Cajo Brendel

Vroege herinneringen

Hoe ik lang geleden socialist ben geworden weet ik niet meer precies. Wat ik mij echter herinner zijn twee dingen. In de eerste plaats weet ik nog dat mijn moeder er - bewust of onbewust - een stoot toe heeft gegeven en dat in de tweede plaats een lerares op de middelbare school daar veel toe heeft bijgedragen.

Wat mijn moeder betreft: dat was eigenlijk heel merkwaardig. Want mijn vader, die op mijn belangstelling voor sociale verhoudingen nauwelijks invloed heeft gehad, kwam oorspronkelijk uit een arbeidersmilieu, mijn moeder daarentegen kwam uit de 'haute bourgeoisie'. Ze werd in Soerabaja geboren, waar haar vader - als ik me niet vergis - een handelsonderneming dreef. Toen mijn moeder vijf jaar was kwam het gezin (vier dochters en een zoon) naar Nederland, ik neem aan omdat mijn grootvader zijn schaapjes wel op het droge had. Mijn moeder had opvattingen die ik als jongen al weinig kon waarderen. Zomin als mijn vader, die praktisch geen contact met de lagere klassen had, kende mijn moeder niemand uit die sociale laag. Maar ze had er wel een zeer onheuse mening over. Als ze zich er over uitte dan was het nooit anders dan denigrerend.

Ijssalon Florencia in de jaren dertig. Links van het bezinestation.

Het merkwaardige, om niet te zeggen wonderlijke was dit, dat ze daarnaast min of meer geïnteresseerd was in grote utopische idealen, die in sociale richting gingen. Toen ik een jaar of twaalf was gaf ze mij het door Cornelie Huygens geschreven boek Barthold Meryan, dat ze mij warm aanbeval. De lectuur bracht mij ertoe om minder te letten op de familiegeschiedenis van de hoofdpersoon dan op het socialisme van die dagen dat de socialistische schrijfster had geschilderd. Dat maakte dat ik, met dat in m'n hoofd, hoe langer hoe meer rond ging kijken naar de socialistische en politieke verhoudingen van die tijd. Voeg dat bij de historische verhoudingen die genoemde lerares schetste en de lezer zal begrijpen dat de gebeurtenissen van die jaren: de grote crisis, de New Deal, de hongermarsen in Groot Brittannië, de vorming van het Volksfront in Frankrijk, de opkomst van de Nazi's en de Rijksdagbrand, alles wat gebeurde zowel in Rusland als in China, hoe langer hoe meer mijn aandacht kregen.

Proletarische realiteit en Chinezen in Den Haag
Vooral door contacten met arbeiders kreeg ik inzicht in de proletarische werkelijkheid. Juist via hen en door de gesprekken die er met hen en anderen gevoerd werden werd ik hoe langer hoe meer met de arbeidersbeweging vertrouwd. Dat leidde tot dingen die ik tot op heden nog altijd heb onthouden. Een ervan was een direct gevolg van de belangstelling voor het verloop van de in 1911 uitgebroken Chinese revolutie, die eind jaren twintig, begin jaren dertig nog allerminst tot een einde was gekomen. Tsjiang Kai-Sjek en de Kwo Mintang bestreden de radicale vleugel, een bestrijding die de emigratie van niet weinigen tot gevolg had.

Mijn contact met diverse arbeiders had in Den Haag tot de vorming van een kleine groep geleid: de Groep Internationale Communisten. Daarvan maakte ik deel uit. Het was een kleine groep met uiterst linkse. radencommunistische opvattingen. Die groep gaf een gestencild blad uit, dat Proletarische Beschouwingen heette. Toen wij op een gegeven moment Chinese immigranten leerden kennen die illegaal of legaal in de Haagse Hemsterhuisstraat een gezamenlijk tehuis hadden gevonden, bleken ze bereid het stencillen van onze kleine krant en wat nog verder nodig was, te verzorgen. Het was een aanbod dat we graag aanvaardden en we brachten hun onze stencils voor het eerstvolgende nummer. Dat nummer nu is nooit verschenen. Dat lag allerminst aan een gebrek aan ijver van de Chinezen. Het lag hieraan, dat ze na lang verblijf hier te lande wel gebrekkig Hollands konden praten, maar allerminst Hollands konden lezen. Dat verklaarde, dat ze de gestencilde bladzijden maar op goed geluk achter elkaar hadden gelegd. Er waren geen twee elkaar opvolgende pagina's die een voortzetting vormden van de voorafgaande bladzijde, zodat tenslotte onze krant volstrekt onleesbaar was en niet kon worden verspreid. De uiterst vriendelijke Chinezen, zeer content dat wij ons als tegenstanders van Tsjang Kai-Sjek beschouwden, stonden even beteuterd te kijken als wij.

De Duitse Nederlander Thijssen
In die tijd deed ik andere ervaringen op die mij niet tot een dergelijke teleurstelling brachten. Een van mijn vrienden kende allang een in Berlijn wonende arbeider, die afkomstig was uit Brabant. Af en toe kwam hij naar Holland, naar Den Haag, omdat daar zijn twee zonen met hun gezin woonden. Hij heette Thijssen, dat zijn Duitse vrienden als Thissen uitspraken, wat hijzelf ook deed als hij met ons sprak en discussieerde. ‘Thissens’ contact met ons sproot hieruit voort, dat hij in Duitsland tot de radencommunistische KAPD (Kommunistische Arbeiter Partei Deutschland) en de opvattingen van de Duitse radencommunisten uitstekend kon weergeven. Over de positie en opvattingen van de radencommunisten in Duitsland - vooral natuurlijk de posities voor het aan de macht komen van Hitler - kon hij boeiend vertellen. Af en toe genoten wij bij een gesprek met hem van een zekere scholing. Hij zat herhaaldelijk thuis bij dezelfde arbeider, met wie ook ik nauw bevriend was. Aan het einde van de avond liep ik weleens een eindweegs met hem op. Dan had hij er plezier in mij omtrent mijn marxistische opvattingen uit te horen: 'Als er een proletarische revolutie is geweest, wie zullen dan na die revolutie de macht uitoefenen?' 'De proletariërs, natuurlijk', zei ik. 'Mis!', zei Thijssen triomfantelijk. 'Na de revolutie is er geen sprake meer van een proletarische klasse.'

Zulke dingen had hij meer en in een debat met bolsjewieken stond hij zijn mannetje. Kort voor dat de Nazi's aan de macht kwamen, waren er verkiezingen, waarbij het roerig toe ging. 'Thissen' vertelde, dat hij een vergadering bijwoonde die belegd was door de bolsjewistische KPD. De spreker was een van de leiders, zo niet de leider van deze partij: de bekende Ernst Thälmann. Thissen zat op een rij halverwege de zaal en hij constateerde dat er van spreker Thälmann niets, maar dan ook niets te begrijpen viel, ook al las hij van een stapeltje papier. Op een van de rijen, iets meer naar voren, zat iemand die bij het horen van de werkelijk onbegrijpelijke rede van Thälmann, hoe langer hoe nerveuzer werd. Op een gegeven moment verhief hij zich van zijn stoel en riep hij tot de redenaar: 'Teddy, je bladzijden liggen door de war. Je leest telkens van het verkeerde papier voor!' Thijssen had nog meer verhalen. Een ervan had betrekking op de situatie in Duitsland na het aan de macht komen van Hitler. Hij woonde in een flat en daar waren natuurlijk ook andere  appartementen en andere bewoners. Op zekere dag verscheen de SA bij een van de buurfamilies. De deur werd open gedaan door twee kleine jongens die riepen: 'Hier kunt u niks vinden, onze grootvader heeft alles verbrand.' De SA-mannen lachten en gingen weg.

In de eerste dagen van het Nazi-bewind waren dit soort dingen nog mogelijk. Thijssen zelf had weinig last. De sociaaldemoeraten en de bolsjewieken werden vervolgd, maar de Nazi's hadden toen nog weinig kennis van de KAPD. Thijssen is alle volgende jaren dientengevolge de dans ontsprongen. Ik geloof niet, dat de beide, overigens bijzonder aardige zoons van Thijssen, zich voor het radencommunisme, of welke stroming in de arbeidersbeweging dan ook, interesseerden. In Nederland, waar ze zoals gezegd woonden, waren ze genaturialiseerd. Bij verkiezingen stemden ze, naar we hoorden, SDAP, een partij waarmee onze groep niets had uit te staan, zomin als vader Thissen iets te maken had met de Duitse sociaaldemoeratie.

Bewonersactie
Die twee zonen woonden in een wijk die niet ver van het station Hollandse Spoor gelegen was. De meeste huizen daar waren gebouwd in de jaren twintig door een sociaaldemocratisiche woningbouwvereniging. Die woningbouwvereniging verhoogde in het midden van de jaren dertig plotseling de huren en dat had juist in de crisistijd, een fel protest van de verontwaardigde bewoners tot gevolg. Onze groep bemoeide zich ermee. We vervaardigden een klein pamflet, waarin we opriepen tot een weigering van het betalen van de huur. Dat pamflet verspreidden we in de wijk. We hadden een zaaltje gehuurd en we riepen de bewoners op des avonds naar dat zaaltje te komen. De opkomst was overweldigend. De bewoners, die inmiddels gevolg hadden gegeven aan ons advies de betaling van de huur te weigeren, waren massaal verschenen. Ze verwachtten dat er nader zou worden gesproken over wat hun nu te doen stond. Wat ik die avond ontving was een duidelijke les hoe zoiets niet moest. Spreker was een van mijn vrienden, dezelfde die ik in een van mijn vorige artikelen 'mijn leermeerster' heb genoemd. Hij kende de geschiedenis van de arbeidersbeweging, en niet alleen de Nederlandse, uitstekend. Hij wist precies wat er in de jaren twintig zoal was gebeurd. Hij kon de opvattingen van Herman Gorter bijvoorbeeld, uitstekend weergeven, evenals de kritiek van Rosa Luxemburg op 'Sovjet' Rusland. Maar voor dat soort dingen waren de getroffen wijkbewoners natuurlijk niet gekomen. Over dat waarvoor ze wél gekomen waren repte de spreker met geen enkel woord.

De jaren dertig waren in ieder geval roerige jaren. Er was onder meer sprake van bedrijfsbezettingen. Die strijdmethode werd bijvoorbeeld aangewend door het tamelijk jonge vrouwelijk personeel van de firma Palthe in Almelo. Ook bij andere bedrijven gebeurde het wel. Wie het allerhandste tegen die methode tekeer ging was niet de een of andere zéér conservatieve en reactionaire politicus, maar een van de meest vooraanstaande en meest bekende personen van de SDAP. Deze schreef in het partijblad Het Volk dat de bedrijfsbezetting 'een aantasting was van de private eigendom en derhalve in de Nederlandse rechtsstaat niet kon worden getoleraard'. Een die zich socialist noemde notabene!

Majesteitsschennis voor een prinses
In dezelfde jaren had onder andere ook het huwelijk van Juliana en Bernhard plaats. De luxe die daarbij ten toon gespreid werd lokte, zeker tijdens de zware conomische crisis, natuurlijk onze kritiek uit. We maakten opnieuw een pamflet waarop in nogal grove bewoordingen op de rijkdom van de Oranjes werd gewezen. De tekst werd als majesteitsschennis beschouwd en een van ons werd gearresteerd. Hij was van tevoren door de wat oudere kameraden grondig geïnstrueerd over de wijze waarop je bij de politie je moest gedragen. Zijn verhoor door twee inspecteurs leverde dan ook niets op. Hij bleef maar volhouden, dat hij nergens wat van wist. Dat ofschoon juist hij degene was die met de tekst naar een drukkerij gegaan was die hij kende en die bereid was om de tegen het koninklijk huis gerichte affiche in felle kleuren te maken. De drukkerij die het zaakje moest afleveren had uiteraard zijn naam en  adres. De politie zou daar zo achter hebben kunnen komen. Maar zo slim was de Haagse politie niet! De zwijgzame verdachte stond na een paar uur weer als vrij man op straat.

Een zelfde soort ervaring werd opgedaan toen op zekere dag de politie een inval deed in de woning waar op een mooie schrijfmachine een tekst werd gemaakt dat niet door de beugel kon. De man die daar vertoefde werd gearresteerd, maar de politie kon niet bewijzen dat hij degene was die op die machine het pamflet vervaardigd had. In de armoedige Schilderswijk waar wij vaak, gewapend met een pot stijfsel en een goede kwast, pamfletten op de winkelruiten kleefden, deden we met de vele daar wonende prostituees goede ervaringen op. Met de politie namelijk hadden ze even weinig op als wij. Als we die zagen verschijnen moesten we ons natuurlijk in veiligheid brengen. Dat wisten die meiden net zo goed als wij. Ze schoven de ramen open, je kon over de vensterbank naar binnen duiken en gingen de ramen weer omlaag. Je kreeg nog koffie ook en je werd volstrekt niet lastig gevallen.

Overigens hadden we bij het plakken ook weleens pech. Op zekere dag stonden een kameraad en ik voor de ijssalon Florencia in de Torenstraat. Die had een grote ruit en we plakten ijverig. Tot we op zeker moment een hand op onze schouder voelden. We keken om maar dat hoefde niet eens, je wist meteen wat er gebeurde. Mee naar het bureau; vervolgens naar het kantongerecht en tenslotte naar de gevangenis aan de Pompstationsweg in Scheveningen. Op de dag dat je weer vrij buiten stond kon je de lange weg naar het centrum van de stad te voet gaan afleggen. Tenslotte moest je voor alles wat over hebben nietwaar?

Demonstraties te Scheveningen
Er gebeurde in die jaren heel veel wat een goede kijk gaf op de toenmalige stand van de arbeidersbeweging. Allereerst was er, maar dat vond plaats toen ik nog heel jong was en nauwelijks iets met de arbeidersbeweging te maken had, de begrafenis van Pieter Jelles Troelstra. Ik woonde destijds in Scheveningen, waar hij ook woonde. Op weg naar school, waar om half twee de lessen opnieuw aanvingen, moest ik de weg volgen waarlangs ook de begrafenisstoet kwam: de Nieuwe Duinweg. Aan de linkerkant stonden villa's met twee vierkante stenen paaltjes bij de ingang van het korte stukje pad naar de voordeur. Op een van die paaltjes ging ik zitten om beter te kunnen zien zonder dat ik al te moe zou worden. De grootse indruk die de stoet toen op mij maakte verdween natuurlijk in de loop van de jaren. Wat er mij van is bijgebleven is dit: uit de literatuur begreep ik dat aan Domela Nieuwenhuis toen hij voor zijn crematie naar Westerveld werd gebracht heel wat meer eer werd bewezen dan aan de leider van de SDAP.

Op een later tijdstip zag ik een eveneens lange stoet die tegen de een of andere maatregel van het kabinet demonstreerde. Voorop liepen bekende figuren als Alberda, Henri Polak en anderen. Aan het bewind was op dat moment het kabinet Ruys de Beerenbroeck. De demonstranten scandeerden: ‘Wie maakt onze centen zoek, dat is Ruys de Beerenbroeck!’ Iedereen wist toen heel goed, waarom ze dat riepen. Zoals gezegd, er gebeurde heel wat in die jaren. Hoe meer zij verstreken des te duidelijker werd het mij, dat de arbeidersbeweging én de klassenstrijd voortdurend een ontwikkeling doormaakten en wel een ontwikkeling die liet zien dat de klassieke arbeidersbeweging hoe langer minder zich een arbeidersbeweging kon noemen en bij de klassenstrijd steeds weer nieuwe strijdmethoden werden toegepast.