging en de sociaal-democratie. In het conflict van april 1903 zijn zij echter niet de winnende, maar de (mede)verliezende partijen. Abraham Kuyper, minister president van 1901 tot 1905, had overduidelijk en op alle fronten gewonnen. In het geval van 1903 schreef de verliezer de geschiedenis.
Die geschiedschrijving kent daardoor een dubbele vertekening. Ten eerste heeft de analyse nauwelijks oog voor wat werkelijk in verschillende steden gebeurde: niet wat de stakers en ook niet wat de verschillende overheden allemaal presteerden. Immers, het leek toch bewezen dat een spontane beweging en algemene werkstaking niet hielpen. Ten tweede werd niet gekeken naar achterliggende motieven en sentimenten van veel stakers: niet voor een moderne samenleving op basis van harde uitbuiting en tegen de bureaucratie en tegen de autoritaire organisatievormen.
We staan nu stil bij de eerste vertekening: geen zicht op de werkelijke gebeurtenissen. En dan vooral naar het beeldmateriaal over 1903. De foto's zijn ook een afbeelding van de werkelijkheid en niet de realiteit zelf, maar de macht van de overheid is overduidelijk. Nederland stond op zijn kop en werd vakkundig bewaakt.
Van de ongeveer vijftig foto's heb ik de minder bekende afgedrukt. Bij elke foto heb ik een beschrijving en de bron vermeld. Het internet is de beste bron, hetzij via de databases van gemeentearchieven, hetzij via de website Het Geheugen van Nederland (www.geheugenvannederland.nl).
Literatuur
B. Altena, 'Domela Nieuwenhuis en de algemene werkstaking', in: Tiende Jaarboek Anarchisme/De As, nummer 142, pp. 1-10.
M. Buschman, 'Revolutie in Bezuidenhout', in: De Bezuidenhout-koerier, 16 maart 1995.
M. Buschman, 'anti-moderne kanttekeningen', in Solidariteit. Blad voor een strijdbare vakbeweging, nr. 112, april 2003
Gans het raderwerk .... Tentoonstelling in het Vakbondsmuseum, januari/mei 2003.
J. Frieswijk, 'Rüters spoorwegstakingen nabeschouwd', in: Jaarboek 1979 voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland. Nijmegen 1979, pp. 287-325.
H. Klooster, K. van Kortenhof, 'De Beer was los', in: VHV-Nieuwsbrief, december 2002.
Solidariteit. Blad voor een strijdbare vakbeweging, nummer 112, april 2003. Themanummer: Spoorwegstakingen, een eeuw geleden, een eeuw later.
M. Verberkt, Het spoor terug. De vergeten geschiedenis van de spoorwegstakingen van 1903 in Venlo. Venlo 2003.
M. van der Weg, 'Gansch het raderwerk .... De spoorwegstaking van 1903', in Ons Amsterdam. Januari 2003, pp. 7-11.