Paul Denekamp en Herman Noordegraaf
De geschiedenis van ‘rooie dominees’ in Nederland
Eindigt een lange traditie met het overlijden van Ab Harrewijn? Ab Harrewijn, die op 13 mei j.l. overleed, was een predikant, die er voor koos om politiek actief te zijn ter linker zijde en hij werd daarom wel ‘rooie dominee’ genoemd.
Rooie dominees hebben in Nederland een geschiedenis van meer dan een eeuw. Een enkeling van deze dominees is nu nog bekend, maar de meesten zijn in de vergetelheid geraakt. Niet iedere predikant die zich inzet voor sociale rechtvaardigheid, is meteen een rooie dominee. Rooie dominees zijn predikanten die een politieke keuze gemaakt hebben en zich verbonden hebben met sociaal-democratische bewegingen of politieke groeperingen links daarvan. Voor deze bewegingen werd tot voor een aantal jaren de verzamelnaam ‘arbeidersbeweging’ gebruikt. Vooral in de beginjaren van de Nederlandse arbeidersbeweging, rond 1900, vielen deze dominees op. De kerk had toen een veel belangrijker maatschappelijke positie en bij de invloedrijke confessionele politieke partijen waren de leiders geestelijken, zoals ds. Abraham Kuyper en mgr. Schaepman. Dominees behoorden, ondanks hun soms karige inkomen, tot de maatschappelijke elite. Er waren wel een paar predikanten die zich wat aantrokken van de enorme armoede en slechte gezondheid van een groot deel van de bevolking in de negentiende eeuw. Het waren verlichte burgers met liberale standpunten die zelf weinig contacten hadden met de mensen in armoede. Ze waren ook geen voorstanders van grote maatschappelijke veranderingen en, als ze dat al gewild hadden, dan er was geen beweging waarbij ze zich hadden kunnen aansluiten, die daarvoor streed. Een van hen was de lutherse predikant F. Domela Nieuwenhuis (1846-1919). Het was een enorme schok in het ingedutte Nederland toen hij zich wel ging inzetten voor grote veranderingen. In 1878 ging hij zich socialist noemen en hij verbond zich met de beginnende arbeidersbeweging. Hij kan beschouwd worden als de eerste rooie dominee in Nederland, maar dat is hij maar kort geweest. Een jaar later stapte Domela uit de kerk, brak met het geloof en werd de grote voorman van de toen nog heel kleine Nederlandse arbeidersbeweging.
- Dominee Bart de Ligt
In het christendom van die tijd werd het socialisme als volstrekt verwerpelijk gezien, omdat het revolutionair was – de kerk leefde nog in de angst voor de Franse revolutie – en dus de door God gewilde orde omver wilde werpen, een materialistische en derhalve atheïstische ideologie propageerde en de klassenstrijd leerde en dus groepen tegen elkaar opzette. In de arbeidersbeweging zag men op haar beurt kerk en christendom als reactionaire verschijnselen, die als obstakels op de weg naar de klassenloze maatschappij en naar lotsverbetering van het verkommerde proletariaat fungeerden. Christendom en socialisme verhielden zich tot elkaar, zoals de Duitse socialistische voorman August Bebel het uitdrukte, als water en vuur.Het voorbeeld van Domela Nieuwenhuis werd niet direct gevolgd. Wel raakte een toenemend aantal predikanten geïnteresseerd in wat toen heette ‘de sociale quaestie’, maar de meesten wilden nog niet de keuze maken om zich ook aan de arbeidersbeweging te verbinden. Of zij durfden de grote maatschappelijke consequenties niet aan die een dergelijke keuze met zich meebracht.
De eerste doorbraak naar het socialisme De eerste ‘doorbraak’ van predikanten naar het socialisme vond plaats in het laatste decennium van de negentiende eeuw. Een aantal vrijzinnig-hervormde predikanten gaf er blijk van met het socialisme te sympathiseren. Te noemen zijn J.T. Tenthof, A.W. van Wijk, W. Bax, G.W. Melchers, A. van der Heide, H.W.Ph. E. van den Bergh van Eysinga en F.W.N. Hugenholtz. Voor J.T. Tenthof (1847-1916) en A..W. van Wijk (1852-1918) was het lidmaatschap van de SDAP nog een stap te ver, maar de anderen sloten zich als eerste predikanten bij de SDAP aan.Tenthof is wel een belangrijke inspiratiebron geweest voor veel andere dominees. Zo stimuleerde hij in Hoorn, waar hij 25 jaar predikant was, de jonge onderwijzer W. Banning om dominee te worden. Van Wijk werd vanwege zijn vroege keuze voor het socialisme bewonderd door de Friese groep predikanten die begin twintigste eeuw met De Blijde Wereld begonnen. W. Bax (1836-1918) was predikant in Zaandam. In 1893 streed hij, door socialisten kandidaat gesteld in Zaandam en Leeuwarden, zonder succes voor het winnen het zetel in de Tweede Kamer. In 1896 sloot hij zich aan bij de SDAP. Bax ondervond binnen de kerk veel problemen als gevolg van zijn politieke optreden, maar hij gaf zijn functie van predikant niet op. In datzelfde jaar werd ook de veel jongere ds. G.W. Melchers (1869-1952) SDAP-lid, maar die stapte een paar jaar later op als dominee van Zuid-Scharwoude om propagandist van de SDAP te worden. De kerk schaarde zich volgens hem aan de kant van de behoudende krachten. In 1901 koos het district Leeuwarden hem in de Tweede Kamer, als beloning voor zijn vele propagandawerk voor de Friese arbeidersbeweging. Na enige conflicten in de SDAP, werd hij in 1908 weer predikant.
Ds. A. van der Heide (1872-1953) sloot zich eveneens in 1896 aan bij de SDAP. Hij was de eerste van de vele rooie dominees die in Friesland veelal in kleine dorpen stonden en daar steunpilaren waren van de lokale arbeidersbeweging, bijvoorbeeld als voorzitter van de SDAP-afdeling. Van der Heide was, zoals zoveel rooie dominees, daarnaast zeer actief in de ‘blauwe’ beweging van de drankbestrijding. Samen met J.L. Faber (1875-1958), eveneens in Friesland als predikant begonnen, maar later predikant in Zutphen, behoorde Van der Heide tot degenen van de rooie dominees die voor de SDAP tot de Tweede Kamer doordrongen. Hij ambieerde dat overigens volstrekt niet. Pas toen hij dertig jaar predikant was geweest kreeg de SDAP deze populaire spreker zover dat hij in de Tweede Kamer wilde gaan zitten: van 1925 tot 1937 maakte hij daarvan deel uit. Iets soortgelijks geldt voor Faber, die een belangrijke propagandistische kracht voor de SDAP in Gelderland was en grote populariteit genoot. Pas na lang aarzelen aanvaardde hij in 1931 het Kamerlidmaatschap, dat hij tot de Tweede Wereldoorlog zou blijven vervullen.
Dr. H.W.Ph.E. van den Bergh van Eysinga (1868-1920) werd, nadat hij afstand had genomen van de aanvankelijk zeer door hem bewonderde Russische schrijver en filosoof Leo Tolstoy, in 1899 lid van de partij. Deze revolutionaire predikant in Zutphen brak na de steun van de SDAP aan de mobilisatiekredieten bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog met deze partij en sympathiseerde in zijn laatste levensjaren met het communisme en baarde veel opzien met zijn revolutionaire redevoeringen.
Een tussenschakel naar de Blijde Wereld-beweging vormde de voorganger bij de Schiedamse afdeling van de Nederlandse Protestanten Bond, F.W.N. Hugenholtz (1868-1924). Deze gaf in zijn blad Onze Kring steeds meer blijk van socialistische sympathieën. Zijn blad kan in zekere zin als het eerste christen-socialistisch blad in Nederland gezien worden. Zijn politieke ontwikkeling werd hem echter door velen in de Schiedamse afdeling niet in dank afgenomen: een daverend conflict was het gevolg. Hugenholtz nam in 1899 ontslag en brak met de kerk. Hij ging zich wijden aan propaganda voor de SDAP en was van 1901 tot 1924 Tweede Kamerlid.
Een volgende grote stap in de beweging van de rooie dominees was de oprichting in 1902 van het blad De Blijde Wereld, waarvan de redactie gevormd werd door de Friese vrijzinnige predikanten S.K. Bakker (1875—1918), J.A. Bruins jr. (1872-1947) en S. Winkel. In het eerste nummer schreven zij: ‘Ook wij willen arbeiden aan de komst van een blijde wereld. Om den weg te effenen stellen wij ons in dienst van de tweede groote machten van onzen tijd, Christendom en Socialisme.’
De stap naar de SDAP was voor hen nog te groot: de antigodsdienstige sfeer in de partij stootte hen af. Deze afzijdigheid was reden voor Van der Heide om zich aanvankelijk niet bij de Blijde Wereld-groep aan te sluiten. Maar in 1905 nam de beweging die zich om het blad gevormd had, de grote stap om zich aan te sluiten bij de SDAP. Het blad en de beweging De Blijde Wereld speelden een belangrijke rol in de ontmoeting tussen socialisme en christendom, die langzamerhand van de grond kwam. Hoezeer ethische motivatie een rol speelde in hun keuze voor het socialisme en daarmee noodzakelijkerwijs een afwijzing van dogmatisch marxisme, dat moraal slechts als een reflex van economische verhoudingen kan zien, blijkt uit de discussie over het nieuwe partijprogramma in 1912: in de programcommissie verzette Bruins zich met succes tegen de formulering van F. van der Goes waarin het kapitalisme als 'economisch verouderd en daarom zedelijk veroordeeld' werd betiteld: het woord ‘daarom’ werd geschrapt. De rooie dominees bepaalden voor een gedeelte het beeld van de SDAP naar buiten. De SDAP werd in zijn beginjaren wel spottend de ‘Studenten, Dominees en Advocatenpartij’ genoemd, omdat de partij toen nog weinig echte arbeiders aan zich kon binden.
De christen-socialistische beweging in buiten- en binnenland Rooie dominees zijn bepaald geen uniek Nederlands verschijnsel. Zij maakten deel uit van een internationale beweging, die niet in een organisatorisch verband stond, maar elkaar via geschriften beïnvloedde. Als eersten begonnen midden negentiende eeuw de anglicaanse theologen F.D. Maurice en C. Kingsley in Engeland hun beweging van Christian Socialists. Deze kleine groep had invloed op de zich net ontplooiende arbeidersbeweging, met name door hun inzet voor de coöperatieve beweging en volksopvoeding In Duitsland sloot Christoph Blumhardt zich in 1899 als eerste Luthers predikant aan bij de SDP. Hij werd voor de SDP gekozen tot lid van de Landtag in Stuttgart, hetgeen ertoe leidde dat hij door zijn kerk uit het predikantschap werd gezet. In Zwitserland ontstond begin twintigste eeuw de religieussocialistische beweging met de predikant en latere hoogleraar theologie Leonhard Ragaz als prominent vertegenwoordiger. In 1913 werd hij lid van de SSP en in 1921 legde hij het predikantambt neer om in een arbeiderswijk vormingwerk te gaan verrichten. Ook in andere Europese landen zien we dergelijke bewegingen.
In de Verenigde Staten was er de invloedrijke Social Gospel met de baptistische predikant Walter Rauschenbusch (1861-1918) als de eminente vertolker daarvan. Rauschenbusch sympathiseerde met de Democraten en tijdens de Eerste Wereldoorlog met de Socialist Party. Norman Thomas, de jarenlange populaire leider van en presidentskandidaat voor deze partij, was aanvankelijk presbyteriaans predikant in een krottenwijk Harlem. Al deze christensocialistische bewegingen hadden gemeenschappelijk dat ze veelal klein van omvang waren en leefden tussen de twee vuren van kerk en arbeidersbeweging.
Wat bezielde de rooie dominees? Het allereerste en het meest diepgaande motief was voor hen dat van de gerechtigheid: dit impliceerde een keuze voor de ontrechten, in deze tijd voor het proletariaat. Een tweede motief was het intellectuele inzicht dat de theorieën van het socialisme, zoals die met name verwoord waren door Karl Marx, een heel goed houvast boden bij het analyseren van de grote maatschappelijke problemen van die tijd, waarmee zij dagelijks werden geconfronteerd. Voorts wees het een weg naar een op de gemeenschapsgedachte gebaseerde samenleving, dat brak met het individualistische ieder voor zich van de kapitalistische samenleving. Als derde was er het politieke inzicht, dat het socialisme de beweging van de toekomst was, die de plaats zou kunnen innemen van het kapitalisme, dat zoveel leed veroorzaakte.
Rooie dominees kunnen worden beschouwd als deel van de christensocialistische beweging. De meerderheid van deze groep was actief in de grote, seculiere SDAP. Een minderheid van deze beweging organiseerden zich apart in de in 1907 opgerichte Bond van Christen-Socialisten (BCS). Dominee Bart de Ligt (1883-1938), voorman van de BCS vanaf ongeveer 1910, ging in debat met de Blijde Werelddominees, die er niet voor voelden om christendom en socialisme met elkaar te vereenzelvigen, omdat de bijbel geen bepaalde maatschappelijke ordening voorschreef. Zij waren ‘christen èn socialist’. Voor De Ligt was het ‘christen, daarom socialist’, want voor hem waren christendom en socialisme vast aan elkaar verbonden.
Naar aanleiding van de Russische Revolutie en de daardoor opgelaaide discussie over het gebruik van geweld ontwikkelde zich in de BCS een richtingenstrijd met een op het anarchisme georiënteerde vleugel onder leiding van De Ligt en een op het communisme georiënteerde vleugel onder leiding van BCS-voorzitter ds. J.W. Kruyt (1877-1943). Daarnaast was er nog de orthodox protestantse stroming, die met als voorvrouw Anke van der Vlies (1873-1939, beter bekend als Enka). Enka was onderwijzeres en schrijfster. Dit geruzie leidde in 1921 tot de ondergang van de BCS. De Ligt had al in 1919 voor de BCS bedankt Hij ontwikkelde zich tot vrijdenker en werd een van de leiders van de, onder andere door Domela Nieuwenbuis gestichte, Internationale Anti-Militaristische Vereniging (IAMV). Een deel van de BCS, met name de orthodox protestantse vleugel, vond later onderdak in de Christelijk-Democratische Unie (CDU). Enka ging niet mee, ze was uitgeput en liet de strijd verder over aan een jongere generatie. Ze was een van de eerste vrouwen die een prominente rol vervulde in de christensocialistische beweging. Maar ze was geen rooie dominee, omdat ze geen predikant was. Wel was zij als ‘lekepreekster’ actief in het Religieus Socialistisch Verbond (RSV), waarin verschillende religieussocialistische groepen en personen samenwerkten met het oog op de organisatie van religieussocialistische samenkomsten op (vooral) zondagochtend en –avond; een soort van alternatieve kerkdiensten.
In een grote verscheidenheid aan bewegingen Opmerkelijk is het dat het christensocialisme in de periode tot de Tweede Wereldoorlog vrijwel uitsluitend een beweging van protestanten was. Veel meer dan de protestantse kerken en instellingen was de Rooms-Katholieke kerk tot in de jaren vijftig in het verzuilde Nederland een gesloten burcht, die progressieve dissidenten effectief onschadelijk wist te maken. Een van de heel weinigen die voor de oorlog als katholiek de overstap naar het socialisme maakte was J.A.H. van den Brink (1865-1933), die in 1905 als eerste priester lid van de SDAP werd. Toen hij in 1908 in Breda gekozen werd, het eerste socialistische gemeenteraadslid beneden de Moerdijk, droeg een grote mensenmenigte hem, terwijl hij in toog gestoken was met een rode zakdoek om de hals, naar de plaatselijke Grote Markt. Een paar jaar later waren zijn frustraties over de grote tegenwerking die hij ondervond zo gegroeid dat hij niet alleen de kerk verliet, maar die ook fel ging bestrijden. De kapucijner monnik H.J. van Vorst (1867-1927) verliet het klooster om propagandist voor de SDAP te worden, maar in het katholieke zuiden stuitten zijn activiteiten op heel veel weerstand. De SDAP vond hem op den duur te lastig en Van Vorst verlegde zijn activiteiten naar de vrijdenkersbeweging. Op het eind van zijn leven keerde hij, hoewel inmiddels gehuwd, zelfs weer terug naar het klooster, maar ook daar vond hij niet wat hij zocht.
Opmerkelijk is ook dat het vooral vrijzinnig-protestanten waren die voor het socialisme kozen. Een belangrijke uitzondering vormde de BCS, die zich aanvankelijk op orthodoxe protestanten richtte. In het interbellum kwamen nog een paar kleine progressieve orthodox-protestantse partijen naar voren. De belangrijkste was de CDU, met ds. J.J. Buskes (1899-1980) als een van de voormannen. De CDU haalde in 1933 een Kamerzetel en voegde na de verkiezingen in 1937 er nog een aan toe. Hoe gevoelig deze kleine progressieve partij in de Gereformeerde Kerken lag, blijkt eruit dat de Synode van de Gereformeerde Kerken in 1936 uitsprak dat leden van de CDU, evenals die van de NSB, van het Avondmaal geweerd moesten worden. Opmerkelijk is ook dat rooie dominees, net als de christensocialistische beweging, het wel eens waren in hun keuze voor het socialisme, maar verder net zo verdeeld waren in de keuze over de weg naar het socialisme als de hele beweging zelf.
Naast de al eerder genoemde dominees die kozen voor de SDAP was er ook een aantal actief in de christen-anarchistische beweging, die een belangrijk deel van zijn inspiratie ontleende aan Tolstoj. In Blaricum trok deze beweging van Bergredechristenen in 1900 veel aandacht met het, onder leiding van de Friese rooie dominee S.C. Kylstra, starten van de Kolonie van het Internationale Broederschap. Tegenwoordig noemt men zo’n kolonie een woon- en werkgemeenschap. De christen-anarchisten waren als pacifisten vanaf eind negentiende eeuw heel belangrijk bij het steun verlenen aan dienstweigeraars. In het bijzonder moet daarbij genoemd worden ds. N.J.C. Schermerhorn (1866-1956) uit Nieuwe Niedorp, die als propagandist voor de IAMV en als redacteur van het blad De Wapens Neder furore maakte. Mede door de inspiratie van Schermerhorn bleef Nieuwe Niedorp een links dorp. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig had de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) er veel leden en haalde de partij er opmerkelijke goede verkiezingsresultaten.
Een enkele rooie dominee belandde in de communistische beweging, die na de Russische Revoluties van 1917 ook in Nederland aan aanhang won. Zo sloot Kruyt, de BCS-voorzitter, die van 1918 tot 1922 voor die partij in de Tweede Kamer zat en daar nauw met de fractie van de Communistische Partij Nederland samenwerkte, zich in 1921 bij de CPN aan. Kruyt was predikant in Gennep, maar is na de beëindiging daarvan bij de aanvaarding van het Kamerlidmaatschap niet meer als zodanig werkzaam geweest. Geruchtmakend werd de aanklacht tegen ds.J.L. Snethlage en ds.B. Boers wegens hun propaganda voor de Sovjet-Unie, die in de Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1935/36 aan de orde kwam. Deze aanklacht leidde overigens niet tot tuchtmaatregelen.
Wezenlijk voor een deel van de christensocialistische beweging is het pacifisme geweest. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 radicaliseerde de BCS, die daarvoor nog voor een volksleger was geweest, in pacifistische richting. Terwijl de SDAP de Nederlandse neutraliteitspolitiek en de mobilisatie van het Nederlandse leger steunde, wees de BCS elke bewapening af en zette zich volop in voor de steun aan militaire dienstweigeraars. Door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog stelde de SDAP zich in de jaren twintig ook op het standpunt van de ontwapening. Veel christensocialisten met pacifistische opvattingen bundelden zich in de niet-partijgebonden vereniging Kerk en Vrede, opgericht in 1924. De basisstelling van deze belangrijke spreekbuis van het pacifisme, ook na de Tweede Wereldoorlog, was dat christendom en oorlog onverzoenlijk zijn.
De grote invloed van Banning Binnen de lange traditie van rooie dominees is ds. W. Banning (1888-1971) heel belangrijk geweest en hij was verreweg de meest invloedrijke van hen. In 1932 werd hij hoofdredacteur van Tijd en Taak, een typerende nieuwe naam voor de opvolger van De Blijde Wereld. Als directeur van de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrokers zette hij vormingswerk voor arbeiders op, waar het tot dan toe vooral ging om het strijdbaarder maken van deze groep.
- Willem Banning
Hij maakte zich in de crisisjaren dertig grote zorgen dat de SDAP in een machteloze minderheidspositie bleef en wilde daarom dat de SDAP zich in plaats van op oude marxistische overtuigingen ging baseren op ethische overtuigingen. Hij hoopte dat de partij zo ook andere bevolkingsgroepen, zowel in sociaal als in levensbeschouwelijk opzicht, aan zich kunnen binden, voor een gezamenlijke strijd voor een socialistische samenleving. Het nieuwe beginselprogramma van de SDAP, waarmee de partij in 1937 een begin maakte met de omvorming van arbeiderspartij naar volkspartij, droeg in sterke mate zijn stempel. Maar op hetzelfde partijcongres waar het nieuwe beginselprogramma werd aangenomen, verzette hij zich vergeefs tegen het loslaten van het ontwapeningsstandpunt door de SDAP.
Slechts een enkeling van de rooie dominees had een arbeidersachtergrond. Hun vaders waren vaak (hoofd-)onderwijzer of, zoals bij veel predikanten, zelf dominee. Zonder dat ze het wilden, waren het toch heren die voor de arbeiders opkwamen. Een grote uitzondering qua achtergrond was Banning, wiens vader een arme haringvisser was. Juist hij die kon bogen op een arbeidersachtergrond, heeft er in belangrijke mate voor gezorgd dat de SDAP en later PvdA zich minder exclusief op de arbeiders richtte. Van alle rooie dominees kreeg juist hij, als hoogleraar kerkelijke sociologie in Leiden en met zijn grote invloed binnen de sociaal-democratie, de prominentste maatschappelijke positie. Maar met zijn hoekige opvattingen bleef hij ook vaak een buitenstaander.
Na de Tweede Wereldoorlog bleek de SDAP zich te kunnen verbreden door in 1946 samen met de Vrijzinnig-Democratische Bond en de CDU de PvdA te vormen. Daarbij traden ook een aantal leden van de Christelijk-Historische Unie en de vooroorlogse Rooms-Katholieke Staatspartij toe. Allerlei ontmoetingen tijdens de bezetting tussen mensen van verschillende maatschappelijke stromingen hebben deze ‘doorbraak’ mogelijk gemaakt. Banning speelde in dit proces een sleutelrol. Binnen de PvdA was hij in de jaren veertig en vijftig de belangrijkste ideoloog en had grote invloed op de beginselprogramma’s van 1947 en 1959. Behalve Banning speelde ook Buskes een belangrijke rol in de PvdA. Met zes andere orthodoxe predikanten was hij meteen na de bevrijding lid geworden was van de SDAP. Ze lichtten hun ‘doorbraak’ toe met de geruchtmakende brochure ‘Wat bezielt ze?’. Binnen de PvdA was Buskes een van de leiders van de linkse oppositiegroep, het Sociaal-Democratisch Centrum, en hij was het vaak zeer oneens met Banning over de koers van de partij.
Buskes was, in tegenstelling tot Banning maar net als veel van de christenen, die na de oorlog zijn ‘doorgebroken’ naar de sociaal-democratie, een aanhanger van de invloedrijke theoloog Karl Barth. Die wees confessionele partijvorming af, omdat God met geen enkele politieke ideologie vereenzelvigd mag worden. Op zakelijke gronden meenden de barthianen dat in deze constellatie het socialisme de voorkeur verdiende. De 'barthianen' speelden een belangrijke rol in de Doorbraak en ook in de vernieuwing van de Nederlandse Hervormde Kerk. In het algemeen geldt dat na de Tweede Wereldoorlog rooie dominees in de sociaal-democratie een minder prominente rol speelden dan daarvoor. Te noemen zijn vooral ds. L.H. Ruitenberg (1905-1992) en ds. A. van Biemen (1914-1984), die alletwee sterk door Banning waren beïnvloed. Ze waren prominent in de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrokers, redactieleden van Tijd en Taak en enige jaren lid van het partijbestuur van de PvdA. Tot voor kort waren in de Tweede Kamerfractie van de PvdA theologen als ds. W.A. de Pree (1938-), de dominicaan D. van Ooijen (1939- ) en de Grieks-orthodoxe theoloog A. Apostolou (1946-) actief.
De gevolgen van de Koude Oorlog Tijdens de Koude Oorlog in de jaren vijftig steunde de Nederlandse regering met PvdA-leider W. Drees als premier de confrontatiepolitiek van de NAVO tegenover de Sovjet-Unie en haar bondgenoten. In de jaren van de Tweede Wereldoorlog had de vredesbeweging het heel moeilijk gehad, maar met de dreiging van een atoomoorlog leefde zij weer op. Binnen de vredesbeweging vervulde Kerk en Vrede een belangrijke stimulerende functie. In Kerk en Vrede behoorden rooie dominees als Buskes, ds. J. de Graaf (1911-1991) en ds. K. Strijd (1909-1983) tot de leidende figuren. Strijd was een van de initiatiefnemers en leiders van de in de jaren vijftig invloedrijke Vredesbeweging De Derde Weg. Veel mensen uit de vredesbeweging en andere kleine linkse groepen voelden zich in die tijd niet thuis in de PvdA of de CPN vanwege de fanatieke stellingname van deze partijen in de Koude Oorlog en beschouwden zich als politiek dakloos. Een groep van deze daklozen, waaronder Strijd en De Graaf, richtte in 1957 de Pacifistisch Socialistische Partij op. De Graaf werd in 1959 voorzitter van de PSP, maar een jaar later bleek dit voor hem toch niet te combineren met zijn voorzitterschap van Kerk en Vrede. De Graaf (in Utrecht sinds 1955) en Strijd (in Amsterdam sinds 1968) werden invloedrijke hoogleraren ethiek. Maar naast dat werk bleven ze zich in het openbaar en achter de schermen inzetten voor de vredesbeweging en voor de PSP.
In 1959 veroverde de PSP twee zetels in de Tweede Kamer. Een van die zetels ging naar de Zaanse predikant N. van der Veen (1916-1962), die zich door zijn vroege overlijden niet heeft kunnen ontwikkelen tot partijleider. Hij wilde de PSP, die vooral een pacifistisch imago had, een meer uitgesproken links-socialistisch gezicht geven.
- Nico van der Veen in juli 1961 met een demonstrant.
Vooral in de beginjaren waren er veel predikanten actief in deze partij en samen bepaalden ze ook voor een deel het beeld van de PSP naar buiten. Een van hen, ds. Gonnie Scholten-van Iterson (1906- ) was van 1959 tot 1961 lid van het partijbestuur. Tien jaar later werd ze lid van de gemeenteraad van Driebergen voor een progressieve combinatie waar de PSP aan deelnam. De Hervormde gemeente van Wapenveld en Heerde, waar ze daarvoor predikant was, had er zo’n moeite mee dat ze op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer stond voor de PSP, dat ze maar opstapte. Ze is ook vele jaren een vooraanstaand lid geweest van de internationale vrouwenvredesbeweging en was een van de zeer weinige vrouwelijke rooie dominees, die Nederland gekend heeft.
Buskes, De Graaf en Strijd verdwenen door ouderdom in de jaren zeventig langzamerhand van het politieke toneel. Met hen leek de traditie van rooie dominees geëindigd te zijn. Een opflikkering van het communisme vinden we in de jaren zeventig en tachtig in de beweging Christenen voor het Socialisme. Ontstaan in 1971 in Chili, vond deze spraakmakende beweging ook in Nederland enige weerklank. Van deze marxistische, maar niet partijgebonden beweging waren nogal wat leden lid van de CPN. Onder hen was een aantal predikanten, zoals Ab Harrewijn (1954-2002).
De rooms-katholieke priester H. Verbeek, die voorzitter was van de Politieke Partij Radikalen en voor GroenLinks in het Europees Parlement gezeten heeft, trok de aandacht met zijn opkomen voor boerenbelangen. Maar meer nog was het Ab Harrewijn, die als voorzitter van GroenLinks en daarna als Tweede Kamerlid de oude traditie weer oppakte. Maar hij overleed jong en momenteel valt er geen predikant te ontdekken, van wie je kan verwachten dat hij of zij de volgende spraakmakende rooie dominee wordt. Is de lange traditie van de rooie dominees dan echt afgelopen?
Literatuur Er bestaat geen overzichtswerk over de geschiedenis van het religieussocialisme in Nederland, inclusief de 'rooie dominees'. Wel verschenen er biografische studies, geschiedschrijvingen van bewegingen en politieke partijen in boekvorm, maar meer nog als artikel. Een belangrijke vindplaats vormen de verschillende biografische woordenboeken. Hieronder beperken wij ons tot de aanduiding van enige relevante literatuur:
Martien E. Brinkman, De theologie van Karl Barth: dynamiek of dynamo voor christelijk handelen. De politieke en theologische kontroverse tussen nederlandse Barthianen en Neocalvinisten, Baarn 1983 Dr. J.J.Buskes, Hoera voor het leven, Amsterdam 1959 John C. Cort, Christian Socialism. An Informal History, New York 1988 Paul Denekamp e.a., Ontwapenend. Geschiedenis van 25 jaar PSP, Amsterdam 1982 Paul Denekamp e.a., Onstuimig maar geduldig. Interviews en biografische schetsen uit de geschiedenis van de PSP, Amsterdam 1987 (met Paul Denekamp en Ine Megens, Gonnie Scholten-van Iterson, de vrouw is nog geen vredesengel) H.M.T.M. Giebels, Katholicisme en socialisme. Het zelfbeeld van de Eindhovensche christen-socialisten in het spanningsveld tussen traditie en moderniteit 1885-1920 , Tilburg 1994 Herman Heering, Herman Noordegraaf, Harry Zeldenrust, Hannes de Graaf 1911-1991. Een leven in dienst van de vrede, Gorinchem 1992 Coos Huijsen, Socialisme als opdracht. De religieus-socialistische Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers en de PvdA - de geschiedenis van een relatie, Baarn 1986 Haijo de Jonge, Walter Rauschenbusch en de werkelijkheid van het Godsrijk. Een onderzoek naar betekenis en doorwerking van zijn 'social gospel', Gorinchem 2002 E.D.J. de Jongh, Buskes dominee van het volk, Kampen 1998 J.J. Kalma, 'Rode dominees in Friesland', in: De Vrije Fries LXVII (1987), pp. 53 t/m 67 H.J. Langeveld, Protestants en progressief. De Christelijk-Democratische Unie 1926-1946, 's Gravenhage 1988 Herman Noordegraaf, Rokus Verwoerd, Anke van der Vlies. Een bliksems wijf, Aalsmeer 1987 Herman Noordegraaf, Het christen-socialisme van John William Kruyt en Truus Kruyt-Hogerzeil, Voorburg 1990 Herman Noordegraaf, Henri van den Bergh van Eysinga. Revolutiuonair predikant en volksopvoeder 1868-1920, Zutphen 1991 Herman Noordegraaf, Niet met de wapenen der barbaren. Het christen-socialisme van Bart de Ligt, Baarn 1994 Herman Noordegraaf, A.R. de Jong (1883-1970). Revolutionair predikant en religieus bezieler, Gorinchem 1998 Jos Perry, Roomsche kinine tegen roode koorts. Arbeidersbeweging en katholieke kerk in Maastricht 1880-1920, Amsterdam 1983 C.W. ten Teije, De opkomst van het socialisme in Breda. Actie en Reactie tot 1908, Tilburg 1986 H.J. Wilzen, A. van Biemen, Samen op weg. Vijftig jaar ontmoeting tussen Christendom en socialisme in De blijde wereld en Tijd en taak, Amsterdam 1953 Joh. S. Wijne, De bergrede en het socialisme. De gespannen verhouding tussen religie en socialisme in de beginselprograms van 100 jaar sociaal-democratie in Nederland H. Zunneberg, Willem Banning 1888-1971. Een onderzoek naar de verhoudingvan zijn spiritualiteit tot zijn sociaal-politiek engagement, 's Gravenhage 1978
In het najaar van 2002 verscheen bij uitgeverij Narratio van de schrijvers van dit artikel het boek Vanwege de gerechtigheid. Leven en strijd van ‘rooie dominee’ en politicus Nico van der Veen (1916-1962). Dit geïllustreerde boek van ongeveer 80 pagina’s kost € 10,- en is te bestellen door een berichtje te sturen aan Faculteit Godgeleerdheid t.a.v. Herman Noordegraaf, Postbus 80105, 3508 TC Utrecht. U krijgt het boek dan met een kwitantie portvrij toegestuurd.
|