Johan Frieswijk

Van Zinderen Bakker op het arbeiderscongres in Londen, 1896

Het derde Internationaal Socialistisch Congres, dat van 26 juli tot en met 1 augustus 1896 te Londen werd gehouden, bevestigde de scheiding der geesten tussen parlementaire en anti-parlementaire socialisten. De parlementaire socialisten braken er met de anti-parlementairen en sloten hen van ‘hun’ Socialistische Internationale uit. Een van degenen die het Londense congres bezocht was de Friese socialist Rindert van Zinderen Bakker uit Kortezwaag, een dorpje tegen Gorredijk aan. Dat hij daar aanwezig was, was tot dusverre niet bekend. Zijn naam wordt nergens genoemd en ook in zijn eigen (niet gepubliceerde) memoires wordt geen enkele aandacht geschonken aan het congresbezoek. In een reeks artikelen in het Friesch Volksblad gaf Bakker echter een uitgebreid verslag van zijn reis naar Londen en zijn bezoek aan het congres.

Hoewel ik de jaargangen het Friesch Volksblad voor mijn onderzoek naar de oude socialistische beweging in Friesland en naar de zaak Hogerhuis uitvoerig had geraadpleegd, is me de serie destijds ontgaan. Vermoedelijk omdat de rol van de Volkspartij toen reeds was uitgespeeld en de acties voor de gebroeders Hogerhuis nog op gang moesten komen. Daarin zouden de redacteuren van het blad, Oebele Stellingwerf en zijn vrouw Trui Jentink, overigens een belangrijk aandeel hebben.

Rindert van Zinderen Bakker (1845-1927), toen reeds een oudgediende in de Friese arbeidersbeweging, stond op dat ogenblik overigens nog midden in de politiek. Vanaf 1871 reeds had hij een leidende rol gespeeld in de arbeidersbeweging in de Friese Zuidoosthoek. Eerst binnen de Provinciale Friesche Werkliedenvereeniging (aangesloten bij het gematigde ANWV), vervolgens in januari 1884 als voorzitter van de afdeling Gorredijk van de Sociaal-Democratische Bond, als spreker en propagandist voor het socialisme en het kiesrecht, sinds 1891 als gemeenteraadslid en sinds 1893 als de tweede ‘rode’ wethouder van de gemeente Opsterland.

Van Zinderen Bakker mocht dan een rode rakker zijn, die er niet voor aarzelde op de verjaardag van de Koning de rode vlag op de Gorredijkster kerktoren te hijsen (die daar vanwege het slechte weer de hele dag bleef hangen), binnen de SDB was hij een van de matigende figuren en een groot voorstander van de samenwerking met radicalen in de Friese Volkspartij. In 1894 bedankte hij samen met Vitus Bruinsma en diens vriendin Frederike van Uildriks voor het lidmaatschap van de SDB-afdeling. Als reden gaven Bruinsma en Bakker op dat hun raadslidmaatschap zich niet langer verdroeg met het lidmaatschap van de SDB. Bakker voegde daar later in een artikel, waarin hij zijn uittreden motiveerde, aan toe dat de anarchistisch geworden SDB zijn werk als raadslid-wethouder voortdurend bespottelijk en verdacht maakte. Hij wenste niet langer ‘dat doellooze propagandeeren dier Gideonsbende, wier leden zeggen, dat in isolement onze kracht schuilt’.Bakker sloot zich aanvankelijk niet bij de SDAP aan, hoewel hij wel was benaderd voor het oprichtingscongres en reeds voordien een scheiding der geesten vanzelfsprekend had genoemd. Het kwam voor hem vooral op daden aan. Naar zijn mening kon onmiddellijke nood noch ‘met revolutie-gezwets noch met parlements-redevoeringen’ worden gelenigd. De strijd tegen het privaatbezit moest op de voorgrond worden gesteld. En hij benadrukte tevens dat met een slecht opgeleid en slecht gevoed proletariaat geen maatschappelijke verandering viel te bereiken. Hij concentreerde zich op zijn wethouderschap en het opzetten van werkvoorzieningsprojecten en ontginningsprojecten in de Friese Zuidoosthoek, betaald uit giften van goedwillende welgestelden. Ook al beschouwde hij die als weinig maatschappijveranderend.

In 1895 werd hij als eerste Nederlandse socialist in Provinciale Staten gekozen. Zijn kandidatuur was door de SDAP ondersteund. Bakker bedankte echter na twee jaar, omdat het werk in de Staten hem niet beviel. In datzelfde jaar 1897 nam hij afscheid van de Friese Volkspartij en sloot zich aan bij de SDAP. Nadat hij van Troelstra felle kritiek had gekregen op zijn inspanningen voor de burgerlijke ontginningsprojecten, bedankte hij weer voor de partij. Pas vele jaren later, in 1913, zou hij opnieuw lid worden van de SDAP.

Bakker kende Tak en Wibaut, die zijn reis- en verblijfskosten betaalden, vanuit het zogenoemde ‘Honger- en schrikcomité’. In maart 1893 had Wibaut in een artikel in het Sociaal Weekblad opgeroepen tot een morele en financiële actie ten gunste van de talloze door de justitie vervolgde Friese socialisten. Radicalen, linkse intellectuelen en enkele socialisten onder wie Van Zinderen Bakker vormden daarop een comité, dat een aanzienlijk geldbedrag inzamelde, waarmee de gezinnen van de veroordeelden werden gesteund.

Het congres
Er waren op het congres in Londen nogal wat Nederlanders aanwezig. Domela Nieuwenhuis, Cornelissen en Methöfer vertegenwoordigden de Socialistenbond, en Polak, Troelstra en Vliegen de SDAP. Jan van Zomeren en P.M. Verdorst waren afgevaardigd door enkele vakverenigingen uit het NAS, Eichelsheim was er voor de Sigarenmakersbond, Van Brussel voor de Sociaal-demokratische Onderwijzersvereeniging en J. Laan voor de Timmerliedenbond. Jos Loopuit was er als verslaggever voor De Sociaaldemokraat en F.M. Wibaut verzorgde het verslag voor De Telegraaf. Verder waren nog in Londen Bram Soep, Alexander Cohen (die enige tijd als balling in Londen had gewoond en op het congres als tolk fungeerde), Van Kol en zijn vrouw Nellie, en P.L. Tak.

Er deden zich met betrekking tot de Nederlandse delegatie twee belangrijke incidenten voor. Allereerst aan het begin. Een vijftigtal politieke vrienden van Nieuwenhuis onder aanvoering van Bram Soep en Alexander Cohen poogde bij de aan de opening van het congres voorafgaande demonstratie in het Hyde Park om Henri Polak zijn sprekersplaats te laten afstaan aan Domela Nieuwenhuis. Of ze het zo ver brachten weten we niet. Volgens Recht voor Allen maakte een geweldige regenbui na twee minuten een einde aan zijn optreden. De Sociaaldemokraat (Jos Loopuit), constateerde echter dat de groep-Soep  voor de bui op de vlucht was geslagen. Hoe het ook zij, dat de regenbui verschrikkelijk was kunnen we nalezen bij Van Zinderen Bakker.

De tweede affaire betrof de uitsluiting van de niet-parlementaire delegaties. Op de eerste dag van het congres werd uitvoerig gediscussieerd over de toelating van de anti-politieke delegaties. Een besluit over deze kwestie was op het vorige congres, in 1893 in Zürich, wel gevallen, maar de formulering was niet geheel duidelijk geweest en dus konden de Socialistenbond en vakorganisaties, die het deelnemen aan de verkiezingen niet principieel uitsloten, toch op het congres aanwezig zijn. Om die reden kon de Socialistenbond ook na de eerste dag in Londen op het congres blijven. Op de vierde dag van het congres verklaarde Domela Nieuwenhuis echter namens 20 van de 21 Nederlandse organisaties het congres te zullen verlaten, vanwege de uitsluiting van de niet-parlementaire delegaties.

Die strategie was tijdens een op 1 december 1895 te Utrecht gehouden voorbereidende vergadering van de 22 deelnemende organisaties besproken: ‘Wanneer er ook maar één fraktie van georganiseerde arbeiders onverschillig van welk land te Londen wordt uitgesloten verlaten de Hollandse arbeiders zonder onderscheid en van welk beginsel ook, als één man het kongres en beleggen direkt naast het Internationaal Congres een congres van gelijkdenkenden’. Het ging daarbij met name om een mogelijke uitsluiting van de Socialistenbond, wanneer het mandaat van zijn afgevaardigden zou worden aangevochten. Het voorstel was aangenomen met 20 tegen 1 stem (SDAP) en 1 blanco.

Op de tweede jaarvergadering van het NAS, 23 februari 1896 te Haarlem, was nog getracht alle afgevaardigden naar het congres op één mandaat verenigd te krijgen. Zestien organisaties waren daartoe bereid, andere, onder wie de SDAP, echter niet. Het Partijbestuur van de SDAP had aanvankelijk (op 24 november 1895) besloten om de aanwezigheid van de Socialistenbond bij het congres te gedogen, omdat deze organisatie ‘het meedoen aan verkiezingen ‘eene nuttigheidsvraag’ oordeelde en de politieke actie van de vakverenigingen in Recht voor Allen niet werd afgekeurd. Interessant is de motivatie: de SDAP wilde op de voorbereidende vergadering niet gedwongen worden tot een anti-Socialistenbond standpunt.

De SDAP bleef daar echter niet bij. Toen Alexander Cohen in juni 1896 in Recht voor Allen een ironiserend artikel over de kwestie van de mandaten schreef, trok men dit besluit ijlings in. Cohen maakte in zijn bijdrage onder de titel ‘Een document (Geheim)’ op kolderdieke wijze duidelijk hoe de sociaal-democratie zich van de overwinning wilde verzekeren. Ze hadden daartoe nationaliteiten bijeengescharreld, op wie men bij de stemmingen zou kunnen rekenen. Onder deze afgevaardigden vond men bijvoorbeeld Olaf Troelstra namens de sociaalparlementaire Boegsprietlopersvereniging uit Reykjavik, Jan Gerhard namens de sociaal-democratische vereniging ‘De edelmoedige Pedagogen’ uit Bangkok èn een negental kleurlingen, die niemand mocht aanraken met natte vingers, dito zakdoeken of sponzen en die het ten strengste verboden was in de regen te lopen. De laatsten die geen enkele Europese taal verstonden zouden zeker goed stemmen: voor of tegen naar gelang burger Liebknecht zijn linker of rechteroor zou bewegen.

Op de zitting van donderdagmiddag 23 juli verklaarde Nieuwenhuis dat de delegaties van het NAS en de Socialistenbond het congres in Londen zouden verlaten, uit solidariteit met de uitgesloten delegaties. Vliegen verklaarde daarop namens de SDAP dat deze organisatie wel aanwezig zou blijven. Nadat ze het congres formeel hadden verlaten, namen Domela en Alexander Cohen plaats aan de tafels van de pers.

Het verslag van Bakker
Van Zinderen Bakker had aan redacteur Oebele Stellingwerf van het Friesch Volksblad beloofd een verslag van het congresbezoek te schrijven. Het verscheen onder de titel ‘Mijn uitstapje naar het Arbeiderscongres te Londen’ in zeven afleveringen in het Volksblad, tussen 16 augustus en 27 september 1896. Zijn notities zijn interessant, niet als een beschrijving van de feitelijke gang van zaken, maar meer als een impressie van wat Bakker er als socialist van het Friese platteland meemaakte: de indruk die Londen en Engeland op hem maakte, de grote demonstratie voorafgaand aan het congres en zijn observaties tijdens het congres.

De eerste afleveringen en de laatste betreffen de reis en bieden veel ‘toeristische’ informatie over Londen. Die zijn hier niet opgenomen, omdat wij eerder geïnteresseerd zijn in Bakkers beschrijving van de demonstratie en het congres. Het verslag is op bepaalde plaatsen door mij ingekort en verder van kopjes voorzien. Bakker blijkt in zijn artikelen vol bewondering voor de resultaten die de Engelse vakbonden hebben bereikt, de macht die ze demonstreren en hij concludeert daaruit dat de hogere welstand die hij waarneemt bij de Engelse arbeiders daarvan het gevolg is. F.M. Wibaut, die als verslaggever voor De Telegraaf het congres bijwoonde, had daarvan overigens een heel andere indruk gekregen. Op de vrije dag die het congres toestond, trok hij met de Oostenrijkse socialist Bruno Schönlank verder Londen in. ‘De indruk van de ontzettende ellende die we in Oost-Londen hebben gezien, zal ik nooit vergeten’, noteerde hij later in zijn memoires.

Een tweede interessant gegeven vormen de waarnemingen die Bakker tijdens het congres opdeed. Omdat hij het Engels niet machtig was, lette hij vooral op de indruk die sprekers maakten, op hun lichaamstaal en op de onderlinge vijandigheid en eendracht tijdens het congres. Hij verbond zijn waarnemingen hier en daar met opmerkingen waaruit zijn visie op de socialistische theorie en praktijk blijkt. Bakker blijft een man van de praktische socialistische politiek, die arbeiders in het heden maatschappelijke verbetering wil brengen, maar toch in de toekomst de socialistische samenleving ziet gloren. Omdat tijdens het congres getolkt werd, zal hij vermoedelijk nog wel het een en ander hebben kunnen volgen. Overigens beheerste ook NAS-voorzitter Van Zomeren geen andere talen, en deze werd zelfs ‘in het Bureau’ van het congres benoemd.

Van Zinderen Bakker reisde op vrijdag 24 juli naar Vlissingen en pakte daar op zaterdag 25 juli met Tak en Wibaut de ‘Prinses Marie’ naar Queensborough. Na een uur of zes doemde de Engelse kust aan de horizon op. Daarna werd per trein tweedeklas naar Londen gereisd. Bakker en zijn metgezellen logeerden in een hotel nabij de Queens Hall, waar het congres werd gehouden. ’s Avonds was een bezoek gebracht aan een variétéprogramma in het  Théatre Alhambra en op zondag 26 juli togen ze naar de grote meeting voor de wereldvrede in het Hyde Park. De volgende dagen was Bakker veelal op het congres.

De terugreis begon met de mailtrein naar Queensborough, waar de boot reeds een kwartier na aankomst vertrok. De zee was wild, maar dat had Bakker  met de Lemsterboot op de Zuiderzee wel vaker meegemaakt. Zondag 2 augustus bleef hij de gast van Wibaut in Middelburg en op maandag keerde hij terug naar Friesland.

Literatuur
Salvador Bloemgarten, Henri Polak. Sociaal-democraat 1868-1943 ’s-Gravenhage 1993, p. 189.
Alexander Cohen, Van anarchist tot monarchist Amsterdam 1961, pp. 82-84.
Johan Frieswijk, Socialisme in Friesland 1880-1900 Amsterdam 1977
Johan Frieswijk, 'Van Zinderen Bakker' in: Biografisch Woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, I, pp. 161-163.
De Sociaaldemokraat 25 juli 1896.
Recht voor Allen 23/24 juni en 9/10 juli 1896
W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed. Geschiedenis der Sociaaldemocratische Arbeiderspartij in Nederland gedurende de eerste 20 jaren van haar bestaan, I Amsterdam z.j., pp. 243-259.
F.M. Wibaut, Levensbouw. Memoires Amsterdam 1936, p. 268.
R. v[an] Z[inderen] Bakker, ‘Waarom ik bedankt heb voor mijn lidmaatschap van den zich noemende Sociaal-Democratische Bond’, in: Friesch Volksblad, 5 augustus 1894.