Fia Dieteren

Wie was Barthold Meryan?

In 1897 publiceerde Cornélie Huygens haar Barthold Meryan. Deze roman, die algemeen wordt gezien als een sleutelroman van de vroege SDAP, zou haar laatste zijn en werd tevens haar meest bekende werk.

Het is bekend dat voor een aantal belangrijke personages in de roman gerenommeerde sociaal-democraten, zoals Franc van der Goes, Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Pieter Jelles Troelstra, model stonden.  De auteur had veel van haar eigen ideeën meegegeven aan de vrouwelijke hoofdpersoon Anna Denners. Maar wie stond model voor de mannelijke hoofdpersoon en geliefde van Anna, Barthold Meryan? Was dit misschien een verkapt portret van Ignatius Bahlmann, de man met wie Huygens in 1902 in het huwelijk trad? In publicaties, waarin aandacht wordt besteed aan Huygens en haar roman , ben ik geen verwijzingen naar deze figuur tegengekomen, terwijl de titel van de roman - en de naam van de persoon -  toch duidelijk in zijn richting wijzen. Immers, als de letters r, t, o, d, en ery uit de titel worden weggestreept, blijft Bahlman over.  Maar zo eenvoudig is het niet, als we de auteur mogen geloven.
Op 2 oktober 1901 schreef Cornélie Huygens een lange brief aan A. H. Gerhard en zijn vrouw Mina. De toon was vriendschappelijk en vertrouwelijk. Ze correspondeerden immers al sinds jaren - om precies te zijn sinds 1893 - met elkaar. Vaak gingen hun brieven over ontwikkelingen in hun partij, de SDAP, en over de Weezenkas, een vanuit vrijdenkerskring geïnitieerde organisatie ter ondersteuning van wezen waarvan Huygens secretaris en Gerhard voorzitter was.  In hun correspondentie kwamen echter ook privé-besognes aan de orde. Van 1897 tot 1902 kwamen de meeste brieven van Huygens aan de Gerhards uit Den Haag, waar zij toen woonde, maar op 2 oktober 1901 schreef zij - na lange tijd niets van zich te hebben laten horen - vanuit Weimar. Huygens viel meteen met de deur in huis: 'Welnu, Bahlmann gaat van zijn vrouw scheiden om zich met mij te vereenigen'.  

De Gerhards wisten meteen over wie zij het had. Ignatius Bahlmann (1852-1934) was een bekend persoon in de vroege SDAP. Hij was in Amsterdam geboren, maar had een opleiding in Duitsland gevolgd. Na zijn huwelijk woonde hij eerst in Dresden en later in Weimar. Hij bemiddelde graag tussen de Duitse en Nederlandse sociale beweging. Na conflicten met Domela Nieuwenhuis zocht Bahlmann in de vroege jaren negentig toenadering tot en wierp hij zich op als  protégé van Pieter Jelles Troelstra. Door Bahlmanns financiële steun kon Troelstra in Utrecht zijn blad De Baanbreker uitgeven. Met deze man kreeg Cornélie Huygens in het najaar van 1901 een relatie. Zij was toen de vijftig gepasseerd en nog nooit getrouwd geweest; hij bijna vijftig en gehuwd.

Na die overrompelende opening volgt een ellenlang - de brief beslaat twintig kantjes - en euforisch relaas, waarin Huygens aan haar vrienden vertelt hoe het begon: 'Sedert bijna vier jaren d.w.z. sedert het verschijnen van B.M. kennen wij elkander'. De eerste kennismaking vond - volgens haar eigen zeggen - dus plaats in het najaar van 1897, na het verschijnen van de roman. Hiermee lijkt mijn idee dat Bahlmann model heeft gestaan voor Barthold Meryan meteen naar het rijk der fabelen verwezen te worden; althans als we Huygens mogen geloven. Laten we - voor het moment - haar versie van het verhaal volgen.

Het contact, zo vertelde Huygens aan de Gerhards, werd al snel intensiever toen Bahlmann haar boek Barthold Meryan in het Duits ging vertalen. Geregeld kwam hij in Den Haag bij haar langs en dan spraken zij niet alleen over het vertaalwerk, maar ook over hun eigen levens en vooral over hun liefdeslevens. Hij vertelde over 'zijn zoo doodongelukkig huwelijk'; zij vertrouwde hem toe dat zij 'vroeger een vrije verbintenis had aangegaan die ongelukkig was geweest en waarin de man dien ik liefhad bijna tot een Aveling-type dreigde te worden, zodat ik mij van hem had afgescheurd. In verdere bijzonderheden trad ik niet'. Die bijzonderheden waren - zoals later in dit verhaal zal blijken - de Gerhards wel bekend.

Over huwelijk en liefde
Het is niet zo vreemd dat auteur en vertaler zich waagden aan bespiegelingen over de liefde.De roman gaf daar alle aanleiding toe. Het boek verhaalt niet alleen van de ontwikkeling van een bourgeois tot socialist - hoewel dat element in de meeste studies en besprekingen vooral naar voren wordt gehaald -  maar schildert ook het ongelukkige huwelijksleven van - onder andere - de hoofdpersoon. In zijn recensie voor De Kroniek schoof Floor Wibaut deze dubbele boodschap van het boek expliciet naar voren. Hij constateerde dat het boek vooral een beeld gaf van 'de weg tot het socialisme van iemand die niet uit de arbeidersklasse komt' maar voegde daar meteen aan toe dat de auteur bovendien 'sterke uitingen [doet] ten opzichte der geslachtelijke verhoudingen in onze samenleving, ten opzichte der huwelijken in onze hoogere standen'.   

Huygens was heel blij met Wibauts bespreking.  Het thema lag haar na aan het hart en het was dan ook niet de eerste keer dat zij het aan de orde stelde. In bijna al haar romans en in enkele belangrijke artikelen van haar hand staat het huwelijk centraal. Die preoccupatie met dit thema dateert waarschijnlijk al uit de jaren 1870, toen zij onder de hoede van de feministe Mina Kruseman een carrière op muzikaal gebied had geambieerd. Kruseman was behalve performance-kunstenares ook een van de grondlegsters van de vrouwenbeweging in Nederland. Zij nam daarbij een uiterst radicale positie in ook wat betreft haar ideeën over het huwelijk en bracht die ideeën in praktijk door in 1878 een 'vrije verbintenis' aan te gaan; Kruseman woonde toen al in Nederlands-Indië. Haar élèves, de gezusters Elize en Lucy Baart en Cornélie Huygens, bleven in Nederland. Elize trad op 15 februari 1879 in het huwelijk met de vrijdenker Bastiaan Korteweg; iets waartegen haar leermeesteres zich lange tijd hevig verzet had. In het najaar van 1879 pleegden de geliefden gezamenlijk zelfmoord. Cornélie woonde met haar tante Jeanne, de zus van haar vader, in verschillende Nederlandse steden en verdiende de kost als muziekonderwijzeres en schrijfster. 

In haar romans stelt Huygens alle problemen die volgens haar aan het wettelijk huwelijk kleefden aan de orde. Een steeds terugkerende boodschap is dat als vrouwen een huwelijk sluiten met een man, van wie ze niet echt houden, om daarmee financiële geborgenheid te verwerven, deze relatie gedoemd is te mislukken. In sommige romans komt het toch nog - met veel kunst en vliegwerk - tot een happy-end, zoals in Regina uit 1884; zo niet in haar voorlaatste grote roman Hoogenoord (1892). Daarin raakt de hoofdpersoon Louize in een crisis, wanneer zij zich realiseert dat ze nooit echt heeft gehouden van haar behoudende echtgenoot; tegelijkertijd wordt ze verliefd op de sociaalbewogen compagnon van haar echtgenoot. Ook al heeft ze geen principiële bezwaren tegen scheiding, toch wil ze haar man, die naar zij aanneemt wel oprecht van haar houdt, niet verlaten; ze wil haar trouwbelofte niet breken. Als ze echter ontdekt dat ze door haar vader aan deze man 'verkocht' is en de relatie dus ook van zijn kant niet zuiver is,  pleegt Louize zelfmoord door zich te verdrinken in de vijvers in de tuin van haar riante huis.

In hetzelfde jaar publiceerde Huygens een novellenbundel getiteld Een huwelijk en verscheen ook haar eerste essay; het thema was andermaal het huwelijk. In dat artikel duidt zij 'de hopelooze wanorde in onze sexueele verhoudingen van thans' als 'een uitvloeisel onzer overbeschaving'. Het aantal huwelijken neemt af, omdat mannen niet alléén de financiële lasten van het gezin kunnen dragen, en zolang vrouwen niet gaan werken zal het alleen maar erger worden. De gevolgen van deze ongezonde situatie zijn prostitutie en zenuwziekte onder jonge vrouwen. Door te werken herwint de vrouw haar eigen waardigheid en wordt 'het vrije, hoog zedelijke huwelijk der toekomst' mogelijk. Niet de wet, maar de zedelijkheid moest de grondslag bieden voor het verwezenlijken van dit ideaal.  

In haar eigen leven leek ze de daad al bij het woord te voegen. De vrije verbintenis, die ze zelf aanging, maakte haar echter niet gelukkig. Achteraf - in 1901 - concludeerde ze immers dat haar geliefde zich als een Aveling-type ontpopte. Bij deze affaire  wil ik even stilstaan, enerzijds omdat deze speelde in de tijd dat Huygens haar Barthold Meryan schreef, anderzijds omdat ze het later met Gerhard en Bahlmann over deze relatie zou hebben.

Een 'vrije verbintenis'
De Gerhards wisten maar al te goed wie de vroegere geliefde was, die Huygens - in 1901- als een 'Aveling-type' typeerde. En met enig puzzelen is zijn identiteit uit de verspreide verwijzingen in de brieven te reconstrueren. In de zomer van 1896 schreef Cornélie de Gerhards vanuit Wijchen bij Nijmegen, waar zij logeerde bij ene 'v.d.Meij', die - getuige die brieven - regelmatig stukjes schreef voor De Spectator en De Dageraad.   Alles wijst erop dat het hier gaat om Hendrik Wolfgang van der Meij (1842-1914). Deze ex-militair - in 1878 verliet hij de militaire dienst wegens lichamelijke gebreken - en broer van de in die tijd bekende feministe Henriëtte van der Meij was sinds 1883 de vaste literaire recensent van De Nederlandsche Spectator. Hij woonde in de jaren tachtig in Hees  bij zijn ouders en sinds 1892 in Wijchen. Zijn kortstondige verloving met de dichteres Hélène Swarth had hij in het najaar van 1892 verbroken.

Van der Meij werd door Huygens als een geestverwant beschouwd. Hij schreef dan ook regelmatig in het vrijdenkersblad De Dageraad. Zijn liefde voor Tolstoj en tal van andere Russische auteurs blijkt uit vertalingen van en essays over Russische literatuur. 'Maar', zo meldt F. Smit Kleine, 'de literaire kennis van Van der Meij strekte zich bovendien uit tot de studie van de Balkanlanden en hunne letteren in voorname voortbrengselen.' Ook Huygens had belangstelling voor Oost-Europese literatuur; in de jaren tachtig had zij een belangrijk deel van het literaire oeuvre van Carmen Sylva, pseudoniem van de koningin van Roemenië vanuit het Duits in het Nederlands vertaald.
Met deze man bracht Huygens in de zomer van 1896 enkele weken door in Wijchen, even buiten Nijmegen. Uit de correspondentie die ze bleef onderhouden met de Gerhards, krijg je de indruk dat het een ontspannen relatie is. Huygens was begonnen aan haar roman; maar ze nam ook tijd voor een vakantie met Van der Meij - naar Duitsland -; ze luierde en biljarte. Al hun geestverwantschap ten spijt heeft Huygens zich uiteindelijk toch genoodzaakt gezien  deze relatie te beëindigen. In de brieven aan de Gerhards lezen we - op het moment dat het gebeurd moet zijn - niets daarover, maar in de jaren daarna komt ze er regelmatig op terug. In het volgend voorjaar (1897) zag Huygens zich genoodzaakt te verhuizen; ze ging in Den Haag op kamers wonen. Dat betekende een enorme breuk in haar leven; ze miste het contact met haar Amsterdamse vrienden en partijgenoten. In het najaar van 1897 legde ze haar functie in het bestuur van de Weezenkas neer. In verscheidene biografische schetsen wordt deze abrupte beëindiging van haar Amsterdamse activiteiten wel gesignaleerd, maar niet verklaard.  Uit haar brieven aan de Gerhards kun je opmaken dat zij om financiële redenen het dure Amsterdam had verlaten , maar ik ben ervan overtuigd dat ook het beëindigen van haar relatie met Van der Meij hierbij ook een rol heeft gespeeld. In het voorjaar van 1897 probeerde hij haar nieuwe adres te achterhalen via de Gerhards en andere vrienden van Huygens. Als zij hem via hen antwoordt geen verzoening te willen, put hij daaruit toch hoop op later; Huygens is perplex: 'Is het te gelooven? Intusschen heb ik t.o.v. hem heel andere ideeën die ik jelui wel eens mondeling zal meêdeelen.' Even later doet ze dat toch maar schriftelijk: 'Hij zal in die tusschentijd natuurlijk weer een nieuwen liefdesroman hebben op touw gezet, zoodat ik dan voor verdere vervolgingen ben gevrijwaard'.

Een Aveling-type
Dat zij deze geliefde achteraf als een 'Aveling-type' karakteriseert, is - zeker in het licht van haar verdere leven -  veelzeggend. De Aveling, met wie zij haar ex vergelijkt, is Edward Aveling, de Engelse sociaal-democraat die tot 1896 een relatie had met Eleanor Marx, dochter van Karl Marx. Eleanor en Edward waren niet getrouwd; ze hadden een 'vrij huwelijk'. Dat kwam op 31 maart 1898 abrupt tot een einde toen Eleanor zelfmoord pleegde door het innemen van vergif. De biografen van Eleanor zijn het er wel over eens, dat Avelings ontrouw haar tot deze daad bracht. Hij was kort tevoren zelfs officieel in het huwelijk getreden met een andere vrouw. Eleanor kwam hierdoor in de positie van echtbreekster. Toen ze van dit huwelijk vernam,  bestelde ze vergif met gebruikmaking van Edwards status als medicus. Haar biografen hebben wel gesuggereerd dat Eleanor ervan uit ging dat haar geliefde met haar zou sterven, maar dit zou niet zo zijn.

Internationaal werd er geschokt gereageerd op de dramatische dood van de dochter van Marx. Ook in Nederlandse [vrouwen] bladen verschenen rouwadvertenties en necrologieën. Eleanor had in het voorjaar van 1896 nog een bezoek gebracht aan Nederland. In december van 1898 memoreerde P.J. Troelstra het overlijden van Eleanor en het verschijnen van Barthold Meyran in een adem.  Dat zal Huygens getroffen hebben.   Huygens zal de parallellen tussen hun beider levens niet enkel als een kwestie van hun privé-levens hebben geduid. Voor beide vrouwen was het persoonlijke nauwelijks los te zien van het politieke. Beiden streefden ernaar hun politieke idealen in hun privé-leven te realiseren en hadden ervaren hoe moeilijk dat kon zijn. Cornélie herkende zich blijkbaar in Eleanor en toen ze in 1901 haar situatie van een paar jaar daarvoor vergeleek met die van Eleanor, kwam ze tot de conclusie dat haar 'Aveling' 'verre mijn mindere was in alles behalve intellectueel en [dat] er een eeuwigdurende inspanning van mijn zijde noodig was om hem tot me op te heffen of tot hem neer te dalen'.  Haar had hetzelfde lot gedreigd als Eleanor; het was haar gelukkig bespaard gebleven. Ze was naar Den Haag verhuisd. Daar voelde ze zich weliswaar soms eenzaam, maar ze ontmoette er ook weer nieuwe geestverwanten zoals Emilie Knappert, Geertruida Kapteyn-Muysken en Cecile Goekoop-de Jong van Beek en Donk. Ook voltooide ze daar in het najaar van 1897 haar roman. Die bracht haar in contact met Bahlmann; een contact dat zou uitgroeien tot een nieuwe liefdesbetrekking. Het gevaar dat Bahlmann zich tot een Aveling-type zou ontwikkelen achtte zij niet aanwezig: 'wij zijn zoo geheel één in alles, niet alleen in ons leven voor onze beweging maar in alles dat hij mij genoeg is en ik hem, zelfs al zou de geheele wereld ons uitstooten. En wij zijn zelfs één in zelotisme!! [...] En nog een band te meer - hij is een eminent musicus, een pianist, waarbij ik, die mijn halve leven aan de muziek wijdde, maar een prul ben!'.

Ignatius Bahlmann

Op het eind van de lange brief uit oktober 1901 komt Huygens nog even terug op Barthold Meryan, het boek dat haar en Bahlmann met elkaar in contact bracht. Met enige verbazing - zo lijkt het - constateert zij dat 'het is of B.M. van a tot z naar hem geschreven werd, want in streng katholieken kring opgevoed, heeft hij bijna letterlijk doorgemaakt wat Meryan doormaakte, terwijl ik zonder het te weten [cursief -FD] in dezelfde omstandigheden ben gekomen als Anna Denners en zou hebben gedaan als zij wanneer die vrouw een scheiding had geweigerd'.

Huwelijk in Barthold Meryan
Wie de personages en de verhaallijn uit het boek vergelijkt met de levensverhalen van Huygens en Bahlmann kan concluderen dat de parallellen tussen roman en werkelijkheid frappant zijn. Om dat te illustreren volgt nu eerst een korte samenvatting van het boek. Meestal wordt in historische beschouwingen over deze roman de politieke ontwikkeling van de hoofdpersoon centraal gesteld; die zal in deze beschouwing grotendeels buiten beschouwing blijven. Ik zoom in op een ander - voor een negentiende-eeuwse roman traditioneel - thema het huwelijk. 

In het eerste deel van het boek staat Barthold Meryan centraal. Wij lezen hoe deze stugge jongen opgroeit in een Amsterdamse koopmansfamilie, gaat studeren in Delft en zich - nog tijdens zijn studietijd - verlooft met Carla de Martignel.  Hij heeft zijn aanstaande leren kennen in huiselijke kring, waar zij - wees uit een berooide Belgische aristocratische familie - fungeert als gouvernante van Bartholds jongere zusje. Nadat Bartholds oudere broer Johan haar de bons heeft gegeven en gekozen heeft voor een rijke vrouw, heeft Carla haar zinnen gezet op de jongere broer en met succes. Barthold is op dat moment nog student en heeft zich aangesloten bij een groep sociaalbewogen studenten die bijeenkomen bij professor Denners. Hij wil hun engagement meteen bekend maken, maar Carla is bang dat ze dan weggezonden zal worden. Als hun relatie even later toch wordt ontdekt door Bartholds vader, ziet deze in het goedkeuren van deze liaison een middel om zijn recalcitrante zoon van diens politieke activiteiten af te brengen. De verloving wordt officieel afgekondigd en er zal snel getrouwd worden. Tot die tijd moet Barthold elders gaan logeren.

Op zijn logeeradres ontmoet hij Anna Denners. Hij kent dit 'onvrouwelijke type' - ze heeft kort haar - nog van bijeenkomsten bij haar sociaalbewogen vader, professor Denners. Anna is juist terug uit Engeland. Daar heeft zij onder andere kennis gemaakt met de Arbeiderskerk, een initiatief dat zij ook in Nederland wil introduceren. Nog tijdens Bartholds studietijd trouwen hij en Carla. De verhouding blijkt vanaf het begin tot mislukken gedoemd. Van haar kant is het huwelijk op berekening gebaseerd; van zijn kant op [blinde] liefde. De uiteenlopende ideeën over de inrichting van het huis - zij is verrukt over de luxe; hij wil meteen de timmerlui laten komen om zijn studeerkamer te versoberen - symboliseren de contrasterende maatschappijvisies. Carla gaat boos weg en vindt steun voor haar verzet bij Meryans familie; Barthold wil haar niet meer zien en zijn hele familie keert zich tegen hem. Vanaf dan leven de echtelieden gescheiden, zonder dat er sprake is van een officiële scheiding. Barthold wordt opgevangen door de familie Denners en zet zich samen met Anna in voor de Arbeiderskerk. De oplettende lezer heeft allang door dat er meer is dat hen bindt, maar in de roman moet Barthold eerst ernstig ziek worden en in zijn ijldromen om Anna gaan roepen, voordat de moeder van Anna, die bij hem waakt, de schellen van de ogen vallen. Bartholds ouders worden ingelicht dat hun zoon ernstig ziek is en als die het bericht doorgeven aan de wettige echtgenote wordt hen duidelijk dat zij alleen uit berekening het huwelijk is aangegaan. Pogingen haar tot een scheiding te bewegen - eerst door de ouders met geld, later door Anna met de liefde als argument - hebben geen succes. Dat staat echter een weliswaar onwettige, maar door de ouders geaccepteerde verbintenis van Anna en Barthold niet in de weg. De roman eindigt met hun vertrek naar Engeland, de bakermat van de Arbeiderskerk.

Een roman naar het leven
Het boek is een sleutelroman voor de vroege SDAP en dan vooral voor de kringen waarin Huygens zich bewoog. Een aantal personages is goed herkenbaar. Martalis, de ouderejaars die Barthold bij Denners introduceert, is onmiskenbaar Franc van der Goes. Voor professor Denners heeft P.H. Pekelharing model gestaan - hij had geen dochter, maar was wel een van de weinigen in de SDAP die ouder was dan Huygens zelf. Verder komen Baltian Rustin [Ferdinand Domela Nieuwenhuis] en Thornton [Troelstra] veelvuldig voor. De schilderingen in de roman moeten de realiteit dicht benaderd hebben; zo dicht, dat de zoon van Troelstra besloot een passage uit de roman op te nemen in zijn boekje met herinneringen aan zijn vader. Het betreft een bezoek van Meryan aan Thornton in Utrecht, waar deze in de jaren negentig woonde. Huygens kon hier zo'n waarheidsgetrouw beeld schetsen omdat zij in die tijd zelf veel contact had met Troelstra.

Huygens heeft - zoals gezegd - veel van zichzelf in de figuur van Anna Denners verwerkt. Net als Anna maakte Huygens in het jaar voordat Barthold Meryan verscheen propaganda voor de Arbeiderskerk, een instelling die nog het meest lijkt op een socialistische zondagsschool voor volwassenen. Ze had grote bewondering voor Emilie Knappert, een christelijk geïnspireerd werkster van het eerste uur die een pamflet over de Engelse Labour Church in het Nederlands had vertaald. Huygens' pogingen Knappert als spreekster over dit onderwerp te introduceren bij de Nederlandse sociaal-democraten hadden echter geen succes en ook de Arbeiderskerk kwam hier niet van de grond. Anna had in dezen meer succes.

In hun privé-levens vertonen Anna en Cornélie eveneens sterke overeenkomsten; beide vrouwen gaan een 'vrije verbintenis' aan. Huygens had een relatie met Van der Meij toen ze aan de roman begon. In haar eigen leven had ze deze relatie niet tot een gelukkig eind kunnen brengen, maar in haar roman kon ze Anna's verbintenis met Barthold Meryan wel een happy end geven. Ook de gelijkenis tussen Bahlmann en Barthold Meryan is in een aantal opzichten frappant: ze hadden eenzelfde - technische - opleiding genoten; Bahlmann had contacten met Van der Goes en Troelstra en in de roman trekt zijn alter ego Barthold Meryan veel op met Martalis [alias Van der Goes] en hij komt aan huis bij Thornton [alias Troelstra]. Bahlmann was in die tijd - evenals Huygens - een goede bekende van Troelstra en hij financierde diens tijdschrift De Baanbreker. Zowel Bahlmann als Meryan waren - anders dan bijvoorbeeld Troelstra en Wibaut - getrouwd met vrouwen die zich buiten het politieke leven van hun man hielden.
In 1901 schreef Huygens dat zij en Bahlmann elkaar pas in het najaar van 1897 hadden leren kennen, maar in de jaren daarvoor verkeerden ze dus wel in dezelfde kringen. Het kan zijn dat ze geen persoonlijk contact onderhielden voor 1897, maar het is moeilijk voorstelbaar dat ze in het geheel niet van elkaars bestaan op de hoogte waren.  

Oude bekenden?
Huygens en Bahlmann waren in de periode voor het verschijnen van de roman beiden direct betrokken bij de affaire rondom de persoon J.P. van der Wallen. Toen Bahlmann in de jaren negentig Troelstra's blad De Baanbreker ook landelijk wilde gaan verspreiden, had hij Van der Wallen aangesteld als agent in Den Haag. Tijdens het colporteren was Van der Wallen in elkaar geslagen en zodanig gewond geraakt dat zijn gezondheid blijvende schade opliep. Bovendien was hij wegens zijn politieke overtuiging ontslagen uit zijn baan als haltechef bij de spoorwegen (HIJSM).  Als gevolg van dit alles verkeerde Van der Wallen en zijn gezin in 1897 'in de meest kommervolle omstandigheden'. Om daar verbetering in te brengen waren meer structurele maatregelen nodig dan de ondersteuning die hij tot dan toe ontving. Er werd daarom een commissie in het leven geroepen, waarvan niemand minder dan 'Corn. Huygens' de penningmeesteresse was.  In deze functie heeft ze waarschijnlijk een paar steken laten vallen. In ieder geval was ze zelf van mening dat ze 'het gevend publiek ergerlijk misleid' had. Ze vond niet dat ze Van der Wallen te kort gedaan had, 'maar nu is het ook uit en komen zijn vrienden Troelstra e.a. aan de beurt' om hem te helpen.  Het is - gezien tegen deze achtergrond - onwaarschijnlijk, dat Huygens in het voorjaar van 1897 - dus ruim voordat zij Barthold Meryan voltooide - niet wist dat Van der Wallen voor Bahlmann gewerkt had. Ook al hadden ze geen relatie met elkaar - ze wist van zijn bestaan en ze was - terwijl ze haar roman voltooide - intensief betrokken bij een zaak waarmee ook Bahlmann van doen had.

Er is - los van de naam van de roman en de bovengenoemde affaire - nog een aanwijzing die erop duidt dat Huygens bij het modelleren van de hoofdpersoon van haar roman aan Bahlmann heeft gedacht. In een  brief aan Wibaut, waarin zij deze bedankte voor zijn bespreking van haar boek, stelt Huygens de retorische vraag: 'U weet zeker wel wie voor den ouden Meryan [de vader van Barthold Meryan - fd] heeft geposeerd?'  Voor het geval Wibaut toch niet helemaal op de hoogte is, geeft ze hem ook het antwoord: 'Lang vóór mijn socialiste worden was ik zeer gelieerd met de familie Van Hasselt (...) dezelfde die den armen v.d. Wallen zo ongelukkig heeft gemaakt! Het is geheel en al een portret en velen zijner uitingen zijn woordelijk weergegeven.' Welnu, als de oude Meryan model staat voor degene die Van der Wallen ongelukkig maakte, wat ligt dan meer voor de hand dan dat de jonge Meryan, die zich - in het boek - zo fel tegen zijn vader 'de oude Meryan' keerde, gemodelleerd is naar diens tegenpool, degene die Van der Wallen in eerste instantie onder zijn hoede had genomen; dat was Ignatius Bahlmann. Als Wibaut wist, wie wie was, dan zal de direct betrokkene - Bahlmann - zich zeker in de hoofdfiguur van de roman - Barthold Meryan - herkend hebben. Kan dit voor Bahlmann niet de aanleiding zijn geweest eens nader kennis te gaan maken met de auteur van de roman?

De roman als leidraad voor het leven
In het najaar van 1897 verkeerden Huygens en Bahlmann samen in dezelfde situatie als waarin Anna en Barthold zich op driekwart van de roman bevonden. Huygens was ongehuwd en maakte propaganda voor de Arbeiderskerk; Bahlmann combineerde - evenals Barthold Meryan - een ongelukkige huwelijksleven met propagandistische activiteiten voor de Nederlandse sociaal-democratie. Bahlmann zal zijn vrouw die in Weimar woonde, vaak lange tijd niet gezien hebben; ook in dit opzicht lijkt zijn leven op dat van Barthold Meryan die al snel van zijn vrouw gescheiden leefde. Vanaf het najaar van 1897 hebben hun levenslopen in essentie de verhaallijn van de roman gevolgd. Evenals Anna en Barthold onderhielden zij vanaf 1897 contact met elkaar en ontplooiden zijn gezamenlijke activiteiten om hun - vooral Huygens' - socialistische ideeën te verspreiden. Door Bahlmann werd zij geïntroduceerd bij vooraanstaande Duitse sociaal-democraten, onder wie Karl Kautsky. En net als bij Anna en Barthold mondde dit politiek contact uit in een - aanvankelijk buitenechtelijke - relatie.

Dat ze, zoals Huygens het in 1901 uitdrukte, 'zonder het te weten' in dezelfde situatie als Anna Denners terecht kwam, is moeilijk te geloven. Maar in ieder geval was vanaf toen de roman voor haar een soort referentiekader. Ze vergeleek in 1901 haar situatie met die van Anna op het eind van de roman: ze zou gedaan hebben als Anna - een 'vrije verbintenis' aangaan - indien de echtgenote van Bahlmann niet in een scheiding wilde toestemmen. Dat was echter niet nodig: zij zou met haar geliefde trouwen. En inderdaad zijn Ignatius Bahlmann en Cornélie Huygens op 2 oktober 1902 in het huwelijk getreden. Ze woonden toen beiden al enkele maanden in Amsterdam.

Huygens had in de tien jaar daarvoor de gevaren van het huwelijk breed uitgemeten in haar romans; anderzijds was ze ervan overtuigd dat een goed huwelijksleven mogelijk was mits de echtelieden aan hoge morele eisen voldeden. Uit haar brieven aan de Gerhards blijkt wel dat ze er het volste vertrouwen in had dat het voor haar en Bahlmann mogelijk was zo'n hoogstaand huwelijk te leiden. Blijkbaar waren haar verwachtingen te hoog gespannen, want op 30 oktober, nog geen maand na de huwelijkssluiting koos zij voor de dood en verdronk zij zichzelf in de vijvers van het Amsterdamse Vondelpark, tegenover hun huis in de Van Eeghenstraat.  In het archief van A.H. Gerhard wordt een afschrift van haar afscheidsbriefje bewaard; daarop staat: 'Mijn Ignaz  zonder eenige haat ben ik uit het leven gegaan - vaarwel lieveling ik ga naar het Vondelpark'. Hieruit is niets af te lezen over het motief van haar keuze; ook in dit opzicht vertoont haar handelen opvallende gelijkenis met dat van Eleanor Marx.  

Het is frappant hoe Huygens tot het eind haar romanfiguren tot leidraad van haar leven maakte. In 1901 kon ze zich nog aan Anna Denners spiegelen. Kort na haar huwelijk hield de parallel tussen haar eigen leven en dat van haar romanfiguur op te bestaan. Volgens sommigen was Bahlmann haar niet trouw; hij zou contact zijn blijven houden met zijn ex-vrouw.  Dat was niet zo moeilijk omdat deze in de buurt was gaan wonen, in Utrecht.  Toen Huygens ontdekte dat haar huwelijk niet beantwoordde aan het hoge ideaal dat ze al in 1892 had verwoord, volgde ze het voorbeeld van de hoofdfiguur uit de roman, die ze in datzelfde jaar had geschreven. Ze pleegde zelfmoord op dezelfde manier als Louize, de hoofdpersoon van haar roman Hoogenoord.  

Begrafenis van Cornelie Huygens. Vanaf uiterst rechts: vermoedelijk A.H. Gerhard, F. van der Goes, P.J. Troelstra, twee onbekenden en J.F. Ankersmit

Dat Huygens haar eigen ideeën en idealen heeft verwoord in haar romans is niet zo bijzonder; er waren veel feministen die fictie hanteerden om hun mening uit te dragen.  Wel uitzonderlijk was de manier waarop Huygens die romans - en de idealen die ze daarin uitdroeg - gehanteerd heeft als een leidraad voor haar persoonlijk leven. Het persoonlijke en het politieke waren bij haar wel op een heel eigenaardige manier verbonden; [de naam van] haar bekendste boek is daar een teken van.

In haar eigen politieke kring had men over het algemeen weinig oog voor deze intieme verbondenheid van leven en werk. Dat blijkt o.a. uit de necrologie van Het Volk over haar. De auteur gedenkt 'deze koene strijdster [...] door een onafwendbaar noodlot, gevolg van te hoog gespannen illusiën geveld', maar wil absoluut 'niet wroeten in de geheimen van haar hart, die zij niemand heeft medegedeeld, die ons dus heilig moeten zijn, en die haar in den dood hebben gedreven. De sluier, door haar over haar heengaan getrokken, worde door geen oneerbiedige hand opgelicht!'  Een week later licht Sjoukje Troelstra toch een tipje van deze sluier op in haar persoonlijke 'Ter herinnering aan  Cornélie Huygens'. Ook Troelstra eindigt met afscheidsgroeten in de trant van 'Dag trouwe, edele, mannelijk-ferme medestrijdster!' en ze roept haar partijgenoten op niet te gaan vorsen in het dieptreurig raadsel van haar einde. In het uitgebreide portret dat daaraan voorafgaat,  stelt zij echter Huygens' privé-leven - 'tante Cor' de oudere dame uit een oud patriciërgeslacht die uit geldnood op kamers ging wonen - centraal en geeft daarmee impliciet een beeld van de verbondenheid van dat leven met haar politieke ontwikkeling. De climax daarvan vormde de relatie met Bahlmann, die overigens door Troelstra niet met name wordt genoemd: 'Ze vond een echtgenoot die evenals zij, geheel opging in de partij. Samen leven in en voor de partij dat was haar ideaal. Hoe gelukkig voelde ze zich met zulk een toekomst voor oogen. En nu, na vier weken met hem vereenigd te zijn - dit einde!'  
De verbondenheid van het persoonlijke met het politieke, die uit dit portret van Sjoukje Troelstra zo duidelijk naar voren komt, heeft in de geschiedschrijving over Huygens weinig aandacht gekregen. 

Daardoor bleef ook onopgemerkt wie Barthold Meryan was.