Homme Wedman

‘Gij hebt uw pen in gal gedoopt’.
De Sociaal-Democratische Bond en de vrouwenstrijd II


In het eerste deel van dit artikel in het achtste nummer van dit blad werd beschreven  hoe rond het congres van de Tweede Internationale in Brussel in 1891 de burgerlijke vrouwenbeweging en de Sociaal Democratische Bond in Nederland langzaam uiteen dreven. Binnen de Bond bleef de zelfstandige organisatie van socialistische vrouwen een omstreden zaak. De tweede man van de SDB, Christiaan Cornelissen, maakte zich sterk voor een zelfstandig optreden van socialistische vrouwen maar de weerstand daartegen van mannen en de onderlinge conflicten van vrouwen bleken eens te meer rond het Internationale Socialistische Congres van Zürich. Het opstel is te beschouwen als een commentaar en een  zekere correctie op het slot van Fia Dieteren en Ingrid Peeterman, Vrije vrouwen of werkmansvrouwen. Vrouwen in de Sociaal-Democratische Bond (Utrecht, 1984).

De nadering van het Internationale Socialistische Congres in Zürich bracht opnieuw de kwestie van de representatie van vrouwen op de voorgrond. Wilhelmina Drucker, de voorvrouw van de ‘burgerlijke’ Vrije Vrouwenvereeniging, herinnerde  op 1 juni 1893 tijdens een debat met de plaatselijke SDB-baron Willem Helsdingen in Rotterdam aan de conflicten op het Brusselse Internationale congres van twee jaren geleden. Volgens haar was de SDB ‘geen partij die werkelijk de vrouw verheffen wil.’ Sociaal-democraten waren erop uit  zich als man ten koste van de vrouw verheffen. Helsdingen mat daarop de bijdrage van het socialisme aan het ontstaan van de vrouwenbeweging breed uit, onder verwijzing naar de vrouwvriendelijke moties, aangenomen op het Brusselse congres van de Internationale. Dat schoot Wilhelmina Drucker in het verkeerde keelgat. Ze memoreerde hoe de Nederlandse delegatie geprobeerd had haar buiten te sluiten en daaruit bleek volgens haar maar weer eens dat de man, ook de socialistische, de vijand was van de vrouw. De dienstdoende redacteur van Recht voor Allen, Christiaan Cornelissen, besloot zijn verslag van de avond in Rotterdam met de droeve constatering: ‘eenige persoonlijkheden over en weer, gaven aan deze vergadering een min aangenaam einde.’

Christiaan Cornelissen op redactiebureau Recht voor Allen

Op de lijst van afgevaardigden voor het komende congres van de Internationale in Zürich kwamen inderdaad geen namen van vrouwelijke gedelegeerden voor. De Vrije Vrouwen waren te ver van het socialisme komen te staan en in de SDB waren vrouwen niet verkozen of hadden bedankt voor de eer. Nellie van Kol, de echtgenote van de Indische planter en socialist van het eerste uur Henri van Kol, schreef samen met haar Vlaamse  medestrijdster Emily Claeys vanuit Brussel een vinnige ingezonden brief aan het partijblad van de SDB over het ontbreken van vrouwelijke afgevaardigden. De redactie van Recht voor Allen wimpelde de zaak af met de constatering, dat het een zaak van de afdelingen was en dat in Amsterdam drie vrouwelijke kandidaten zelf bedankt hadden. Het blad van Wilhelmina Drucker, Evolutie, brak daarop de staf over de absentie van vrouwen in de delegatie naar de Züricher bijeenkomst. In Recht voor Allen werd zij bestreden met een nieuw argument: de afgevaardigden waren gekozen via het referendum onder de partijleden en dat was ‘het hoogste volksrecht’. Dat de SDB vrouwvriendelijk werd, bleek volgens de redacteur uit de aanwezigheid van drie vrouwen in de het bestuur van de afdeling Amsterdam van de SDB. Fel werd gereageerd op Druckers opmerking dat de drie potentiële vrouwelijke delegatieleden voor Zürich, die zich teruggetrokken hadden, een zeer ongelukkige keuze zouden zijn geweest. Dat was volgens de redactie van het partijblad  het ‘toppunt van verwaandheid.’

Vanuit Brussel viel ‘Nellie’ (van Kol)  haar medefeministe Wilhelmina Drucker in een ingezonden stuk in Recht voor Allen bij. De redactie – bedoeld werd Domela, met wie echtgenoot Henri van Kol een slepend conflict had – werd beschuldigd van draaierijen, sofismen en onridderlijk gedrag. Het blad was een ‘kliekblad, geen partijorgaan.’ De schrijfster verwachtte overigens alleen hatelijkheden als antwoord. Het commentaar van de redactie was kennelijk van de hand van Cornelissen, die in maart 1893 nog bij de Van Kols had gelogeerd, tijdens de voorconferentie van het congres van de Tweede Internationale in Zürich:  'Nellie, gij hebt uw pen in gal gedoopt omdat, (wij winden er geen doekjes om) gij meende dat D.N. het stukje geschreven heeft, wat niet het geval is. Ridderlijkheid zult ge zeker niet van ons verlangen in dien zin, dat men kwaadaardigheid over het hoofd zal zien'.

Nellie wordt hartelijk bedankt omdat ze openbaar maakte dat Drucker de schrijfster was van een anoniem artikel in De Strijd van 27 november 1892 tegen het partijreferendum over de aansluiting van vrouwenverenigingen bij de SDB. Ook toen had  het boegbeeld van de Vrije Vrouwen ‘de man’ de schuld van alles gegeven, net als in het Rotterdamse twistgesprek met Helsdingen. Uit de verwijzingen naar het daar gebeurde blijkt dat redacteur Cornelissen er bij geweest was. Partijgenote Nellie van Kol wordt door hem op één hoop geveegd met  Drucker. Nellie is een ruziezoekster die, ‘met een pen in gal gedoopt’, een ‘van haat en nijd overloopende brief’ schreef. Cornelissen schreef: 'Met weerzin nemen wij het dan ook op, hoezeer het voor ons vaststaat dat R.v.A. een vrije tribune moet blijven. Wij, die in onze afdeelingen en op de kongressen onzer afgevaardigden steeds weer eensgezind zijn, wij schijnen veroordeeld om voortdurend twist te hebben met personen van buiten, niet behoorende tot de arbeiderskringen. Diezelfde mensen roepen dan luid over twistgeschrijf. Het wil ons voorkomen dat door persoonlijke antipathie gedreven enkelen met opzet twistgeschrijf zoeken.'

In de hangende twisten binnen de SDB werd vaak de indruk gewekt als zou het gaan om een strijd tussen ‘heeren en arbeiders.’ Buiten beschouwing latend hoe waar dat - ook  in de geschiedschrijving gebruikte - beeld is, kunnen we hier vaststellen dat deze voorstelling als pendant die van dames tegenover arbeidsters had. Nellie gaf niet op, evenmin als haar man dat deed in zijn strijd tegen de verkeerde leiding van de socialisten in Nederland. Op 22 juli 1893 verscheen een nieuwe bittere brief in het partijblad. Weer wordt geklaagd over de wijze waarop Recht voor Allen over haar schrijft. De betiteling van damesfeminisme werpt ze ver van zich. Ze geeft de tekst weer van een brief die zij aan een Amsterdamse partijgenote ‘Burgeres van der Sanden’ schreef over de breuk van de SDB met de socialistische vrouwenorganisaties. Bepaald razend bleek Nellie over kritiek op haar, omdat ze ook wel voor de ‘burgerlijke’ Vrije Vrouwenvereeniging optrad. De reactie van de redactie was gelaten. Droogweg werd gemeld dat tijdens het afgelopen congres van de partij tot samenwerking met de socialistische vrouwenorganisaties was besloten, maar dat het referendum erover door de verwarrende tekst tot een afwijzend besluit had geleid. Dat zou op het volgende congres ongetwijfeld herroepen worden. Het eind van het redactionele commentaar was bits. De Van Kols waren net terug uit de Oost en maakten zich aanstonds breed, terwijl andere partijgenoten vaak al meer dan tien jaren hadden gestreden.

Van vrouwonvriendelijkheid in de SDB bleek overigens in de tijd dat de ruzie met mevrouw van Kol speelde juist heel weinig. Recht voor Allen nam op 15 juni als hoofdartikel een stuk tegen de vijandige opvattingen van Proudhon over de vrouw op, overgenomen van het Gentse zusterblad Vooruit. Een maand later prijkten op de lijst van sprekers - in een enorme aankondiging van de grote kiesrechtdemonstratie voor 23 juli in het partijblad - de namen van twee spreeksters, ‘Burgeres Schook-Haver en Burgeres Keller’, naast acht mannelijke redenaars. Maar terwijl het naderende internationale congres van Zürich aanleiding gaf tot twistgeschrijf over parlementarisme en in mindere mate militarisme in het partijblad, werden er weinig woorden gewijd aan een congresvoorstel voor de bescherming van vrouwelijke arbeiders door organisaties  uit Engeland, Frankrijk, Duitsland Oostenrijk, Italië en Zwitserland, waarin om wetgeving gevraagd werd.

Zürich
De Nederlandse delegatie op het congres van de Internationale bestond uit zes mannen. De redacteuren Domela en Cornelissen vertegenwoordigden met Vliegen de SDB. J.W. Gerhard had een mandaat namens de sociaal-democratische onderwijzers en H.Hoving vertegenwoordigde de typografen. De voormalige Indische koffieplanter Henri van Kol had een mandaat bemachtigd van  een minuscuul bondje van suikerbakkers. Van Kol zat ook in de Belgische delegatie, met een mandaat van een plaatselijke arbeidersvereniging van Schaerbeek. De Belgische delegatie telde twee vrouwelijke leden, naast vijftien mannen. Het waren Emily Clays en … Nellie van Kol, hetzelfde duo dat de Nederlandse socialisten kort tevoren had aangevallen op hun vrouwonvriendelijkheid. Nellie van Kol had volgens de vóór het congres gedrukte lijst van afgevaardigden een mandaat van de ‘ligue des femmes Hollandaises et Flandre’. Hier wordt toch de indruk gewekt als zou Nellie ook namens Nederlandse vrouwen spreken. In het verslag van de Zwitserse organisatoren van het congres is sprake van een mandaat voor  de ‘Ligue des femmes hollandaises et flamandes’ en één voor  de ‘Union pour la solidarité des femmes’.

De zittingen van het congres werden goeddeels in beslag genomen door ellenlange en chaotische discussies over de vraag wie toegelaten konden worden, hetgeen uiteindelijk leidde tot de uitsluiting van de  gedelegeerden van als anarchistisch te beschouwen groepen. Cornelissen weerde zich nogal bij de debatten, waarin de toelating van vrouwen  geen enkele rol meer speelde. Domela wist de aandacht op zich te vestigen tijdens het langdurige en tumultueuze debat over het militarisme. Punt 5 van de dagorde, de bescherming van vrouwelijke arbeiders, kwam pas in de middag van de voorlaatste dag van het congres in behandeling. Het voorstel van de voorbereidingscommissie, met als woordvoerster Louise Kautsky, behelsde allerlei wettelijke beschermingsregels zoals een verbod op nachtarbeid, zwangerschapsverlof, een achturendag voor vrouwen en speciale fabrieksinspecteurs voor vrouwen. Clays en Van Kol, ‘die Belgische Delegirtinnen’, die in de commissie gezeten hadden, verkondigden in de commissie een minderheidsstandpunt. Zij meenden dat speciale maatregelen voor vrouwelijke arbeidster hen in een nadelige positie ten opzichte van de mannelijke concurrenten op de arbeidsmarkt zouden plaatsten. Clays en Van Kol stelden daarentegen maatregelen voor op het vlak van scholing en collectieve voedselbereiding.

De behandeling van  het voorstel van de commissie verliep nogal chaotisch in de bloedhete Tonhalle in Zürich. Er bestond nogal wat weerstand om vrouwen anders te behandelen dan mannen. Emily Clays vertolkte dat standpunt welsprekend, net als Bernard Shaw dat namens de Fabians deed. Anderzijds gingen er ook vele stemmen op om de resolutie uit te breiden met een alinea, waarin gelijk loon voor gelijk werk werd gevraagd. De Nederlandse delegatie steunde een resolutie van die strekking. Nellie van Kol - volgens het verslag voor Holland sprekend, maar dat is hoogst onwaarschijnlijk – keerde zich tegen het voorstel tot gelijk loon, omdat dat zou leiden tot uitsluiting van vele arbeidsters uit het arbeidsproces, waardoor ze tot prostitutie of zelfmoord gedreven zouden worden. De haast die met het afhandelen van de vrouwenzaken gemaakt werd, had alles te maken  met de dringende behandeling van punt 5 van de dagorde, dat ging over de politieke taktiek van de sociaal-democratie.

Tussen Zürich en Hoogezand-Sappemeer
Het internationale congres in Zürich betekende voor de Nederlandse arbeidersbeweging een stap op weg naar de splitsing van 1894. De oprichting van de SDAP was - achteraf geredeneerd - al in Zürich zichtbaar in de Nederlandse delegatie. Dat wil niet zeggen dat in de Nederlandse arbeidersbeweging alles draaide om de richtingenstrijd, om parlementarisme of antiparlementarisme. Zo speelde in de nasleep van het internationale congres van augustus 1893 en bij de voorbereidingen het nationale congres van de SDB rond Kerst  van dat jaar de ‘vrouwenkwestie’ voor het laatst een prominente rol in wat later de ‘oude beweging’ ging heten. Het ging om de twee bekende kwesties: de plaats van ‘damesfeministes’ ten opzichte van de arbeidersbeweging en de positie van de ‘vrouw’ er in. 

De breuk tussen Nellie van Kol en de  redactie van het partijblad van de SDB bleek duidelijk, toen Recht voor Allen op 26 september 1893 een hoofdartikel publiceerde ‘Is de vrouw de meerdere van de man?’. Het stuk zou, zo meldt de redactie, aangeboden zijn aan De Vrouw, het maandblad van  Nellie van Kol. In felle bewoordingen wordt Nellie aangeklaagd wegens haar opvatting als zou de vrouw in veel opzichten de meerdere zijn van de man. Neen: man en vrouw zijn gelijkwaardig, maar hebben elk hun eigen aard. Ruim een maand later wordt Nellie in de kolommen van Recht voor Allen voorgoed neergezet als een vijand van de beweging. De beide redacteuren, Domela en Cornelissen, waren kennelijk zo overtuigd van hun gelijk en hun aanhang, dat ze uitvoerig voor henzelf minder vleiende passages van de hand van mevrouw Van Kol  citeerden. Deze had in het ‘burgerlijke’ blad De Locomotief haar indrukken van het Züricher congres aan de openbaarheid prijsgegeven. Over Domela heette het: ‘Er was een tijd dat Domela Nieuwenhuis met zijn kranige gestalte en sympathieken Christuskop, op alle kongressen een diepen en gunstigen indruk maakte; doch de opinie te zijnen opzicht kentert.’  Hij was van zijn voetstuk gevallen door zijn ijdelheid en alleen een minderheid der Fransen volgde hem nog.

Cornelissen werd nog donkerder getekend: 'Vreemde types vormden de Hollander Cornelissen en de Engelschman Aveling. De eerste, klein van stuk, mager, geel van gelaatskleur en zwart van haar, met stekende zwarte oogjes en een breeden dunlippige mond, waaromheen nu en dan een satanische glimlach speelt, is het volmaakte beeld van den volgeling van Loyola. Zóó lugubre is de indruk, dien deze landgenoot van ons maakt, dat vreemdelingen hem in alle ernst hielden voor den ‘délégué des croque-morts’.' De redacteur van Recht voor Allen was wel zo goed om de franse woorden te vertalen in ‘somber’ en ‘afgevaardigde der lijkdragers’, maar sloeg terug in het commentaar op de gegeven citaten van Nellie’s hand. Cornelissen onthulde, dat zij geprobeerd had om een mandaat voor het congres in Zürich te krijgen van de Amsterdamse afdeling van de Sociaal-Democratische Vrouwenvereeniging.

Nadat dat mislukt was, had ze zich op België gericht en vanwege het daar verkregen mandaat was ze nu idolaat van het socialisme bij de zuiderburen.  Toen Wilhelmina Drucker zich vervolgens in het blad Evolutie nogal kritisch uitliet over Nellie van Kol en haar publicatie in De Locomotief – zij achtte het ‘uitkleeden van partijgenoten in een bourgeoisblad’ niet gepast – reageerde Recht voor Allen verheugd op de aanval van Drucker op haar burgerlijke medefeministe. Hoewel haar stuk ‘zeer verstandig’ genoemd werd, nagelde redacteur Nieuwenhuis haar echter toch even aan de schandpaal vanwege een vroeger ‘bespottelijk’ optreden in Constantia. De vijanden van vijanden zijn soms halve vrienden, zo bleek hier weer eens.

In december werd Wilhelmina Drucker weer onder vuur genomen omdat ze in het burgerlijke Handelsblad had geschreven. Haar aanschurken tegen het socialisme in het verleden had ze alleen maar gedaan om steun te verwerven in haar strijd om het familiekapitaal. Het afschrijven van zowel burgerlijke vrouwen in de SDB als radicale burgerlijke feministes daarbuiten paste wonderwel in de arbeideristische retoriek van de hoofdstroom van het toenmalige vaderlandse socialisme. J.Saks noemde het in zijn Kritische Herinneringen heel treffend de verering van de ‘arbeider m.d.v.v.’, de arbeider met de vereelte vuist. Die verering kwam niet alleen uit de koker van de voormalige dominee Domela en de ex-onderwijzer Cornelissen. De advocaat Troelstra hulde zich gaarne in jekker en pet op propagandatournees. Al werd duchtig afstand genomen van de burgerlijke feministes in en buiten de beweging, daarmee waren de problemen rond de representatie van het vrouwelijke element in de SDB niet van de baan.

Begin augustus was een nieuwe Centrale Raad van de SDB gekozen uit leden van de afdeling Amsterdam. De vorige was verlamd door de richtingenstrijd, persoonlijke tegenstellingen en waarschijnlijk ook door de nalatigheid van secretaris Henri Polak. Er zaten geen vrouwen in de nieuwe Centrale Raad. Een van de vrouwelijke kandidaten Mej. J.A. v.d. Lucht uitte in een ingezonden brief in het partijorgaan haar ongenoegen over het feit dat de beide vrouwelijke kandidaten het weer niet gehaald hadden. Dit zou mevr. Drucker alleen maar in de kaart spelen. Na alle gedoe met de plaats van de vrouwenverenigingen zou deze verkiezing het vertrouwen van de sociaal-democrates in de SDB nog verder op de proef stellen. De redactie onthield zich van commentaar. Vanuit Amsterdam werd twee dagen later gemeld, dat juffrouw Van der Lucht niet moest zeuren. Andere kandidaten waren geschikter en vrouwen kregen wel degelijk kansen  in de afdeling: ze was immers zelf penningmeester van de afdeling geweest geweest. De huidige penningmeester was ook een vrouw en  ‘we hebben een commissaresse en een bibliothecaresse’.

De zaak nam een verrassende wending toen de Middelburgse voorman Van der Veer ruim een week later in een ingezonden brief voorstelde voortaan twee zetels in de Centrale Raad voor vrouwen te reserveren. De redactie - aan de stijl te oordelen Domela - reageerde furieus op dit voorstel, dat een opvallend vroeg voorbeeld van positieve discriminatie is. Domela achtte het dwaasheid om ‘vrouwen te moeten kiezen omdat het vrouwen zijn. … Wij kennen in den bond geen vrouw, alleen leden, die allen voor alles verkiesbaar zijn.’ Toch besefte de redactie van het partijblad, dat de vrouwen in de partij slecht aan hun trekken kwamen. In een beschouwing van Cornelissen over de toestand van de socialistische pers werd omzichtig maar wel trefzeker de staf gebroken over de regionale bladen, die sterk in opkomst waren. Ze waren alleen aan de advertenties herkenbaar als streekgebonden, meestal probeerden de propagandisten er een eigen Recht voor Allen van te maken. En dat landelijke blad was er nu juist voor de meer ingewijden. De regionale en lokale bladen moesten vooral ten behoeve van de vrouwen het gewone plaatselijke nieuws brengen als de burgerlijke stand, doodsberichten, bevallingen, huwelijksaankondigingen, marktberichten en raadsverslagen, ‘met guitige, kritische opmerkingen’. De praktijk bleef evenwel in de volgende maanden en jaren dat de regionale arbeidersbladen zich voornamelijk met de richtingenstrijd in het socialisme bezighielden, en dit oeverloos bekvechten was een mannenaangelegenheid. De SDAP kende twaalf mannelijke apostelen, een Maria ontbrak. Misschien kwam Henriëtte Roland Holst later even in de buurt van die verheven positie.

Het SDB-congres, kerstmis 1893
Het congres van de Sociaal-Democratische Bond van 1893 is het bekendste uit haar geschiedenis, vanwege de beruchte motie Hoogezand-Sappemeer, waarmee de Bond de parlementaire weg verliet. Maar er stonden veel meer zaken op de agenda van het congres en op het spel. Even belangrijk als de grondslagen en tactiek waren de organisatorische en financiële basis van de partij. En zelfs voor wat de grondslagen betreft speelde de vrouwenkwestie een rol.

Op het vorige congres was een beginselprogramma aangenomen waarin gesteld werd: ‘Dat het loonstelstel de grondslag is van alle bestaande vormen van heerschappij’. De programcommissie van de SDB, bestaande uit C. Cornelissen, F. Domela Nieuwenhuis, A. van Emmenes, J.A. Fortuyn en W.H. Vliegen stelde voor dit artikel 4 te wijzigen in de stelling: ‘Dat het loonstelsel - de onderworpenheid van den werkman in de verkrijging van zijn levensonderhoud  - de grondslag is van zijn politieke afhankelijkheid en geestelijke onmacht.’ In de toelichtende verklaring werd opgemerkt, dat al voor het loonstelsel vormen van afhankelijkheid zoals de slavernij en de onderworpenheid van de vrouw bestonden. Deze toelichting, die parallel loopt aan de redeneringen in de eerdere publicaties en redevoeringen van Cornelissen, houdt in dat de onderdrukking van de vrouw een probleem apart is, dat gedeeltelijk losstaat van de productieverhoudingen. De val van het kapitalisme zou - zo geredeneerd - geen einde betekenen van alle onderdrukking van de vrouw.

Over het strijdprogram was de commissie minder eensgezind. Twee leden wilden geen strijdprogram opnemen, de anderen slechts een niet bindend program. In het ontwerp was ruime aandacht voor de  emancipatie van de vrouw. Punt VII luidde: ‘Gelijke rechten voor man en vrouw.’ De arbeidsdeling, punt XV, was onderverdeeld in 11 deelpunten. Onder 4 werd gelijke beloning bij gelijke arbeid voor man en vrouw geëist, voor de andere punten wordt geen enkel verschil in eisen voor mannen en vrouwen gemaakt. Aandacht voor het zwangerschapverlof ontbreekt geheel. Terwijl in het te wijzigen artikel van het beginselprogramma een opening werd gemaakt naar de aparte positie van de vrouw, werd in het ontwerp-strijdprogramma de gelijkstelling op alle fronten opgevoerd.

Door het eindeloze geharrewar over organisatie en tactiek kwam het op het Groninger kerstcongres van 1893 niet meer tot behandeling van de wijziging van het beginselprogram en van het strijdprogram. Wel werd de samenwerking van de SDB met de organisaties van socialistische vrouwen en jongeren weer hersteld. Een voorstel van de afdeling Middelburg, bij monde van J.K. van der Veer, om twee zetels in de Centrale Raad te reserveren voor vrouwen haalde het niet. De maanden en jaren na het Groninger congres stonden in het teken van de broederstrijd tussen mannelijke socialisten onderling.

Terugblik
Als we de Vrije Socialisten en syndicalisten in Nederland beschouwen als voortzetting van de Oude Beweging, dan valt vast te stellen dat daar bedroevend weinig plaats was voor een specifiek optreden van vrouwen of aandacht voor vrouwenkwesties. De opleving van aandacht die er in 1891-1893 geweest was voor vrouwenvraagstukken verstomde op een heel enkel uitzondering na, en de zelfstandige organisatie van vrouwen bloedde al snel vrijwel dood. De pleitbezorger van afzonderlijke vrouwenbelangen Cornelissen wijdde in zijn bekende pamflet van 1897 Het Revolutionaire Kommunisme, zijn beginselen en zijn taktiek geen aandacht meer aan de vrouw. In de Socialistische Almanakken, de jaarboekjes die een overzicht geven van vrij-socialistische en syndicalistische organisaties na 1897 treft men vrijwel geen vrouwenclubs aan. N.J.C.S Schermerhorn constateerde in 1907: ‘De man gaat er op uit, neemt het recht iedere vergadering bij te wonen en laat zijne vrouw thuis.  …. De beweging zelf lijdt ook groote schade door het feit dat veel vrouwen (de meesten?) er buiten blijven.’ Dan deed de moderne arbeidersbeweging het beter, maar dat  kwam toch vooral door de ideële, materiële en organisatorische inbreng van vrouwen uit de betere kringen, voor wie het socialisme vooral volksverheffing betekende.

Christiaan Cornelissen, de vrouwvriendelijke tweede man van de Sociaal Democratische Bond in de jaren 1890, blikte ruim veertig jaren later terug op zijn leven als propagandist en auteur in de kringen van de Nederlandse, de Franse en de internationale arbeidersbeweging. Hij herinnerde zich levendig hoe het er destijds bij de socialistische vrouwen aan toeging: "Ik ben nu toch eenmaal aan het uitweiden en gebruik dus de gelegenheid, om op de moeielijkheden te wijzen, die in de socialistische beweging verbonden waren aan de oprichting van speciale vrouwenvereenigingen. Vrouwen zijn steeds bizonder scherpziend, en zelfs van nature bits, wanneer het geldt andere vrouwen te beoordeelen. Ik heb dit feit in verschillende landen en in alle klassen der maatschappij kunnen constateeren. Maar wanneer daarbij een gebrek aan algemeene ontwikkeling komt, zooals dit in ons land, voor 1900, in de wereld der arbeidersvrouwen het geval was, dan werden de verhoudingen soms komisch. Zoolang een man de socialistische vrouwenvergaderingen leidde, bleek een onderlinge goede verstandhouding tusschen de volksvrouwen nog eenigszins mogelijk. Maar geheel aan zich zelven overgelaten, vielen onze vrouwenvereenigingen gemakkelijker uiteen, dan het mogelijk was, ze op te richten. De benoeming van een voorzitster baarde al moeielijkheid: "Jawel die dame moest natuurlijk voorzitster worden, omdat ze een hoed draagt." "Nou, die deed ook beter, dat ze naar haar gordijnen keek, die vuil tegen haar ramen hangen." "Heb ik van mijn leven, dat jonge ding secretaresse. Dat is natuurlijk om bij de mannen in de gratie te komen." "Maar, juffrouw, ze loopt nu al alle avonden op de straat rond." De vinnigste kritiek ondervond gewoonlijk de penningmeesteres: "Die daar is altijd bij de hand, om als penningmeesteres te worden gekozen; je behoeft niet te vragen, waar het geld blijft." Men geloove niet, dat zulke gesprekken hier door mij worden verzonnen. Op het redactiebureau hoorden wij ze, overgebracht uit verschillende monden, en onder ons drukkerij- en zetterijpersoneel vermaakten de mannen er zich mede. Onder de vrouwen die de vergaderingen van de 'Dageraad' bezochten ging het als in onze socialistische beweging. Slechts de meer algemeene ontwikkeling, die de tijd kan baren, zal met de jaren verandering kunnen brengen in de bekrompen geestesgesteldheid van de massa der volksvrouwen. Zeker ook is het thans, nu ik deze regelen neerschrijf - aanvang 1936 - reeds anders gesteld onder het Nederlandsche volk, dan in de periode van de oude socialistische beweging.

Zijn negatieve ervaringen met de socialistische vrouwenorganisaties in de jaren 1890 weerhielden Cornelissen er overigens niet van in zijn latere publicaties terug te komen op de bijzondere plaats van de vrouw in het socialisme. In Op weg naar een nieuwe maatschappij. Beginselen en taktiek van den klassenstrijd, verschenen in 1902, kwam Cornelissen in zijn slothoofdstuk uitvoerig terug op de  ‘vrouwenkwestie’.

Dat betoog heeft de dubbelzinnigheid, die ook zijn redevoeringen en artikelen van 1893 karakteriseren. In ferme bewoordingen wordt gesteld dat ‘op de bodem onzer kapitalistische verhoudingen van een algeheele gelijkstelling geen sprake kan zijn.’ Afgewezen wordt de opvatting van de burgerlijke feministes, dat er naast de opeenvolgende tegenstellingen tussen economische overheersers en afhankelijken een permanente overheersing van vrouwen door mannen zou hebben bestaan en dat er naast de economische strijd altijd een strijd van de vrouw tegen de man zou hebben bestaan. Cornelissen meent dat lang niet altijd de man de meerdere van de vrouw is geweest, dat in bepaalde sectoren van de economie vrouwenarbeid de mannelijke arbeid verdringt. Mannen en vrouwen worden uiteindelijk meestal toch samen uitgebuit. ‘Wat samen onderdrukt wordt verbroedert zich.’ Toch geeft Cornelissen wel toe dat vrouwen het in de tegenwoordige tijd gemiddeld moeilijker hebben in het vinden van levensonderhoud dan mannen. Maar dat is een probleem dat alleen het communisme kan oplossen.

Arbeidersvrouwen zijn niet geïnteresseerd in de klacht van bourgeoisvrouwen dat deze geen advocaat of notaris of kamerafgevaardigde kunnen worden, zij zijn geïnteresseerd in brood op de plank. ‘Waarom zou ze medehelpen, om vrouwen uit de bezittende klassen, die thans nog mede verongelijkt zijn, van de groote menigte der verongelijkten af te zonderen?’ De strijd die de vrouwen uit de bezittende klassen voeren voor de politieke rechten, is in de ogen van Cornelissen een damesstrijd, die los staat van wat hij noemt ‘de algemeene vrouwenstrijd’. En die laatste kan slechts tot een victorie geraken onder andere bezits- en productieverhoudingen. Wetgeving heeft pas zin als die de weerslag van die gewijzigde verhoudingen is, zo is de economistische redenatie.

Merkwaardig genoeg komt Cornelissen dan toch weer met de accentuering van de ‘tweede bizondere strijd’, die elke vrouw moet voeren, ‘een strijd tegen tallooze vooroordeelen die diep in zeden en gewoonten zijn doorgedrongen  en die direkt haar ontstaan vinden in de ekonomische grondslagen der maatschappij.’ De eigen beweging wordt daarbij niet gespaard, bij vele revolutionairen en vrijheidlievende communisten van zijn tijd bespeurt Cornelissen bekrompen opvattingen. Velen menen dat ‘de vrouw enkel schijnt  dáár te zijn in het leven, om op de kindertjes te passen en in den pot te roeren, opdat het middagmaal van manlief en van de kleinen niet zou aanbranden.’ Anderzijds zijn de libertaire communisten in hun algemeenheid de enigen die de vrouw niet met zogenaamde beschermende maatregelen willen uitsluiten van het arbeidsproces. ‘Slechts van de waarlijk vrijheidlievende en revolutionaire kommunisten is het te verwachten, dat zij ook aan de vrouw de volle vrijheid zullen laten in haren bizonderen emancipatiestrijd’.

En de kern van die strijd is voor de syndicalist Cornelissen de economische strijd op de werkvloer: daar moet gelijke beloning voor man en vrouw worden afgedwongen, niet in het parlement. Voor die verbinding van syndicalisme en vrouwenstrijd heeft hij dan misschien te weinig handen op elkaar gekregen, zijn optreden maakt ons duidelijk dat de ‘Oude Beweging’ niet als een massief blok vrouwvijandig geweest is.

Bronnen en Literatuur
Het opstel is te beschouwen als een commentaar en een zekere correctie op het slot van Fia Dieteren en Ingrid Peeterman, Vrije vrouwen of werkmansvrouwen. Vrouwen in de Sociaal-Democratische Bond Utrecht 1984.

Recht voor Allen, (jaargang 1893)
Michel Winock ed., Congrès International Ouvrier socialiste, tenu à Zurich du 6 au 12 aout 1893 (Genève 1979),
J. Saks, Kritische Herinneringen  (Nijmegen 1997, 2e druk),
Christiaan Cornelissen, Het Revolutionaire Kommunisme, zijn beginselen en zijn taktiek. Ontwerp voor een overeenkomst en voor het samengaan van de revolutionaire socialisten en de kommunistische anarchisten (Amsterdam 1897),  
Strijd, lief en leed in de Oude Socialistische beweging en de Vakorganisatie. Persoonlijke herinneringen door Christiaan Cornelissen, (proefdruk Groningen 1991, ed..Homme Wedman),
Christiaan Cornelissen, Op weg naar een nieuwe maatschappij. Beginselen en taktiek van den klassenstrijd. Amsterdam 1902.
Socialistische almanak, 1897-1913.

Een geannoteerde versie in digitale vorm kan worden aangevraagd via h.j.wedman@let.rug.nl