Bas van der Plas

Storm in de Jordaan…

Stel je voor, er komt een regering, misschien ergens in 2004 die aan de hand van Brussel verklaart dat er een crisis is. Het Nederlandse uitkeringsbeleid is al langer een doorn in het oog van de overige Europese Unielanden, en onder druk van Brussel besluit Den Haag de uitkeringen met 10% te verlagen. Ontreddering, woede, protesten... Komt Nederland in verzet? Misschien gebeurt dat niet in 2004, maar het gebeurde wel in 1934.

In 1934 kreeg een werkloze gemiddeld fl. 9,30 per week aan steun uitgekeerd. Door het beleid van de regering-Colijn werd dat bedrag in de zomer van dat jaar met nog eens fl. 1,50 verlaagd. Het gevolg van dit regeringsbeleid waren enorme protesten, die de geschiedenis ingingen als het Jordaan-oproer. Deze benaming is niet helemaal terecht. Weliswaar was de strijd in de Amsterdamse (toen nog) arbeiderswijk de Jordaan het hevigst en kwam in de media het meest prominent aan de orde, maar er waren ook protesten in andere Amsterdamse wijken: de Indische Buurt, Dapperbuurt, Staatsliedenbuurt, op de Oostelijke Eilanden, in Noord, de Spaarndammerbuurt en in het centrum van de stad. Daarnaast waren er protestbijeenkomsten in Den Haag, Rotterdam (met name in de Crooswijkbuurt) en Enschede.

Van de wereld tot de Jordaan
Henk Sneevliet sprak ook over de Jordaan in zijn brochure die de titel Storm in de Jordaan. Spontaan verzet tegen steunverlaging meekreeg en in 1934 als vierde deeltje in de serie 'Internationale Problemen' verscheen in een uitgave van De Roode Vlag, de boek- en brochurehandel van de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP). Tien cent kostte die brochure toen, nu soms antiquarisch te vinden voor 60 gulden. Ach ja, de tijden zijn veranderd.

Henk Sneevliet leest de krant. Overtoom, Amsterdam, jaren dertig. Collectie Bas van der Plas.

Op klassiek marxistische wijze komt Sneevliet in zijn brochure tot een analyse van de omstandigheden die uiteindelijk culmineerden in wat wij dan ook maar voor het gemak het 'Jordaan-oproer' van 4 tot 11 juli 1934 zullen noemen. Op heldere wijze schetst hij de voorgeschiedenis van dit oproer, waarbij hij zich niet alleen beperkt tot de Nederlandse situatie, maar juist ook ingaat op de internationale ontwikkelingen.

Achtereenvolgens komen de situatie in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Spanje en de Verenigde Staten aan de orde. ‘Vergeleken met 1933 nemen wij in dit jaar in verschillende landen verblijdende teekenen waar van de opleving van strijd. Wij denken aan Oostenrijk, aan Frankrijk, aan Spanje, aan de Vereenigde Staten en wij stellen daarnaast met voldoening vast, dat de spontane uitbarsting van verzet tegen de steunverlaging in Holland door voldoende kracht gekenmerkt werd om ver buiten de grenzen van dit land de aandacht te kunnen trekken,’ schrijft Sneevliet.

Na te zijn ingegaan op de internationale ontwikkelingen volgt het opmaken van de balans van 1 jaar Colijn. Nederland verkeert in die periode in een diepe crisis en de werkloosheid neemt ongekende vormen aan. Gedurende de eerste 9 maanden van 1932 waren er 274.400 geregistreerde werklozen, in de eerste 9 maanden van 1934 waren dat er reeds 387.200. Op 30 november 1934 waren er alleen al in Amsterdam 53.525 werkzoekenden ingeschreven bij de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, de voorloper van het Arbeidsbureau.

‘De organisaties van de kapitalistische klasse gingen haar duidelijke eischen stellen. Verlaging van de ondragelijke lasten voor werkloozensteun, verlaging van de loonen in onbeschutte en beschutte bedrijven, alsmede voor het overheidspersoneel,’ stelt Sneevliet vast. Hieraan verbindt hij in één treffende vergelijking de opdracht van de bourgeoisie: ‘De spoeling dunner te maken als het aantal varkens grooter werd.’
Bij het vaststellen van de Nederlandse begroting voor het jaar 1934 werd de overheidsbijdrage voor werklozensteun met enkele tientallen miljoenen gulden verlaagd. Werklozen werden massaal gedwongen naar werkverschaffingsprojecten te gaan, waar de omstandigheden vaak zodanig waren dat een vergelijking met strafkampen niet onterecht is. Noodzakelijke maatregelen, volgens de regering die de belangen van de ondernemers behartigt. ‘De toestand van het bedrijfsleven - zoo hier te lande als in Nederlandsch-Indië - is zeer zorgwekkend,’ spreekt koningin Wilhelmina in de Troonrede van 18 september 1934, en zij voegt eraan toe dat de uitgaven van de regering ‘teneinde binnen de grenzen der beschikbare middelen te blijven, nog verder verlaagd moeten worden.’

Op het moment dat de Troonrede werd uitgesproken was het Jordaan-oproer al voorbij, de barricaden opgeruimd, de doden begraven. Het leger was zelfs ingezet om een van haar belangrijke taken uit te oefenen: het breken van binnenlands verzet. 'Geleidelijk namen de relletjes den vorm van een oproer aan. De gewapende macht heeft de opstandige beweging onderdrukt. Tot dusver zijn er zes dooden en meer dan honderd gewonden te betreuren', meldt het ANP in een persbericht op 10 juli 1934.

‘De massa in beweging gekomen, omdat de geest van Spartacus leeft, daar waar de ellende ondragelijk wordt’, schrijft Henk Sneevliet in Storm in de Jordaan. Zijn RSP-brochure krijgt niet voor niets de ondertitel Spontaan verzet tegen steunverlaging mee, want 'de verbittering, uit den nood geboren, heeft geen uitweg gezocht in door de revolutionaire groepen gezamenlijk of los van elkaar aangegeven richting. Zij heeft eigen uitweg gekozen. Daarbij zijn vormen van verzet ontstaan, die groote overeenkomst vertoonden met overeenkomstige perioden van algemeene maatschappelijke ontevredenheid.

De massa heeft zelf het woord genomen', schrijft hij ter verklaring. Eerder schreef hij reeds dat 'de drie revolutionaire partijen C.P.H., R.S.P. en O.S.P. in totaal een beduidend aantal arbeidersstemmen op zich vereenigd hadden', doelend op de uitslagen van de Kamerverkiezingen van 26 april 1933 toen de C.P.H. 118.222 stemmen kreeg (van 67.541 in 1929), de R.S.P. 48.381 (1929: 21.812) en de O.S.P. als nieuwkomer 27.443 stemmen behaalde. Het waren de verkiezingen die Henk Sneevliet voor de Revolutionair-Socialistische Partij in de Tweede Kamer brachten.

Geen maakwerk
Opvallend is dat Sneevliet in zijn brochure de Communistische Partij van Holland (C.P.H.) ook een 'revolutionaire' partij noemt. Eerder had hij nog de C.P.H. van 'rottingsverschijnselen' beschuldigd (De Arbeid, 2 mei 1934) en ondanks het onder de titel 'hoe komen we tot eenheid van actie' op 21 december 1934 in Amsterdam georganiseerde debat tussen Paul de Groot van de C.P.H. en Sneevliet heeft laatstgenoemde zich altijd op een antistalinistisch standpunt gesteld, hetgeen binnen de toenmalige Nederlandse verhoudingen per definitie een anti-C.P.H. standpunt betekende. Maar verderop in zijn brochure komt Sneevliet uiteraard wel met de nodige kritiek op de C.P.H. Maar ook O.S.P. en zijn eigen R.S.P. ontkomen niet aan een kritische blik waar het hun invloed op het Jordaanoproer betreft: 'Wie den werkelijken inhoud kent van de diverse revolutionaire groepeeringen in de hoofdstad, wie haar activiteit van de laatste maanden nauwlettend heeft gevolgd, die weet onmiddellijk, dat de op 4 Juli ontstane deining NIET HET MAAKWERK VAN DEZE GROEPEERINGEN WAS.' De hoofdletters zijn van Sneevliet zelf! En nog verderop in de brochure komt hij met een frontale aanval op de C.P.H. en haar mantelorganisaties als R.V.O. (Roode Vakbeweegings Oppositie), W.S.C. (Werkloozen Steun Comité) en StF (Strijdbond tegen het Fascisme), door te stellen dat met ‘den schadelijken bluf van C.P.H.-instanties moet gebroken worden'. Als voorbeeld van deze bluf noemt hij de huurstaking in Rotterdam, die alleen onder C.P.H. leiding zou staan. 'Jammerlijke onzin, die zelfs aan de C.P.H. geen goed kan doen.'

Toch besluit hij zijn brochure met de oproep voor een eenheidsfront, waarbij geen enkele groepering wordt uitgesloten, mits zij voldoet aan bepaalde eisen: 'Het strijdbare eenheidsfront van het proletariaat moet geheel dienstbaar worden gemaakt aan de verdediging van zijn levensbelangen, zijn rechten en vrijheden. Het strijdbare eenheidsfront moet wat anders zijn dan een werktuig in handen van de Sowjet-diplomatie, die volkomen in staat is in de praktijk ook dezen vorm van arbeidersactiviteit tot in den grond te verknoeien.

Indien onder den druk der jongste gebeurtenissen groote groepen Nederlandsche arbeiders diep doordrongen zijn geraakt van het inzicht: het strijdbare afweerfront van arbeidersorganisaties tegen reactie en fascisme is urgent, indien dit inzicht den ernstigen wil geboren doet worden om dag in dag uit voor dat front te ijveren, zou dit op zichzelf reeds een belangrijk positief resultaat van den jongsten strijd zijn'.

Henk Sneevliet met zijn vader in Limburg. Collectie Bas van der Plas.

‘De introductie van de Euro als betaalmiddel, de speculatie op de beurzen, de toenemende protectionistische maatregelen van tal van landen die de export uit Europa dwarsbomen hebben geleid tot een crisis die ook Nederland als Europese provincie dwingt tot het nemen van harde, doch onontkoombare maatregelen. Als eerste stap zal de kinderbijslag worden afgeschaft per 1 januari aanstaande, en op diezelfde datum zullen alle uitkeringen met 15% worden gekort en een maximale termijn van uitkering van zes maanden worden gesteld...’ Een citaat uit de troonrede van september 2006. De belangrijkste vraag is hoe en wanneer Nederland in verzet zal komen, en onder wiens leiding. Wordt het een spontane actie van de direct getroffenen? Zullen zij die (nog) werk hebben zich solidariseren? Is er nog zoiets als een linkse beweging in Nederland, of zijn de woorden uit de troonrede koren op de molen van extreemrechts?

Op het Jordaan-oproer, de vroegere Amsterdamse volkswijk waar nu degenen huizen hebben gekocht die bepaald niet tot 'het proletariaat' kunnen worden gerekend, kunnen we vandaag terugkijken met de bril van de historicus. Maar de toekomst laat veel meer vragen onbeantwoord...

Literatuur
Henk Sneevliet, Storm in de Jordaan. Spontaan verzet tegen steunverlaging. Uitgave ‘De Roode Vlag’, Zaandam z.j. (1934);
Bas van der Plas, Henk Sneevliet, een politieke bibliografie 1905-1940, Amsterdam 1994;
Richter Roegholt, Amsterdam in de 20e eeuw. Deel 1 (1919/1945), Utrecht/Antwerpen 1976.

Politiek Comité Henk Sneevliet
Het Politiek Comité Henk Sneevliet werd opgericht 13 april 2002. Op die datum was het 60 jaar geleden dat Henk Sneevliet en een aantal politieke medestanders van het Marx-Lenin-Luxemburg Front door de Duitse bezetters werd geëxecuteerd.
Doelstellingen van het Politiek Comité Henk Sneevliet zijn:
1.  het beheren van de politieke erfenis van het revolutionair socialisme, en van Henk Sneevliet in het bijzonder;
2.  het actualiseren van de politieke denkbeelden van het revolutionair socialisme, en van Henk Sneevliet in het bijzonder, naar de tegenwoordige politieke situatie in de wereld.
Binnenkort zal het Politiek Comité Henk Sneevliet met een eigen website (delen van) de politieke erfenis van het revolutionair socialisme toegankelijk maken.

Naschrift maart 2009: de website is na twee jaar weer opgeheven.