Herman Gorter

Henny Buiting

Good-bye Lenin


In hun inleiding bij de nieuwste uitgave van de 'Mei' van Herman Gorter delen Enno Endt en Mary Kemperink het volgende mee over de politieke ontwikkeling van Gorter: 'Het 'wel der wereld' vond hij in het socialisme van Karl Marx, en vervolgens, een kleine twintig jaar later, in het communisme van Lenin. Naast de liefde voor de vrouw werd de liefde voor de toekomstige ideale samenleving het onderwerp van zijn poëzie'.1

De hier gewekte suggestie dat Gorters politieke eindstadium de omhelzing van het leninistische gedachtegoed zou zijn geweest, houdt niet minder dan een kolossale misvatting in. In het navolgende zullen we dan ook trachten dit, overigens wijd verbreide, wanbegrip te weerleggen door de politiek-ideologische ontwikkeling van Gorter - en van diens naaste geestverwant Anton Pannekoek - aan een nadere analyse te onderwerpen. Om beider opstelling, en het door hen vertegenwoordigde radencommunisme, tegenover het door Lenin uitgedragen 'communisme' te verduidelijken, gaan we tevens in op de houding die de marxistische tendentie vanaf de oprichting van de SDAP tegenover de revolutionaire potenties van Rusland heeft aangenomen.

Houding tegenover het tsarisme
Wordt het tsaristische regiem sinds jaar en dag gekenmerkt door zijn autocratische karakter en antisemitische excessen, Rusland trekt bij de Hollandse sociaal-democraten óók in positieve zin de aandacht, wegens de opkomst van een socialistische arbeidersbeweging, gedragen door begaafde theoretici. Deze ontwikkeling is des te opvallender, waar het reusachtige land, ondanks een snelle industriële ontwikkeling, vooral gekenmerkt wordt door feodaal-agrarische verhoudingen die een socialistische omwenteling vooralsnog uiterst onwaarschijnlijk maken. De algemene opinie onder de Hollandse marxisten is dan ook, dat een eventuele revolutie in Rusland, gedragen door de nog kleine groep fabrieksproletariërs en de massa der doodarme kleine boeren, slechts bij machte zal een burgerlijk-democratisch ontwikkelingsproces te initiëren. Dit is overigens lange tijd eveneens de opinie van de Russische sociaal-democratie zélf, ofschoon de bolsjewistische factie een proletarisch-socialistische omwenteling als mogelijkheid gaat zien, mits steun geboden wordt vanuit tot het socialisme getransformeerde hoog-industriële naties, waarbij vooral aan Duitsland wordt gedacht.

De marxistische richting binnen de SDAP besteedt al vroeg aandacht aan ontwikkelingen in Rusland. Ze doet dat vooral in het maandblad De Nieuwe Tijd, al besteedt vanaf oktober 1907 ook De Tribune, oppositioneel orgaan van de linkse marxisten die zich in maart 1909 verzelfstandigen tot de Sociaal-Democratische Partij (SDP), er veelvuldig aandacht aan. Een eerste publieke debat over het tsarisme vindt al in 1896 plaats en wel in De Kroniek. Een Algemeen Weekblad, onder redactie van het latere lid der SDAP, Pieter Lodewijk Tak. Tak valt fel uit naar de zwijmelende beschouwing die de kunstschilder Marius Bauer wijdde aan de pracht en praal bij de kroningsfeesten van tsaar Nicolaas II en hij wijst daarbij op de ellende, waarin de massa van het Russische volk verkeert. De erop volgende polemieken verplaatsen zich naar het terrein der kunsten en worden afgesloten met de uitspraak van Frank van der Goes, dat de anti-burgerlijke krachten in Nederland zich definitief opsplitsen in mystieke verheerlijkers van het verleden enerzijds en dragers van het toekomstige socialisme anderzijds. Het is dit dispuut dat Gorters interesse wekt voor het marxisme en ertoe bijdraagt, dat hij niet lang erna toetreedt tot de SDAP.2

In De Nieuwe Tijd wordt voor het eerst in mei 1899 gereageerd op de Russische gebeurtenissen. Van der Goes bestempelt dan de tsaar als het 'hoofd van de reaktie in Europa', wiens 'bloedbevlekte staf' heerst over volken in Oost-Europa waar 'onze partijgenooten [...] een strijd hebben te voeren onder omstandigheden waarvan wij ons de moeilijkheid nauwelijks kunnen voorstellen.'3 Twee jaar later merkt Henriëtte Roland Holst op, het groeiende verzet van 'het georganiseerd proletariaat' in Rusland als even belangrijk te beschouwen 'als de val van het fransche [absolutisme] 110 jaar en van het duitsche ruim een halve eeuw geleden'. Eén jaar hierna maakt L.C. (?) een historische analyse van het verzet in Rusland tegen de autocratie en ziet een toekomstige zege in het verschiet vanwege de snelle industrialisering en de komst van revolutionaire proletarische massa's.5 In 1903 behandelt Jos. Loopuit het joodse proletariaat in Rusland en zijn (sociaal-democratische) organisaties, maar laat hij zich niet uit over de perspectieven van de revolutionaire beweging.6

De voor Rusland catastrofaal verlopen oorlog met Japan (1904-1905) leidt tot opstanden en demonstraties en de oprichting van een eerste Sovjet (Raad) van arbeiders en soldaten in Petersburg. Hoe sterk de revolutiegolf de geesten beïnvloedt toont de opiniewisseling van de socialist en tolstoïaan J.K. van der Veer. Aanvang 1905 schrijft hij het revolutionaire ageren toe aan 'de zoogenaamde intellectuëele klassen', die vrijwel geen steun krijgen van de arbeiders of van de arme boeren.7  Een half jaar later heet het daarentegen, dat alle klassen overtuigd zijn 'van de noodzakelijkheid den huidigen regeeringsvorm te veranderen. [...] De revolutie is thans in gang. Haar stroom sleept iederen dag een nieuw deel der natie mee'.8 Roland Holst somt rond februari 1905 de factoren op die het tsarisme ten val kunnen brengen, waarbij ze euforisch verwijst naar het revolutionaire Russische proletariaat dat gebruik maakt van het wapen der politieke massastaking. Zoals alle marxisten ziet ze de wording van een burgerlijke republiek als uitkomst, die het beginpunt zal zijn van een echte socialistische omwenteling.9  Later in het jaar meent ze dat het tsarisme op sterven na dood is en ze geeft uiting aan de verwachting, dat de Russische revolutie een geweldige stimulans is voor de proletarische strijd in andere landen, die wellicht tot socialistische omwentelingen zal leiden.10 In haar herinneringen getuigt ze van de ontroering die de gebeurtenissen verwekten: 'Toen Gorter en ik de telegrammen lazen, kregen wij tranen in de oogen en met bevende stem herhaalden wij: "Maar dat is de revolutie"'.11 Nog in 1906 gewaagt Pannekoek van de val van het tsarisme en noemt de Russische Revolutie een versterking van de democratische stroming in Europa.12 Kort erop evenwel erkent Roland Holst dat het tsarische regiem weer greep op de situatie heeft gekregen, al signaleert ze ook aanhoudende onrust en toegenomen kansen op een Duitse Revolutie, dankzij 'het revolutionaire proletarische wapen der massa-staking.'13

Inderdaad overleeft het tsaristische regiem, mede door de introductie van politieke en sociale hervormingen. De marxistische stroming binnen de SDAP evenwel blíjft vertrouwen op de toekomstige val van het tsarisme en ze verbindt dit met de idee van een nieuwe revolutionaire era, wanneer de verovering van de staatsmacht door het socialistische proletariaat zal plaatsvinden. Exemplarisch voor deze houding is de uitroep van Willem van Ravesteyn, één der drie toekomstige voormannen van de SDP, uit 1908: 'Een revolutionnair tijdvak is in de Europeesche geschiedenis begonnen sinds de gedenkwaardige jaren 1904-'05, waarvan niet ten onrechte is opgemerkt, dat de geweldige beteekenis eerst na eenigen tijd volkomen duidelijk zal worden'.14 Het jaar erop beklemtoont hij de verreikende gevolgen van de Russische gebeurtenissen en spreekt de overtuiging uit, dat het tsaristische regiem alsnog ten val zal komen.15

Hoewel het merendeel der marxisten de SDAP trouw blijft, stappen onder meer Herman Gorter, Anton Pannekoek en Pieter Wiedijk in maart 1909 over naar de door David Wijnkoop, Van Ravesteyn en Jan Ceton aangevoerde SDP. Roland Holst blijft in eerste instantie in de SDAP, om zich tenslotte na veel aarzelingen in 1916 alsnog aan te sluiten bij de SDP. Het is vanuit deze radicaal-marxistische groep, dat tot aan de Eerste Wereldoorlog gerefereerd blíjft worden aan de belofte die de Russische Revolutie van weleer inhoudt. Zo publiceert Roland Holst in 1910 'De Opstandelingen', een 'lyrisch treurspel' over de Russische Revolutie van 1905. Van Ravesteyn stelt in hetzelfde jaar de revolutie (opnieuw) voor als beginpunt van een revolutionaire era en hij looft het Russische proletariaat dat niet vergiftigd zou zijn door de kapitalistische ideologie.16 Herman Gorter schrijft op 18 juni 1910 aan vriendin Jenne Clinge Doorenbos: 'Wij leven in den heerlijksten tijd die er ooit geweest is. De menschheid nadert haar bevrijding en voor het eerst voelen wij dat in zijn wezenlijkheid, d.w.z. in zijn lichamelijken, stoffelijken, materieelen vorm. [...] Maar wij zien nu de lichamelijke vrij¬wording èn de geestelijke in den strijd der arbeiders voor de opheffing van het privaat-bezit, de concurrentie en de overheersing van den mensch door den mensch'.

Herman en Wies Gorter rond 1910.

Eerste Wereldoorlog
Het 'Massenstreikdebat' uit de jaren 1911/1913 tussen Pannekoek en Karl Kautsky, de meest begaafde uitlegger en popularisator van het Duitse socialisme,  forceert een waterscheiding tussen 'officiële' en linkse marxisten, die een nieuwe strategie voorstaan met (spontane) massa-acties als wapen. Dit links-marxisme spreekt van het tijdperk van het imperialisme, dat beheerst wordt door de almacht van monopolistische bedrijven, die op jacht naar wingewesten militarisme, agressief nationalisme en racisme cultiveren. Wanneer de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken, verbreedt de kloof met de gematigder marxisten, om tenslotte tot een onherstelbare breuk te leiden. Zo schrijft Gorter rond december 1914 aan Kautsky een brochure te hebben uitgebracht - Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie - waarin aangeschrevene scherp wordt gekritiseerd als een fatalistische economisch determinist, die de revolutionaire daadkracht van de massa loochent. Een persoonlijke breuk moge dit (nog) niet betekenen, een politieke verwijdering van de ooit zo bewonderde Kautsky betekent het zeer zeker wél. Pannekoek ziet de wereldoorlog als de definitieve ondergang van de reformistische tactiek, die wortelt in bureaucratisering, oligarchisering en parlementarisering. Tegen einde 1914 meent hij, dat de oorlog voor Rusland het ontstaan van modern-burgerlijke economische verhoudingen stimuleert, terwijl in Duitsland de kansen op een sociaal-democratisch schisma sterk toenemen.17 In 1915 analyseert hij het nationalisme der arbeiders en benadrukt de noodzaak van een breuk tussen de sociaal-patriotten en de links-marxisten met hun tactiek van massa-acties. Later in het jaar noemt hij de oorlog een strijd om de wereldhegemonie en hij kritiseert Kautsky die hem als het toevallige resultaat van de bewapeningswedloop voorstelde.18

Wanneer Herman Gorter zich na het begin van de wereldoorlog actief gaat bemoeien met de politiek, doorbreekt hij een langdurige afzijdigheid. Sinds mei 1907 heeft hij zich nauwelijks bemoeid met De Nieuwe Tijd en weert (propagandistische) activiteiten grotendeels af, met uitzondering van telkens onderbroken optredens voor de SDP. Dit verandert wanneer in maart 1914 oorlog dreigt en Gorter tegenover Jenne Clinge Doorenbos de revolutionaire potenties ervan signaleert: '[...] een Europeesche oorlog beteekent revolutie, voor of na den oorlog. In Duitschland; misschien in Frankrijk, Rusland of meerdere landen'.19 Tegen het einde van het jaar, de oorlog is inmiddels uitgebroken, publiceert hij het reeds vermelde werk over imperialisme, wereldoorlog en sociaal-democratie, waarin onder meer wordt betoogd dat álle imperialistische staten schuld aan de oorlog dragen. Daarnaast bepleit Gorter de stichting van een nieuwe Internationale, die het imperialisme en de burgerlijke partijen compromisloos moet bestrijden, het gebruik van zowel traditionele strijdmiddelen als van de revolutionaire massa-actie stimuleren en de internationale aaneensluiting der arbeiders bevorderen.20 Ook in zijn brief van 24 februari 1915 aan vriendin Ada Prins beklemtoont hij niet te willen dat één der beide partijen wint, om eraan toe te voegen dat de arbeiders moeten leren 'wat het Imperialisme is, en dat het alleen dient om wat meer winst aan de hooge heeren te bezorgen'. Afwijkend van Gorter zal de SDP-leiding zich steeds fanatieker gaan keren tegen het Duitse imperialisme, dat ze als barbaarser voorstelt dan het tegenkamp van Engeland, Frankrijk en Rusland. Vooralsnog leidt het verschil van inzicht niet tot twist, al uit Van Ravesteyn zich op 27 maart 1915 tegenover Wijnkoop reeds afkeurend over de 'Gortersche fantasieën', waar we 'misschien nog last van krijgen'.

Hoewel Lenins ster tijdens de oorlog rijzende is, trekken de voormannen der SDP zich vooralsnog weinig van hem aan. Wijnkoop en Van Ravesteyn negeren bijvoorbeeld Lenins dringende bede deel te nemen aan de Conferentie van Zimmerwald (5-8 september 1915), waarbij Wijnkoop de 21ste september veelbetekenend opmerkt: 'Van Lenins "theorie" heb ik me nooit veel aangetrokken, ook al omdat ik, & zoo zal het ook jou gaan, er weinig van weet'. Gorter daarentegen stelt Lenin in september 1915 voor na de wereldoorlog een internationaal links-marxistisch tijdschrift op te richten tegen het reformisme en voor een nieuwe Internationale. Lenin reageert instemmend waarna 'financier' Roland Holst ervoor zorgt, dat al in januari 1916 het eerste nummer verschijnt van de Vorbote. Internationale Marxistische Rundschau dat het overigens slechts één extra nummer uitzingt. De episode duurt echter lang genoeg om Roland Holst rond 14 maart tegenover Pannekoek in de pen te geven, dat de Russische revolutionairen verbeten en onverdraagzaam zijn en kleine verschillen reusachtig opblazen. Verwijzend naar de Franse revolutionair L.A. Blanqui (1805-1881) - voorstander van een greep naar de macht door een elite van 'beroepsrevolutionairen' - noemt ze Lenin 'een wat gemoderniseerde blanquiist, [...] erg nauw schoolsch en erg weinig ideeën'. Men heeft dit soort lieden weliswaar nodig in 'de wordende Internationale', 'maar met zulke menschen alléén aan de leiding komen we er absoluut niet'. Gorter, die zich  hoegenaamd niet met het blad bemoeit, staat veel positiever tegenover Lenin die van zijn kant op 8 maart 1916 in een schrijven aan Roland Holst lovend naar diens imperialisme-brochure verwijst. En in de Vorbote zélf wordt door de bolsjewiek Zinowjev over Gorters brochure opgemerkt, dat hierin de voze leugens der sociaal-patriotten rond Kautsky onbarmhartig ontmaskerd worden.21

Docent sterrekunde Anton Pannekoek.

Breuk met de Tribune-redactie
Op 12 maart 1917 - we volgen hier de moderne gregoriaanse kalender - komt het Petersburger garnizoen in opstand, drie dagen later gevolgd door de val van het tsaristische regiem en de vorming van een voorlopige regering. Gorter veert op bij het opwindende nieuws en schrijft op 17 maart 1917 aan Ada Prins, dat de val van het tsarisme 'een geweldige stap vooruit' betekent: 'Binnenkort zal ook wel blijken of de arbeiders met de liberalen meegaan of hen gaan bestrijden. Ik denk het laatste. Dan zouden er 3 partijen zijn en dan zijn weer allerlei combinaties mogelijk. Nu is er dus weer leven in de ellendige massa. Voor het eerst ontstaat er weer hoop'. Verwijzend naar een, uiteindelijk afgeblazen, bijeenkomst van linkse marxisten te Stockholm prijst Gorter tegenover Van Ravesteyn op 9 mei Lenin: 'Ik ken hem persoonlijk en ik twijfel geen oogenblik of hij zal deze gelegenheid om voor het eerst, voor een Europeesch forum, tot het centrum en de rechtse fracties der Sociaal-Democratie te zeggen wat het doel en de weg is van de linksche partijen, aangrijpen..' Ook uit een brief aan Wijnkoop van 13 mei blijkt Gorters waardering voor Lenin, die hij beschouwt als de kern van een linkse groep die zich tegenover Kautsky c.s. posteert en tot de revolutie zal gaan oproepen.

De SDP-leiding handhaaft inmiddels haar afkeer van Duitsland en wijst elk vredesinitiatief van de hand, dat de Duitse nederlaag verhindert of vertraagt. Dit komt duidelijk naar voren wanneer A.F. Kerenski, sterke man van de Voorlopige Russische Regering, op 1 juli een grootscheeps offensief tegen de Centralen lanceert. De bolsjewieken reageren met de eis van een onmiddellijke vrede zonder annexaties en herstelbetalingen en pogen de ontstane sovjets te veroveren als contramacht tegen de burgerlijke regering. Van Ravesteyn echter stelt zich in De Tribune van 13 juli pal op achter de regering-Kerenksi en noemt een Duitse zege de nekslag voor de wereldrevolutie. Met dit standpunt negeert hij dat de regering-Kerenski beheerst wordt door de liberale burgerij én hij gaat in tegen de opstelling der bolsjewieken.22 Gorter beseft nu in alle duidelijkheid hoezeer anti-Duitse emoties de SDP-top beheersen. Na aanvankelijk stilzwijgen publiceert hij in De Tribune van 18 september een artikel, waarin hij steun betuigt aan de 'Maximalisten', i.e. bolsjewieken, die zich inzetten voor de eenwording van het internationale proletariaat. Hij noemt steun aan Kerenski en de Entente verwerpelijk en bezweert de absolute noodzaak onpartijdigheid te betrachten ten aanzien van de belligerenten.23 In een begeleidend schrijven aan Wijnkoop stelt hij op 12 september: 'Ik geloof dat jelui goed zoudt doen je taktiek wat te wijzigen en even scherp tegen het Eng. imperialisme [...] op te treden als tegen het Duitsche. En Lenin, die het Russ. imperialisme bestrijdt, zelfs met gevaar van een Russ. nederlaag, volle recht te doen wedervaren'. Artikel en brief vormen het beginpunt van de breuk tussen Gorter en zijn oude strijdmakkers. We besteden aan deze onderlinge verwijdering overigens slechts summiere aandacht en concentreren ons op de houding van Gorter en geestverwant Pannekoek tegenover de door Lenin en de SDP-leiding gevolgde politiek.

Onmiddellijk na de bolsjewistische machtsovername van 7 november 1917 stuurt Gorter een telegram naar Lenin met gelukwensen, publiceert artikelen voor de Zwitserse sociaal-democratische pers en begint te schrijven aan zijn brochure De Wereldrevolutie. Aan Ada Prins schrijft hij op 13 november: 'Gisteren maandag las ik 's morgens [...] den oproep van Lenin aan alle volken, aan alle arbeiders. Want zoo was die oproep. In schijn aan de regeeringen, werkelijk aan de arbeiders. Dat heb je zeker gezien. Ik was er ontzaggelijk door getroffen'. Op 23 december feliciteert hij 'Lieber Genosse Lenin' opnieuw met de geslaagde revolutie, al getuigt de gebruikte formulering aangaande het revolutionaire proces - 'möge es Ihnen gelingen' - van enige twijfel. Waaruit die twijfel bestaat blijkt uit brieven aan Wijnkoop van einde 1917 en aanvang 1918, waarin hij wijst op de onderscheiden belangen van arbeiders en boeren. Het is, zo bericht hij Wijnkoop op 12 januari 1918, de vraag of de bolsjewieken het wel zullen redden.24 Ook tegenover Ada Prins uit hij op 13 januari twijfel: 'Baby moet vooral eens letten op wat de maximalisten doen. Het is een begin van socialisme, wat zij probeeren. Opheffing van 't privaat kapitaal-bezit. Alle fabrieken, spoorwegen enz. voor de gemeenschap. De Rijken onteigenen en gedwongen tot werken. Staatsschulden opgeheven. De Arbeiders zelf de fabrieken controleerende. Ingenieurs, vroegere eigenaren, technici betaald als gewone arbeiders'. 'Verbeeld je', zo heet het, 'dat wij samen nog in het socialisme terecht kwamen!' Duidt de term 'probeeren' al op twijfel, meer expliciet is zijn opmerking aangaande de houding van de boeren: 'Een boer socialistisch dat is altijd nog een contradictie'. In brieven van 2, 5 en 8 februari 1918 bericht hij haar van een tweetal 'allerhartelijkste' brieven van Lenin, die bezorgd informeerde naar Gorters gezondheid en hem vroeg mensen te vinden, die Rusland kunnen helpen bij het regelen van het bank- en financierswezen.

Gorter krijgt tevens de beschikking over Lenins Stellingen ten gunste van een onmiddellijk vredesverdrag. Hierin betoogt Lenin, dat de Sovjet-Russische regering zich niet kan baseren op het ongewisse vooruitzicht van een Duitse en Europese revolutie. Dit dwingt tot het sluiten van een afzonderlijke vrede, waarbij Rusland voordeel trekt van de strijd tussen de belligerenten om de socialistische republiek te versterken.25 Gorter ziet de Stellingen vanzelfsprekend als een bevestiging van zijn standpunt aangaande de beide imperialismen. Op 25 februari 1918 kan hij Ada Prins triomfantelijk melden, dat Trotski 'op de laatste conferentie in Brest Litowsk heeft gezegd dat ze het Eng.Am. Imperialisme niet wilden helpen tegen het Duitsche'. Dit bewijst wel, zo zegt hij, dat het standpunt van de Tribune-redactie onjuist is. De redactie negeert inderdaad de bolsjewistische opvatting. Zo schrijft Van Ravesteyn op 8 december aan Wijnkoop, dat Trotski een agent van de Pruisische koning is en dat de 'heeren in Petrograd' 'fouten' begaan in de buitenlandse politiek en de Duitsers in de kaart spelen.

In januari 1918 publiceert Gorter een artikel waarin ontkend wordt dat de zege van een der beide imperialismen voordeel biedt aan het proletariaat. Noodzakelijk is de eenwording van het proletariaat om beide imperialismen te vernietigen, waarbij de SDP een voortrekkersrol moet vervullen.26 Het artikel leidt tot polemieken met de Tribune-redactie en tot Gorters uitspraak in april 1918, dat Lenins standpunt niet met dat van Wijnkoop en Van Ravesteyn overeenstemt: 'In geen geval Duitschlands nederlaag bewerken (om de Entente niet te helpen). Hoogstens: de Duitschers tegenhouden. Als men kon. Anders terugtrekken'. In De Tribune van 22 en 23 juli 1918 merkt Gorter vervolgens op, dat de anti-Duitse opstelling der Tribune-redactie de komst van een nieuwe Internationale tegenwerkt en te betwijfelen of de redactie een anti-Duitse koers insloeg om de Duitse revolutie te bespoedigen.27 Wijnkoop en Van Ravesteyn reageren in gepeperde bewoordingen, waarop Gorter het artikel Troelstra-Wijnkoop publiceert in De Tribune van 17 en 18 september 1918. Hij contrasteert hierin Lenins strijd tegen beide imperialismen met het gedrag van de Tribune-redactie, dat overeenstemt met Troelstra's dubbelzinnigheid tijdens de twisten van weleer in de SDAP.28  De Tribune-redactie noemt het een betoog dat geëigend is om elke band tussen haar en Gorter door te snijden, terwijl een ziedende Van Ravesteyn op 20 september in een brief aan Pannekoek het doodvonnis velt over de geestelijke gesteldheid van Gorter: 'En de verwarring, die zijn verstand heeft aangetast, heeft ook de wortels van zijn gevoel en zedelijk waardeeringsvermogen afgesneden'.

Geen wonder, dat het niet meer goedkomt tussen de SDP-leiding en Gorter, die in november 1918 de Tribune-redactie opnieuw spiegelt aan de vroegere reformistische politiek van Troelstra. De redactie, zo stelt hij, keert zich tegen de politiek van Lenin, die beide imperialismen nadrukkelijk verwerpt.29  Na het partijcongres van Leiden (16-17 november 1918) - de SDP herdoopt zich er tot Communistische Partij in Nederland (CPN) - wordt Gorter verdere toegang tot De Tribune ontzegd. Toch duurt het nog tot het CPN-congres van Groningen (13-15 november 1921), eer hij uit de partij stapt. Rond Barend Luteraan bestaat dan al enige tijd een oppositiegroep, die Gorters opvattingen deelt en in augustus 1919 een eigen orgaan, De Roode Vaan, van de grond weet te krijgen. Wanneer De Tribune hem niet meer ter beschikking staat, attaqueert Gorter de perfide geachte CPN-leiding in De Nieuwe Tijd. Zo hekelt hij in het nummer van 15 juni 1919 de houding der Tribune-redactie tijdens de oorlog en hij roept het aanstaande partijcongres op zich uit te spreken tegen 'deze politiek die door zwijgen de Entente steunt.'30 Het partijcongres van Groningen (28-29 juni 1919) steunt evenwel probleemloos de houding van Wijnkoop en Van Ravesteyn, wat de feitelijke desavouering van Gorter en, met hem, van de linkse oppositiestroming rond De Roode Vaan blijkt te betekenen.

Anton Pannekoeki in 1908

Breuk met Lenin en Sovjet-Rusland
Rond november 1918 verschijnt Gorters brochure over De Wereldrevolutie, opgedragen aan Lenin die uitbundig wordt geëerd: 'Maar ik meen dat hij zich boven alle andere leiders van het Proletariaat verheft en dat hij alleen met Marx gelijk te stellen is'. Gorter bejubelt de bolsjewieken die, zo meent hij dan nog, in Rusland de socialistische radenrepubliek vestigden en die bij de vrede van Brest-Litowsk een deel van hun land opofferden, om de eenheid van het wereldproletariaat te benadrukken en zich niet te hoeven onderwerpen aan een der beide imperialismen. Dat in Rusland de revolutie kon slagen, 'tegen de orthodoxe wetenschap' in, verklaart hij uit het bestaan van een klein doch revolutionair proletariaat, een zwakke bourgeoisie, een overweldigende massa van doodarme opstandige boeren en een verrotte staatsbureaucratie. Hij leidt eruit af, dat de revolutie in West-Europa  veel moeilijker zal zijn. Gorter noemt tenslotte de bolsjewistische steun aan het zelfbeschikkingsrecht der volken begrijpelijk, maar ook onmogelijk omdat het slechts tot nieuwe oorlogen zal leiden.32 Gorters bewondering voor Lenin en de bolsjewieken blijkt eveneens uit zijn brief aan Ada Prins van 21 oktober, waarin hij de wens uitspreekt Sovjet-Rusland te bezoeken, om zichzelf op te voeden en 'om het groote nieuwe in mij op te nemen'. Ook Pannekoek trouwens roemt in de brochure Bolschewismus und Demokratie uit dezelfde periode, de proletarische dictatuur in Rusland als de voorbode van een socialistisch radenstelsel, dat de ware democratie realiseert welke onder het kapitalistische parlementarisme nu juist ontbreekt.33

Het aanvankelijke geloof van Gorter en Pannekoek in de bolsjewistische revolutie begint te tanen, wanneer het nieuwe regiem zijn oorspronkelijke revolutionaire koers gaat afzwakken. Ze verklaren dit uit belemmerende objectieve factoren, die de omstandigheden welke de revolutie mogelijk maakten beginnen te overstemmen. De arbeidersklasse is te weinig talrijk en bovendien ernstig verzwakt door revolutie en burgeroorlog. De revolutionaire rol van de boerenmassa's is gebaseerd op een begeerte naar grond en niet op het verlangen naar een socialistische ordening. De Russische industrie is bovendien te laag ontwikkeld en wordt in haar verdere ontplooiing geremd door de dominante positie van de nog primitieve landbouw. Voorts is er de 'ballast' van traditionele (religieuze) opvattingen en verhoudingen en moet het regiem terugvallen op de expertise vanuit de ten val gekomen tsaristische despotie. Tenslotte wordt de nieuwe Sovjet-staat omsingeld door vijandige kapitalistische naties. Onontbeerlijk gezien deze condities is daarom steun aan de revolutie vanuit hoogontwikkelde socialistische bolwerken elders. De Duitse Revolutie evenwel mislukt smadelijk, wat het wegebben van het revolutionaire perspectief in heel Europa inhoudt.

Voor het in doodsnood verkerende bolsjewistische regiem betekent een en ander, dat concessies moeten worden gedaan ten aanzien van zowel de buitenlandse politiek als de binnenlandse verhoudingen. Het rudimentaire radensysteem wordt vervangen door een dictatoriaal fabriekssysteem, zonder zeggenschap van de arbeiders. Vakbonden worden omgevormd tot handlangers van het nieuwe regiem, in het leger worden traditionele gezagsverhoudingen hersteld, terwijl na een moordaanslag op Lenin de wetgeving wordt 'gedeliberaliseerd' en de doodstraf heringevoerd. In 1921 worden met de 'Nieuwe Economische Politiek' (NEP) klein-kapitalistische verhoudingen in ere hersteld om de wanhopige positie van de economie te verlichten. Ten aanzien van het buitenland probeert het Sovjet-regiem handelsbetrekkingen aan te knopen met de kapitalistische buitenwereld en schuift het bevorderen van de wereldrevolutie op de zeer lange baan. Door middel van de in maart 1919 opgerichte 'Kommunistische Internationale' (Komintern) wordt de Communistische Partijen (CP's) bevolen de 'burgerlijke democratie' niet langer te bestrijden maar juist gebruik te maken van het parlement om de massa te bereiken. De reformistische vakbonden zijn niet langer doodsvijanden, maar te veroveren massaorganisaties, die moeten worden omgebogen tot een meer linkse opstelling. De door Lenin bevolen nieuwe tactiek wordt in eerste instantie door vooral Karl Radek gepropageerd, wat in de 'Kommunistische Partei Deutschlands' (KPD) in 1919 leidt tot een heftige richtingen-en machtsstrijd en de uitsluiting van een anti-parlementaire meerderheid, die op 1 april 1920 de 'Kommunistische Arbeiterpartei Deutschlands' (KAPD) opricht. Het is dezelfde Radek die de nieuwe koers oplegt aan de Komintern, terwijl bovendien een ijzeren discipline-concept wordt ingevoerd, dat alle macht in handen legt van de partijtop, die op zijn beurt volledig afhankelijk is van directieven vanuit het 'Rode Mekka'.

Voor Pannekoek en Gorter betekent de koerswijziging het ontstaan van een uitgesproken kritische en tenslotte afwijzende houding jegens Sovjet-Rusland. Dit geldt temeer waar de linkse communisten de parlementaire- en vakbondsstrijd als de armzalige relikwieën van een voorbije era zijn gaan beschouwen. Noodzakelijk achten ze het wapen van de (politieke) massastaking en de opbouw in Sovjet-Rusland én elders van een proletarisch-socialistisch radenstelsel. In het vervolg van deze studie geven we allereerst de ontwikkeling aan die Pannekoek doormaakt, gevolgd door de overeenkomstige 'Werdegang' van Gorter. Tegen einde 1918 is Pannekoek nog optimistisch. Hij signaleert een agressieoorlog van 'het internationale kapitaal' tegen Sovjet-Rusland, maar ziet ook de Duitse revolutie in het verschiet: 'In de steppen van de Oekraine wordt het lot van de Duitsche revolutie, in de straten van Berlijn de toekomst van de sovjetrepubliek beslist'.34  Na de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht op 15 januari 1919 ebt zijn hoop op een Duitse omwenteling echter geleidelijk weg. Wat betreft de ontwikkeling van de KPD steunt hij de op het congres van Heidelberg (20-24 oktober 1919) uit de partij gestoten 'radencommunisten' en geeft af op de vuile methodes waarmee dit gebeurd is.35 In de beginmaanden van 1920 signaleert hij de mislukking van de Duitse Revolutie, al betekent dit voor hem nog niet, dat de kansen op een Europese Revolutie verkeken zijn.36  Wat betreft de situatie in Sovjet-Rusland wijst Pannekoek in de loop van 1919 op honger en ontreddering als gevolg van de vijandelijke omsingeling van het land en de ermee verbonden problemen het communisme daadwerkelijk te realiseren. Toch overheerst euforie over het Russische bolsjewisme, dat ondanks enorme belemmeringen het communisme poogt op te bouwen.37

Het is vooral de episode van het Amsterdams Bureau van de Komintern (november 1920 tot april 1921) die het keerpunt markeert in de (publieke) beoordeling door Pannekoek van de nieuwe Sovjet-staat. De reden is ongetwijfeld de scherpe kritiek vanuit 'Moskou' op de door het Bureau ingenomen linkse standpunten ten aanzien van parlement, vakbond en massastaking. Dit punt klemt temeer waar Lenin deze standpunten in zijn Der 'Radikalismus' die Kinderkrankheit des Kommunismus van voorjaar 1920 bekrachtigt. Hierin worden gedisciplineerde communistische partijen het enig mogelijke model genoemd voor de zege op de bourgeoisie. Lenin ontkent voorts dat het proletariaat op eigen kracht de staatsmacht kan grijpen, wat de steun van kleinburgerlijke volkslagen en het tactische gebruik van belangentegenstellingen tussen de verschillende sociale lagen noodzakelijk maakt. Om dezelfde reden moet gebruik worden gemaakt van de reformistische vakbonden, terwijl door middel van verkiezingen en het parlement de onwetende massa kan worden bereikt. De 'Kinderziekte'-brochure houdt een niet mis te verstane kritiek in op het linkse communisme van Pannekoek. Waar de CPN-leiding zich na Lenins kritiek steeds sterker zal conformeren aan de door Moskou bevolen tactiek, komt Pannekoek steeds kritischer te staan tegenover de nieuwe koers van Sovjet-Rusland.

Aanvang 1920 al constateert hij in De Nieuwe Tijd een door Radek teweeg gebracht opportunisme in de Komintern, dat gelijkt op de oude sociaal-democratie en gevolg is van de falende revolutie in West-Europa.38  In een brief aan de, dan nog gelijkgestemde, Sebald Rutgers van 31 januari 1920 evenwel ziet Pannekoek Moskou als origine van de nieuwe koers: 'Belangrijker dan dat Radek zoo denkt is natuurlijk, dat hij [de nieuwe koers; H.B.] zeker gedeeltelijk uit Rusland is geïnspireerd d.w.z., dat daar vele van onze lui het opgeven op de Eur. rev. te wachten en [...] trachten Rusl. aan te passen aan een kapitalistische omwereld, waarbij zij meehelpen haar katastrofe op te heffen'. Enkele maanden later protesteert hij tegen de behandeling van de KAPD en schrijft aan de inmiddels Moskou-getrouwe Rutgers: 'In M[oskou] schijnt nu het opp[ortunisme] geheel gezegevierd te hebben, als 't bericht waar is, dat Radek secr[etaris] is geworden'. Het bericht klopt inderdaad en Pannekoek gewaagt de 27e juni van de 'ouderwetsche staatsmanskunst' van 'M[oskou]'.39 Begin juli 1920 merkt hij, verwijzend naar een artikel in Die Kommunistische Internationale, op dat ook Lenin zich zó door de toestand van Rusland laat beïnvloeden, dat op het komende Kominterncongres (19 juli tot 7 augustus 1920) 'de opportun. richting' zal zegevieren. Kort erop publiceert Pannekoek de brochure Weltrevolution und Kommunistische Taktik, gebaseerd op zijn beschouwing in De Nieuwe Tijd van begin 1920, maar aangevuld met een reactie op Lenins 'Kinderziekte'-brochure. Dit verklaart het opvallend tweeledige beeld van de brochure. Enerzijds wordt de loftrompet gestoken op de glorie van het nieuwe Rusland, waar het communisme in opbouw is. Anderzijds bevat de toegevoegde 'Nachtrag' genadeloze kritiek op het opportunisme van de Komintern, waarbij naast Radek ook en vooral Lenin wordt gehekeld, die in de 'Kinderziekte'-brochure alles ondergeschikt maakt aan de nationale belangen van Sovjet-Rusland. Pannekoek ziet de opheffing van het 'Amsterdams Bureau' op 25 april 1920 als gevolg van dit opportunisme en merkt op dat de CP's worden gedegradeerd tot werktuigen van Moskou, waarbij het Russische model klakkeloos wordt overgeplant naar West-Europa dat volkomen andere historische en actuele verhoudingen kent. Desondanks houdt hij nog hoop op een Europese Revolutie, vanwege de diepe (economische) crisisverschijnselen.40 Ook in De Nieuwe Tijd van 1 augustus 1920 acht hij Lenins koerswijziging verantwoordelijk voor de opheffing van het 'Amsterdams Bureau'. Hij gewaagt van 'een zegepraal van het opportunisme' en 'een frontverandering in de Russische K[ommunistische] P[artij] zelve', die gevolg is van de stagnatie van de revolutie in Europa en de behoefte van Sovjet-Rusland aan handel met de Entente-landen.

Het 'Exekutivkomitee der Kommunistischen Internationale' (EKKI) (Uitvoerend Comité der Komintern) wordt gebruikt om het wereldkapitaal duidelijk te maken dat oorlog met Sovjet-Rusland onaantrekkelijk is en vrede de enige optie. Zo wordt de Europese revolutie opgeofferd aan het behoud van Sovjet-Rusland.41 Op 25 augustus 1920 heeft Pannekoek - opnieuw verwijzend naar de 'Kinderziekte'-brochure en het afgelopen Komintern-congres - elke illusie over Lenin laten varen: 'Lenin heeft ten volle, consequent en tot het uiterste zijn draai genomen naar het doel: de WEurop. revolutie met en door de bestaande arbeidersbureaukratie, dus tot een regeering van die bureaukratie'. Pannekoek stelt zich militant op achter het radencommunisme van de KAPD die, zo meent hij, 'moreel' al buiten de derde Internationale is gezet. Ruim een week later, op 5 september, stelt hij dat de radencommunistische stroming zich binnen de Komintern in een minderheidsrol wil schikken, mits ze haar afwijkende mening mag uiten. Hij maakt voorts duidelijk niets te zien in de centralisatiezucht van Moskou, die afbreuk doet aan een eventuele West-Europese revolutie en die de dictatuur van partijleiders teweegbrengt.

Anton Pannekoek in de jaren twintig

Hoewel Pannekoek dus steeds kritischer komt te staan tegenover de tactische lijn van Moskou, vertrouwt hij nog steeds op de ontwikkeling naar het communisme in Rusland zélf en koestert hoop op een legitieme oppositierol van de linkse communisten binnen de Komintern. Na de bereidheid van het EKKI van eind november 1920 de KAPD, zij het onder voorwaarden, als sympathiserend lid tot de Komintern toe te laten, stelt hij dat de partij nu als legitieme oppositie een halt zal pogen toe te roepen aan de sociaal-democratische methodieken van de Internationale.42 Aanvang 1921 kritiseert hij het reformisme en de parlementaire tactiek der KPD, prijst de opstelling der KAPD, poneert dat de situatie in Rusland principieel afwijkt van die in West-Europa en beschuldigt de bureaucratische CP's van het dempen van massa-acties. Van een breuk met Moskou rept hij echter niet.43 In mei keert hij zich heftig tegen de buitenlandse politiek der bolsjewieken, maar juicht over de stappen van het Sovjet-bewind in de richting van het communisme, die hij niet belemmerd ziet door de NEP die bedoeld heet om de permanente economische crisis van het land te overwinnen. Ook verdedigt hij het neerslaan van de opstand van de matrozen van Kronstadt, die in handen zou zijn geraakt van de contrarevolutie.44  Wanneer de CPN-leiding ertoe overgaat linkse opposanten te royeren, steunt Pannekoek hen weliswaar, maar merkt in juni ook op dat voor Nederland de 'onmiddellijke praktische verwezenlijking' van de beginselen der KAPD 'wel het allerminst mogelijk is'.45 Kort erop evenwel beklemtoont hij opnieuw de verworvenheden van Sovjet-Rusland, maar kiest dán partij voor de KAPD en keert zich tegen de onderwerping der CP's aan Moskou dat, voor de opbouw van zijn economie, geen enkel belang heeft bij een Europese Revolutie en aanstuurt op handelsverdragen met burgerlijk-kapitalistische landen.46
 
Tot een definitieve afwijzing door Pannekoek van het 'Sovjet-Russische model' komt het eerst, wanneer het derde Kominterncongres (22 juni tot 12 juli 1921) volledige onderwerping eist van de linkse communisten aan de nieuwe tactiek en per ultimatum van de KAPD eist zich aan te sluiten bij de KPD. Op 6 september 1921 verklaart het EKKI vervolgens, dat de weigerende KAPD en aanpalende organisaties--waaronder de op 4 september 1921 gestichte 'Kommunistische Arbeiderspartij in Nederland' (KAPN)--'een contra-revolutionaire positie' innemen en buiten de Komintern zijn geplaatst. In De Nieuwe Tijd van 5 september betoogt Pannekoek, dat de hongersnood in Rusland het sovjetregiem afhankelijk maakt van westerse hulp. Sovjet-Rusland wordt zowel politiek als economisch door het kapitaal overmeesterd, met dramatische gevolgen voor óók de klassenstrijd in het westen, waar bourgeoisie en proletariaat eendrachtig samenwerken voor hulp aan Sovjet-Rusland.47 Tegenover Roland Holst, die de koers van Moskou - ondanks kritische noten - blijft verdedigen, wijst Pannekoek in De Nieuwe Tijd van 10 november 1921 op de invloed van de boerenmassa en de bureaucratisering in Sovjet-Rusland, die het proletarische karakter van het regiem vernietigen. De Russische arbeiders worden van bovenaf door beambten en directeuren geleid en de bureaucratische staat oriënteert zich op een boerenmeerderheid die op kapitalistische wijze produceert. De scheiding tussen sovjetbewind en communistische arbeiders toont dat de regering 'de top van een bureaukratie [vormt], die onder veelal nog kommunistische leuzen steeds meer de funkties van een burgerlijke regeering gaat vervullen'. Het kapitaal keert terug in Rusland dat niet langer het hart der wereldrevolutie uitmaakt.48 In het allerlaatste nummer van De Nieuwe Tijd van 20 december 1921 hekelt Pannekoek de Komintern, die 'de methoden en grondgedachten van de vroegere radikale en linksradikale sociaaldemocratie voort[zet]'. Wat betreft de ontwikkeling van het nieuwe Rusland is elke hoop verloren: 'Koud en somber ligt de wereld om het proletariaat, vol van de wreedste ellende en de zwaarste strijd. Het groote licht in het Oosten, dat de weg wees, wordt dof'.49

De ontwikkeling die Gorter doormaakt loopt parallel aan die van Pannekoek, zij het dat hij in emotioneler termen afscheid neemt van Lenin en Sovjet-Rusland. Op 17 maart 1919 betoont hij zich tegenover Ada Prins - 'Mijn Hart, mijn eigen hart!' - voor het eerst gedesillusioneerd, wanneer hij opmerkt dat de hoop die in hem leefde over de Russische Revolutie verdwenen is, iets wat hem veroordeelt tot blijvende eenzaamheid. Waaruit de deceptie bestaat, meldt Gorter niet en hij geeft publiekelijk evenmin uiting aan zijn kennelijk veranderde opinie. Nog in november 1919 betoont hij zich verguld wanneer Rutgers hem uitnodigt zitting te nemen in het 'Amsterdams Bureau': 'Bedank de menschen in Moskou nu wel heel hartelijk dat ze mij benoemd hebben en voor hun vriendelijke plannen met mij'.50  Binnen de commissie beroept hij zich op Lenin en de zijnen in zijn dispuut met Wijnkoop en Van Ravesteyn over de beide imperialismen. Ook in De Nieuwe Tijd van 1 april 1920 moeten beiden het ontgelden, omdat ze akkoord gingen met de vrede van Versailles en het communisme misbruiken om partij en partijleiding groot en machtig te maken. Dat zijn geloof in Sovjet-Rusland niet verdwenen is, bewijst de opmerking te willen strijden voor het communisme 'nu het werkelijk, nu het tot Leven wordt.'51 In woedende reacties schilderen de CPN-leden Willy Brusse en Jan Knuttel Gorter vervolgens af als een door vereenzaming misvormde geest, met een door niets getemperde eigenliefde.52

Belangrijker dan deze poging tot karaktermoord is een radicale verandering van opinie bij Gorter met, ook nu weer, het gebeuren rond het 'Amsterdams Bureau' als aangrijpingspunt. Rond 16 mei meldt hij Rutgers de lezers van Sylvia Pankhursts Worker's Dreadnought, orgaan van de Engelse links-communisten, op de hoogte te zullen brengen van het gebeuren rond het Amsterdamse Bureau. Ook kritiseert hij de opportunistische optredens van de KPD. Aan Luteraan schrijft hij op 31 mei, dat 'M(oskou)' het Bureau heeft opgeheven vanwege de tactiekkwestie, in het bijzonder met betrekking tot Duitsland. Enkele weken nadien blijkt, dat hij het Russische opportunisme dan nog als tijdelijk ziet: 'De algemeene toestand is waarschijnlijk deze: Rusland heeft absoluut vrede noodig, buigt zich dus tijdelijk voor Engelsche Imperialisme, laat Centraal en West-Europa voorloopig meer kalmen, schijnbaar vredelievenden weg inslaan, parlementair worden, totdat waarschijnlijk de ekonomische handels en financieele krisis [...] komt. Maar wij moeten zorgen dat de niet-opportunisten niet worden doodgedrukt.'53 Kort erop gaan Gorter en de Roode Vaan-groep publiekelijk getuigen van hun kritiek. In het juli-nummer van De Roode Vaan wordt de 'Kinderziekte'-brochure fel aangevallen en men roept op te strijden tegen het opportunisme van de leidende organen der Komintern.54 Gorter begint rond deze tijd te schrijven aan een Duitstalige brochure die - na een eerste publikatie in de radencommunistische Kommunistische Arbeiter Zeitung van augustus 1920 - in De Nieuwe Tijd van 20 oktober, 20 november en 15 december 1920 in vertaling verschijnt.

In deze Open brief aan partijgenoot Lenin kritiseert hij Lenins tactiek ten aanzien van de reformistische vakbonden en het parlementarisme en hekelt de ijzeren partijdiscipline die neerkomt op de dictatuur van opportunisten. De revolutie in het westen zal niet het werk zijn van leiders, doch van proletarische massa's die door geen andere sociale klasse worden gesteund. Gorter wijst op de enorme verschillen tussen West-Europa, met een kleine groep arme doch behoudende boeren en een pro-kapitalistische kleine middenstand, en Rusland met zijn massa van doodarme opstandige keuterboeren. Tegenover Lenins beroep op een proletarische voorhoede en het winnen van de nog apolitieke massa, stelt Gorter dat het verwekken van een nieuwe proletarische geesteshouding absolute prioriteit bezit. Wat Lenin voorstaat, aldus Gorter, stemt overeen met wat ooit Troelstra in de SDAP bepleitte: 'Het was mij als zat ik weer op een congres van de oude sociaal-patriottische partij, luisterend naar een rede van Troelstra. Wanneer hij voor de arbeiders de groote voordeelen van de reformistische politiek schetste, wanneer hij sprak over de arbeiders die nog geen sociaal-democraat waren, en die wij door compromissen winnen moesten. Wanneer hij sprak over de verbonden die, (natuurlijk tijdelijk!) met de partijen dezer arbeiders gesloten konden worden, van de "scheuren" in en tusschen de burgerlijke partijen, waarvan wij moesten profiteeren. Geheel zoo, ongeveer, neen, woordelijk zoo spreekt gij, Lenin, voor ons in West-Europa!!' Gorter verklaart het opportunisme tot de hoofdvijand van de arbeidersbeweging, kritiseert Wijnkoop en Van Ravesteyn, die tijdens de oorlog de Entente steunden en hekelt de behandeling door het EKKI van het Amsterdams Bureau en de KAPD. De Tweede Internationale leeft opnieuw te midden van ons en zal ons in het verderf storten. Hij eindigt met de weergave van de tactiek der 'linkerzijde', die de geest van het proletariaat wil bevrijden van de burgerlijke last, de vakbonden en het parlement wil vernietigen en 'zuivere' partijen wenst om de meerderheid van het proletariaat tot communisten te vormen.55
 
Ondanks alle kritiek, ontbreekt in de 'Open brief' een verwijzing naar de interne toestand van Sovjet-Rusland, die Gorter kennelijk nog steeds als positief inschat. Evenmin heeft hij de hoop op een koerswijziging definitief laten varen. Dit blijkt wel, wanneer hij op 7 november 1920 namens de KAPD naar Moskou afreist, om te bewerkstelligen dat de partij sympathiserend lid van de Komintern kan worden met adviserend stemrecht. Lenin evenwel blijkt de 'Offener Brief' niet te hebben gelezen en wil niets weten van het links-communisme van Pannekoek en Gorter. Op zijn zitting van 28 november eist het EKKI acceptatie door de KAPD van de strenge toelatingsvoorwaarden der Komintern, wil de partij toegelaten kunnen worden. Gorter blijkt aanvankelijk nog optimistisch over dit standpunt. Aan Jenne Clinge Doorenbos schrijft hij medio december 1920: 'Denk er aldoor om, geliefde: Het Doel waarvoor ik ging, om een nieuw Geluk te vinden en een nieuwe levensbeschouwing te ontwikkelen en misschien te voltooien, is bereikt'. In brieven aan Luteraan van 23 en 29 december meldt hij voldaan, in Moskou 'veel gezien, gehoord en geleerd' te hebben. En in Proletarier, orgaan der KAPD, heet het: 'Wir haben Sowjet-Ruszland verlassen, unendlich bereichert und gestärkt. [...] Mit der Annahme der Resolution ist die K.A.P.D. ein Glied der 3. Internationale geworden'.56

Terwijl De Roode Vaan zich aanvang 1921 nog onverminderd voldaan betoont over de positie der KAPD binnen de Komintern, merkt Gorter in het februari/maart-nummer van Proletarier op, dat in Sovjet-Rusland geen klasse- maar een partijdictatuur bestaat, bemand door bureaucraten die de arbeidersraden hebben ontmanteld en de nieuwe heersende klasse uitmaken. Gorter wijst ter verklaring op de achterlijke 'objectieve' condities in Rusland, om de Russen er vervolgens van te betichten óók in West-Europa een partijdictatuur te willen invoeren. De tactiek die in Rusland zo succesvol was, proberen de bolsjewieken nu aan West-Europa op te leggen, waar de condities er volstrekt ongeschikt voor zijn. In De Roode Vaan beklemtoont Gorter kort erop opnieuw de catastrofale gevolgen van de Komintern-tactiek voor de wereldrevolutie. De enige manier om deze verderfelijke koers om te buigen, is het organiseren door de KAPD van de oppositie binnen de Komintern en het opbouwen van de revolutionaire bedrijfsorganisaties. Deze door arbeiders zélf in de bedrijven opgerichte organisaties, maken parlement, politieke partijen en vakbonden overbodig en vormen de basis van het proletarisch-democratische radenstelsel.57 Tijdens een rede einde maart 1921 in gebouw 'Casino' verwerpt Gorter opnieuw de Komintern-tactiek voor West-Europa en prijst de zuiver-communistische KAPD, die stralend afsteekt tegen de door Lenin c.s. nagestreefde opportunistische massapartij. Ook nu gewaagt hij echter niet van een breuk tussen Moskou en de KAPD, die de Komintern weer op de juiste koers moet zien te brengen.58 Ook in zijn artikelenserie in De Nieuwe Tijd van mei/juli 1921 over de revolutionaire bedrijfsorganisatie in Duitsland, de 'Allgemeine Arbeiter-Union' (AAU), stelt hij dat KAPD en AAU zullen pogen de koers van de Komintern te wijzigen, maar ook met 'proletarische sympathie' Sovjet-Rusland zullen verdedigen.59

In de mislukte proletarische maartopstand van 1921 in Duitsland, waarin de KPD een centrale rol speelt en die honderden arbeiders het leven kost, ziet Gorter het ongelijk van Lenins tactiek bewezen. In De Nieuwe Tijd van 15 juni 1921 haalt hij uit naar de KPD, die met haar parlementarisme de massa afleidde van de revolutie, terwijl haar opportunistische putschisme tot een vernietigende staatsrepressie voert. Het bewijst ook het failliet van Lenins tactiek: 'Gij wildet in West Europa de taktiek uit Rusland importeeren, waar het kapitalisme zwak was en gij de boeren als helpers hadt. [...] Gij wildet de diktatuur der partij, d.w.z. van eenige leiders. Wij de diktatuur der klasse. Gij dreeft Leiderspolitiek, wij wilden klassepolitiek. In den diepsten grond drijft gij nog altijd de taktiek van de tweede Internationale. [...] In het innerlijke wezen behoort gij [...] nog tot de oude school uit den tijd vòòr de revolutie'.60 Ofschoon Gorter nog steeds niet rept van een onheelbare breuk en Lenin, ondanks alles, óók looft als de eerste grote aanvoerder sinds Marx en Engels, wijst hij in zodanige bewoordingen op diens fatale tactiek dat een definitief afscheid in het verschiet ligt.

We zagen reeds hoe het Derde Kominterncongres de waterscheiding betekent tussen de Moskou-getrouwen en de links-communisten. In brieven aan Luteraan van 5 en 9 juli 1921, ten tijde dus van het congres, gewaagt Gorter van de onontkoombaarheid van een breuk en na afloop betitelt De Roode Vaan Moskou als een bolwerk van leiders met burgerlijk-democratische methodes. Het blad Proletarier maakt aan de vooravond van het Kominterncongres melding van een telegram aan het congres, waarin de KAPD aansluiting bij de Komintern afhankelijk stelt van respect voor zowel program als autonomie van de partij. Na het Congres spreekt het blad van een zege van 'die Welt der zweiten Internationale', terwijl Gorter de foutieve parlementaire en vakbondstactieken kritiseert al looft hij nog steeds Lenins referaat over de situatie in Rusland. Wijnkoop daarentegen is buitengewoon tevreden over het congres en hij valt uit naar Gorter en de KAPD, die zo brutaal zijn Lenin te kritiseren.61 In De Nieuwe Tijd van 5 september noemt Gorter de Russische Revolutie 'voor het overgrootste deel een boersch-democratische revolutie', waarbij 'langzamerhand maar geleidelijk meer' het kapitalisme in Rusland herrijst. Het gevolg is, dat Sovjet-Rusland de Komintern en de CP's degradeert tot boers-democratische of zelfs kapitalistische organisaties. De Komintern is ontaard en vermolmd en volgt een opportunistische tactiek, gericht op behoud van Sovjet-Rusland. Ze drijft het proletariaat naar de afgrond en bezorgt het wereldkapitaal de overwinning. Lenin, zo stelt Gorter nu, is de weg ingeslagen van het internationale opportunisme en wordt door de boeren gedwongen handelsrelaties met de kapitalistische wereld aan te knopen.62

Met de stichting van de KAPN op 4 september 1921 is de breuk tussen Gorter en de door Lenin opgelegde politiek ten aanzien van Sovjet-Rusland en de Komintern definitief. Gorter, en met hem Pannekoek en de kleine schare links-communisten, heeft elk geloof verloren in een ommekeer bij de nieuwe kleinburgerlijke en kleinboerse bureaucratische kaste die in Moskou de macht in handen heeft, de arbeidersklasse onderdrukt en het land de weg op geleidt naar een staatskapitalistische formatie. In brieven van Gorter aan J. Rogge -- administrateur van De Nieuwe Tijd -- van 22 december 1921 en 9 januari 1922 figureren de CPN en de Komintern als de armzalige spookgedaanten van wat ooit een stralend revolutionair voorbeeld was. In Proletarier van februari 1922 schetst hij de historie van de revolutionair-marxistische beweging van Nederland, uitmondend in de wording van de KAPN met als ontluisterende antipode het opportunisme van de CPN en haar hondentrouw aan de machthebbers in Moskou.63 Tegenover Ada Prins - ´mijn dierbaar Kind!' - betoont Gorter zich op 30 juli 1923 volkomen gedesillusioneerd: 'Ik geloof niet dat ik nog meer de groote overwinning der arbeiders zien zal. Wel nog groote strijd, maar gevolgd door nederlagen'. Hij zegt zich daarom te zullen afwenden van de politiek om zich in het resterende deel van zijn leven geheel aan de dichtkunst te gaan wijden of, als dit mislukt, weer in het onderwijs te gaan. Het politieke eindpunt wordt bereikt, wanneer Gorter op 18 februari 1925 moe en ziek aan Ada Prins bericht over de broederstrijd in de links-communistische beweging: 'Die laatste vergadering van de K.A.P., die dan wordt opgeheven, zal mij wel erg aangrijpen. Ik had altijd gehoopt altijd bij een arbeidersorganisatie te behooren, maar dat is nu ook uit. Ik geloof dat het beter is dat ik dien dag dan verder stil naar huis ga. Vindt jij het ook niet, mijn Schat?' Het moet rond dezelfde tijd zijn geweest, dat Gorter terugblikt op de historische rol van de inmiddels overleden Lenin. Ondanks de totale én definitieve breuk met het politiek-ideologische gedachtegoed van de architect van de bolsjewistische revolutie, eert hij op verbluffende wijze de revolutionair, wiens socialistische vergezicht is gestuit op de falende rol van de West-Europese arbeidersklasse en de achterlijke condities in Rusland zelf:

 Lenin

 Lenin, gij machtigste, dapperste Strijder,
 Gij alles durvende en hooge Held,
 In diep bezinnen en het verst geweld
 Even machtig, - gij werd de bevrijder

 Der boeren, en wildet worden ook de leider
 der Russische arbeiders ter vrijheid, redder
 Van het geheele wereldproletariaat,
 En stichter van den communistischen wereldstaat.

 Gij stierft. Waardoor? Door 't kapitaal, gij, Held,
 Dat voor een nog te hooge taak u steld',
 Maar ook door de arbeiders die u verlieten,
 Van West-Europa, en Rusland alleen lieten.
 Uw liefde stierf. Omdat gij werdt verlaten
 Door de arbeiders Europa's, die uw liefde haatten.'64

Bronnen
Foto´s afkomstig uit collecties van Sterrenkundig Instituut Anton Pannekoek en van Marten Buschman

NOTEN
1. Herman Gorter, Mei Een gedicht. Uitgegeven naar de eerste druk uit 1889. Bezorgd door Enno Endt en Mary Kemperink (Amsterdam, 2002), p. 191.
2. Voor het dispuut: W. Thys, De Kroniek van P.L. Tak (Amsterdam, 1956), pp. 158-167.
3. V.d.G., 'Tegen den Vrede van den Tzaar', De Nieuwe Tijd (NT) 3 (1898/1899), pp. 656-660. Citaten: p. 656.
4. H. Roland Holst, 'Aanteekeningen Buitenland',NT 6 (1901), pp. 417-422. Citaat: p. 417.
5. L.C., 'Oppositie in Rusland', NT 7 (1902), pp. 514-521.
6. Jos. Loopuit, 'Het russisch-joodsche proletariaat en zijne organisatie', NT 8 (1903), pp. 534-542.
7. J.K. v.d. Veer, 'De Moesjieks: het behoud van den Tsaar', NT 10 (1905), pp. 93-107. Citaat: p. 93.
8. J.K. van der Veer, 'De revolutie in Rusland', NT 10 (1905), pp. 533-544. Aldaar: pp. 542-544.
9. H. Roland Holst, 'Het begin van het einde', NT 10 (1905), pp. 161-168.
10.  H. Roland Holst, 'Aanteekeningen over de Russische revolutie', NT 10 (1905), pp. 701-710; 'Buitenlandsch Overzicht: de Revolutie op weg', NT 10 (1905), pp. 775-785.
11. Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk, Het vuur brandde voort. Levensherinneringen: Con fuoco (Amsterdam/Antwerpen, 1949), p. 122.
12. Ant. Pannekoek, 'Algemeen kiesrecht', NT 11 (1906), pp. 1-10. Aldaar: p. 10.
13. H. Roland Holst, 'De eerste gedenkdag der Russische revolutie', NT 11 (1906), pp. 101-106. Citaat: p. 106.
14. W. van Ravesteyn Jr., 'De kracht onzer kiesrechtbeweging', NT 13 (1908), pp. 40-55. Aldaar: pp. 54-55.
15. W. van Ravesteyn Jr., 'Internationale verhoudingen. Koloniale propaganda', NT 14 (1909), pp. 773-783, 874-883. Aldaar: pp. 882-883. Ook strijdmakker David Wijnkoop voorziet een toekomstige (burgerlijke) revolutie in Rusland: D.J. Wijnkoop, 'De Russische Sociaal-demokratie voorheen en thans', NT 13 (1908), pp. 821-828.
16. W. van Ravesteyn Jr., 'Rusland in de Revolutie', NT 15 (1910), pp. 503-514.
17. Ant(on) Pannekoek, 'De ineenstorting van de Internationale', NT 19 (1914), pp. 677-688; 'Politieke gevolgen van den oorlog', NT 19 (1914), pp. 701-708.
18. Ant. Pannekoek, 'De sociaaldemokratie en de oorlog', NT 20 (1915), pp. 69-84, 137-151; 'Een stuk voorgeschiedenis van den wereld-oorlog', NT 20 (1915), pp. 343-352, 423-435.
19. Gorter aan Jenne Clinge Doorenbos, 25.3.1914. Geciteerd bij: Herman de Liagre Böhl, Herman Gorter. Zijn politieke aktiviteiten van 1909 tot 1920 in de opkomende kommunistische beweging in Nederland (Nijmegen, 1973), p. 116.
20. H. Gorter, Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaal-democratie (Amsterdam, z.j.) [1914].
21. G.Z., 'Bücherrundschau', Vorbote, nr. 2, april 1916, pp. 63-64.
22. Liagre Böhl, Gorter, pp. 162-164.
23. H. Gorter, 'De taktiek der Russische Maximalisten', De Tribune (Tr), 18.9.1917.
24. Gorter aan Wijnkoop, 24.12.1917, einde 1917 (z.d.), 1.1.1918, 12.1.1918. Weergegeven in: Kontrast. Tijdschrift op marxistische grondslag, nr. 5, 1964, p. 8.
25. Liagre Böhl, Gorter, pp. 185-186; N. Lenin, 'Over den Ongelukkigen Vrede', NT 23 (1918), pp. 326-334. Het artikel is door Gorter uit het Duits vertaald.
26. H. Gorter, 'Het Duitsche en het Engelsche Imperialisme', Tr, 19 en 23.1.1918.
27. '"De Tribune" en het Duitsche en Engelsch-Amerikaansche Imperialisme', Tr, 22 en 23.7.1918.
28. H. Gorter, 'Troelstra-Wijnkoop', Tr, 17 en 18.9.1918.
29. H. Gorter, 'Verweer en Aanval', Tr, 7 en 8.11.1918.
30. Op 26 mei 1918 was al een oppositioneel orgaan, De Internationale, opgericht, maar het blad bezwijkt in januari 1919 aan geldgebrek.
31. H. Gorter, 'De Buitenlandsche Politiek der Communistische Partij. (Een laatste woord)', NT 24 (1919), pp. 377-385. Citaat: p. 385.
32. Gorter, De Wereldrevolutie (J.J. Bos & Co., Amsterdam (1918) (z.j.)). Citaten, pp. 72, 79.
33. Anton Pannekoek,  Bolschewismus und Demokratie (Wien, 1919).
34. A.P., 'Het nieuwe Europa', NT 24 (1919), pp. 1-4. Citaat: p. 2.
35. Ant. Pannekoek, 'Het Duitsche kommunisme', NT 24 (1919), pp. 777-785.
36. Ant. Pannekoek, 'Wereldkrisis', NT 25 (1920), pp. 7-11; K. Horner (pseudoniem van Pannekoek), 'De Derde Internationale en de Wereldrevolutie', NT 25 (1920), pp. 161-169, 193-207, 257-271.
37. K. Horner, 'De groei van het Kommunisme', NT 24 (1919), pp. 489-502; Ant. Pannekoek, 'Na twee jaren', NT 24 (1919), pp. 681-684.
38. Horner, 'Derde Internationale' (noot 37). Zie over het Amsterdams Bureau: Henny Buiting, 'Communistische samenzweerders, stakers en geheim agenten' in: Onvoltooid Verleden, november 2001, nr. 13, pp. 7-24.
39. Pannekoek aan (Rutgers) (z.n.), 27.4.1920, verm. mei 1920 (z.d.), 27.6.(1920) (z.j.)--arch. Rossiskij Tsentr Chranenija i Izoetsenija Dokoementov Nowejsej Istorii: RTsChIDNI (EKKI) 495/172/5.
40. Anton Pannekoek, Weltrevolution und kommunistische Taktik (Wien, 1920), pp. 46-49.
41. K. Horner, 'Voor het kongres in Moskou', NT 25 (1920), pp. 481-487.
42. Ant. Pannekoek, 'De K.A.P.D. en Moskou', NT 26 (1921), pp. 76-79. Pannekoeks artikel is einde 1920 geschreven.
43. P., 'Twee standpunten', NT 26 (1921), pp. 148-154; Ant. Pannekoek, 'De opmarsch der reaktie', NT 26 (1921), pp. 161-172.
44. Ant. Pannekoek, 'De krisis in Rusland', NT 26 (1921), pp. 263-268.
45. A.P. 'Partijgeschillen. (Naar aanleiding van de kwestie-Enschede)', NT 26 (1921), pp. 376-379.
46. Ant. Pannekoek, 'Sovjet-Rusland en het West-Europeesche Kommunisme', NT 26 (1921), pp. 436-448; 'Sowjetrussland und der westeuropäische Kommunismus', Proletarier, Jhrg. 1, Heft 6, Juni 1921, pp. 4-5.
47. Ant. Pannekoek, 'Hulpaktie en klassestrijd', NT 26 (1921), pp. 519-523.
48. H. Roland Holst, 'De nieuwste aanval op Sovjet-Rusland', NT 26 (1921), pp. 524-544; Ant. Pannekoek, 'Rusland en het kommunisme (Antwoord aan Henriette Roland Holst)', NT 26 (1921), pp. 640-660. Citaat, p. 648.
49. Ant. Pannekoek, 'Overgang', NT 26 (1921), pp. 714-725. Citaten: pp. 720, 721.
50. Gorter aan Rutgers, 2.11.1919 en rond eind november 1919 (z.d.)--arch. RTsChIDNI (EKKI) 495/172/6.
51. H. Gorter, 'De Eenheid van het Internationale Proletariaat', NT 25 (1920), pp. 208-236. Citaat: p. 236.
52. W.L.B., 'Het artikel van Gorter', NT 25 (1920), pp. 272-275; J.A.N. Knuttel, '"IK"', NT 25 (1920), pp. 294-302.
53. Gorter aan Rutgers, kort vóór 17.5.1920 (z.d.)--arch. RTsChIDNI (EKKI) 495/172/6; Gorter aan Luteraan, 31.5.1920 en (19.6.1920) (z.d.)--arch. Luteraan 1.
54. 'De taktiek van Lenin voor West-Europa', De Roode Vaan (RV), nr. 12, juli 1920.
55. H. Gorter, 'Open brief aan partijgenoot Lenin', NT 25 (1920), pp. 641-664, 727-750, 769-783. Citaat: pp. 734-735.
56. 'Delegation nach Ruszland', Proletarier, Jhrg. 1, Heft 3, Dezbr 20/Januar 21, pp. 5-12.
57. A.K(orper), 'Wijnkoop over de taktische stroomingen in de Derde Internationale', RV, jrg. 2, nr. 4, januari/februari (?) 1921; Hermann Gorter, 'Partei, Klasse und Masse', Proletarier, Jahrgang 1, Heft 4, Februar/März 1921, pp. 3-10; Herman Gorter, 'De K.A.P.D. en de derde Internationale', RV, jrg. 2, nr. 5, maart/april (?) 1921.
58. Zie de weergave van Gorters rede door Alex Wins: A.W., 'De waarheid omtrent Sowjet-Rusland en de oppositie der IIIe Internationale', Tr, 31.3. en 1.4.1921.
59. H. Gorter, 'De algemeene Arbeiders-Bond (Revolutionaire Bedrijfsorganisaties). Uitgave van de "Allgemeine Arbeiter-Union"', NT 26 (1921), pp. 269-286, 331-341, 411-420. Citaat: p. 271.
60. Herman Gorter, 'De lessen van de Maartbeweging. Naschrift op de "Open brief aan Lenin"', NT 26 (1921), pp. 369-375. Citaat: p. 370; 'Lehren der März-Aktion. Nachschrift zu dem "Offenen Brief an Lenin von Hermann Gorter', Proletarier, Jahrgang 1, Heft 5, April/Mai 1921, pp. 4-7.
61. 'Het Congres te Moskou', RV, jrg. 2, nr. 7, juli/augustus (?) 1921; 'An den Kongresz der 3. Internationale', Proletarier, Jhrg. 1, Heft 6, Juni 1921, p. 3; 'Die Lage der Kommunistischen Arbeiter-Partei', Proletarier, Jhrg. 1, Heft 7, Juli 1921, pp. 3-5; (H. Gorter) (z.n.), 'Vier Führer', Proletarier, Jhrg. 1, Heft 8, August 1921, pp. 14-16; W(ijnkoo)p, 'De veranderde politiek van Lenin',Tr, 22.7.1921.
62. H. Gorter, 'De Internationale van Moskou', NT 26 (1921), pp. 507-518. Citaten: pp. 507, 513. Het artikel is in Duitsland als vlugschrift verschenen.
63. (H. Gorter) (z.n.), Die marxistische revolutionäre Arbeiterbewegung in Holland', Proletarier, Jhrg. 2, Heft 1, Februar 1922, pp. 16-20.
64. Herman Gorter, Liedjes Aan de geest der muziek der nieuwe menschheid, deel III: Bij de nederlaag der revolutie (Bussum, 1930), p. 14.

Overige bronnen
Herman Gorter aan Jenne Clinge Doorenbos/W.I. Lenin/Ada Prins: collectie Gorter (LM).
Herman Gorter aan Kautsky: archief Kautsky (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis: IISG).
Herman Gorter aan Luteraan: archief Luteraan (IISG).
Herman Gorter aan J. Rogge: archief Sijes (Dossier Rogge) (IISG)>
Herman Gorter aan Willem van Ravesteyn: archief Van Ravesteyn (IISG).
Herman Gorter aan Sebald Rutgers: archief RTsChIDNI-EKKI (IISG).
Herman Gorter aan David Wijnkoop: archief Van Ravesteyn/archief RTsChIDNI-Wijnkoop (IISG).
W.I. Lenin aan Henriëtte Roland Holst: archief Roland Holst (IISG).
Anton Pannekoek aan Sebald Rutgers: archief RTsChIDNI-EKKI (IISG).
Willem van Ravesteyn aan Pannekoek: archief Van Ravesteyn (IISG).
Willem van Ravesteyn aan David Wijnkoop: archief RTsChIDNI-Wijnkoop (IISG).
Henriëtte Roland Holst aan Pannekoek: archief Pannekoek (IISG).
David Wijnkoop aan Willem van Ravesteyn: archief Van Ravesteyn (IISG).