Nol Westendorp
la Bégude de Mazenc, 5 april 2001
Geachte heer Voskuil,
Enige tijd geleden werd ik door een recensie in De Volkskrant geattendeerd op het feit dat U in Onvoltooid Verleden een artikel had gepubliceerd over uw vader en over uw jeugd. Ik heb dat boekje rap gekocht en gelezen. (…) Omdat ik, geboren in 1919, ook uit Den Haag kom en ook - zoals u het noemde - een socialistische jeugd heb gehad, zou ik graag enkele aanvullingen op uw artikel willen schrijven. Ze zijn niet van bijzonder belang, maar ik doe het toch maar.
Ik heb uw vader twee keer in mijn leven persoonlijk ontmoet. De tweede keer was - ik denk - in 1944. Er was een illegale huiskamerbijeenkomst (in AJC-verband) bij de familie Spierenburg (?) aan de Fruitweg. Het was een zondagmiddag en Wim Thomassen kwam daar spreken over zijn brochure over de socialistische jeugdbeweging na de oorlog. Uw vader 'vertegenwoordigde' daar de Partij. Hij kwam wandelen van de Ananasstraat naar de Fruitweg. Wat ik mij daarvan nog herinner is dat ik Wim Thomassen van het station haalde en dat uw vader op deze bijeenkomst alleen maar zweeg. Wat een mens allemaal kan onthouden.
De eerste keer was mijn ontmoeting van geheel andere aard. Ik moet daarbij iets over mezelf vertellen. Ik was van mijn 14e tot mijn 24e jaar behanger en werkte een tijd bij de firma H. Pander en zonen. In 1935, of daaaromtrent, kwam bij ons werken ene Jan de Mos. Hij was door de NSB-directeur van de firma, de voornaam ontschiet mij: Henk, aangenomen en het kenmerkende van De Mos was dat hij openlijk NSB-er was. Hij had ook veel in het buitenland gewerkt en sprak een aantal vreemde talen. Dat deden de meeste behangers niet. Ik was niet alleen een aankomend behanger, maar ook een volbloed AJC-er. Overdag werkte ik, 's avonds begon hét echte leven. Die de Mos was in mij geinteresseerd en vroeg vaak de afdelingschef of ik met hem mee mocht als 'maatje'. We praten vaak over de politiek en ik draaide de anti-fascistische lessen van Koos Vorrink af.
Op een dag zei hij tot mij: 'Nol, er is over een paar dagen in de kleine zaal van de Dierentuin een besloten bijeenkomst en daar wordt een nieuwe NSB opgericht door drie NSB-dissidenten: mr. Duys (een afvallige SDAP-er) van Duyl (dominee) en drs. Dijt ( econoom) Als je geïnteresserd bent, dan laat ik jou binnen. Dat wilde ik wel.
Ik repte mij snel naar de Pringegracht 49, waar de redactie van Vooruit was gevestigd. Ik werd daar binnengelaten bij de chef van de redactie Klaas Voskuil. Ik vertelde mijn verhaal, hij trok aan ziin pijp, verzin ik, en besliste dat ik hem na afloop van die bijeenkomst zou bellen en hem vertellen wat ik had opgemerkt. Van de Dierentuin reed ik op de fiets naar Het Plein en belde daarvandaan uit een cel (5 cent) op, want thuis hadden we natuurlijk geen telefoon. De volgende dag stond het verhaal in de krant. Ook de Amsterdamse editie vermeldde het. Mijn eerste journalistieke werk. Later, van l954 tot 1966, was ik parlementair redacteur van Het Parool.
Nu nog iets over de 1-mei-bijeenkomsten. Ik denk dat de bijeenkomst in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in 1937 was. Maar wellicht was dat geen 1 mei-bijeenkomst maar ter gelegenheid van een mijlpaal in het ledenbestand van de SDAP. Teksten van Voskuil en Carmiggelt. Ik stond met een bord of vlag op het toneel en had geen tekst.
'Schrijf nooit een massaspel', was in 1938 in de Houtrusthal. Teksten van Voskuil en Carmiggelt, regie Paul Steenbergen en medespelende Jan C. de Vos (in de oorlog fout) en Caro van Eyck, die niet mocht spelen tijdens de oorlog wegens ziijn joodse afkomst. Ik bevond mij als toeschouwer in de zaal. Ik had net een paar dagen met De Mos in Goes gewerkt en we waren - zijn idee - met de KLM teruggevlogen. Van vliegveld Souburg met een tussenlanding op Haemstede, naar het vliegveld Waalhaven van Rotterdam. Het echec van deze bijeenkomst staat uitgebreid beschreven in het boek dat, Henk van Gelder over het leven van Simon Carmiggelt heeft geschreven: warm aanbevolen.
Op bladzijde 32 viel mij de naam van de heer Roosje op. Die heb ik gekend. Hij was onderwijzer op de openbare, lagere school in De Vliegerstraat. Hij reed iedere dag op zijn zeer hoge Fongersfiets van de Vruchtenbuurt naar de Schilderswijk. Maar zijn grote passie was Engeland en de Engelse taal. In de avanduren gaf hij in het kader van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling Engelse les. Voor een grijpstuiver, denk ik. Ik heb een winter zo'n cursus gevolgd. Ik ken nog het gedicht van de 'falling snow, on the trees en hedges low', uit mijn hoofd. Er werd op zijn lessen ook gezongen. Na de oorlog kwam het IvA0 in Den Haag niet gelijk terug en gaf Roosje in verband van het Haags Insttuut voor Volksontwikkeling zijn lessen. Er werd nog steeds gezongen.
Ik eindig. Groet uw vrouw van mij. Met gevoelens van hoogachting.
Bij de foto Nol Westendorp draagt het Rode Valken uniform: een blauwe blouse, een manchester jasje en een wit koord. Kort daarvoor behoorde daar ook een rode halsdoek bij. Op grond van het zogenaamde uniformverbod, had de rechter het dragen daarvan verboden als een vijandig staatsrechterlijk streven. Het verbod was gebaseerd op een wet, die was bedoeld om NSB-uniformen te weren.
De foto is afkomstig van mevrouw Cohen uit Amsterdam. Naar aanleiding van een ingezonden stuk van Westendorp, dat onlangs verscheen in Het Parool, schreef zij een brief naar hem met de vraag of hij dezelfde was die zij voor de oorlog in de AJC had leren kennen. Dat was zo, zij ontmoetten elkaar en toen kwam de foto te voorschijn. De foto had een onderduik overleefd.
|