Bas van der Plas

Een Lichtstraal uit Het Zuiden

Tilburg. Een tochtig station in onbestemde stijl van zeventiger jaren beton. Negentiende eeuwse straten leiden naar het centrum, met aan weerszijden huizen die ooit door de bourgeoisie bewoond werden. Het centrum roept op een regenachtige dag beelden op van oude gravures over de naderende apocalyps.

Het ontstaan van Tilburg... een duistere dag in het mistige Brabant. In de donkere hemel pakken zich zware onweerswolken samen. In een flits van een bliksemstraal zien we een enorme hand die beton, staal, cement en glas uitstrooit in een desolaat landschap. Wanneer de ingrediënten op aarde zijn geland verandert de hand in een vuist. De vuist stampt op de chaotische combinatie van beton, staal, glas en cement en verklaart dan 'dit is Tilburg'. Maar de werkelijkheid is dat Tilburg ooit een burgemeester had die 'Jan de Sloper' werd genoemd en zorgde voor wellicht het ongezelligste stadscentrum van Nederland.

Tilburg werd het centrum van de Nederlandse textielindustrie. Duistere fabrieken vol getouwen, weefmachines, spoelen, garens, katoen, wol. Maar ook duistere fabrieken vol arbeiders, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat de cadans van de getouwen in stand hielden in enorme hallen vol ronddwarrelend stof en werkomstandigheden die voor een tegenwoordige arbeidsinspectie voldoende reden zou zijn om het bedrijf maar te sluiten. In de dertiger jaren heerste hier nog het credo van kerk en kapitaal: houd jij ze dom, dan houden wij ze arm...

Wilde staking in 1935
Ondanks het credo 'dom en arm houden' was 1935 een roerig jaar voor de Tilburgse textielarbeiders. Vanaf 26 augustus van dat jaar werd een loonsverlaging van kracht. Dit leidde tot een wilde staking, waaraan op 11 september reeds meer dan vierduizend arbeiders deelnamen. Het hoofdbestuur van de R.K. Arbeidersvereniging Sint Lambertus riep haar leden, geheel conform genoemd credo, op om 'aan het werk te blijven en onder geen voorwaarden het werk neer te leggen'. Op 25 september adviseert het Stakingscomité, na bemiddeling door de burgemeester van Tilburg, het werk te hervatten. 'Geen enkele van de wenschen van het leiding gevend comité der werklieden is vervuld', meldt het ANP in een persbericht over de afloop van de staking.

Henk Sneevliet staat in het midden met links Ab Menist en rechts Franc van der Goes. Partijleiding RSAP in 1935. Collectie Bas van der Plas.

Heel anders dan Sint Lambertus wordt op de staking gereageerd door het Nationaal Arbeids Secretariaat. Onder de titel Een Lichtstraal uit het Zuiden wijdt het NAS zelfs een door Henk Sneevliet, voorzitter van het NAS, geschreven brochure aan de staking die in oktober 1935 verschijnt.
"26 september 1935... vier duizend Tilburgse arbeiders in de wollen stoffenindustrie keren terug in de fabrieken na een maand staking tegen een voorgenomen loonsverlaging. Het is den burgemeester van Tilburg gelukt bemiddelingsvoorstellen te formuleren, die aan de strijd een eind maakten. In de stakersvergaderingen van 24 september werden de navolgende bemiddelingsvoorstellen met 2823 van de 2976 stemmen aangenomen:
1. De arbeiders aanvaarden het werk met de bepaling, dat de nieuwe loonregeling (de verslechtering) zal ingaan op een datum na overleg met de verenigingen St. Lambertus, Eendracht en Unitas nader vast te stellen (...)
2. De werkgevers betalen 40% van het ingehouden loon (...)
3. Partijen verbinden zich om geen rancunemaatregelen van welke aard ook tegen elkander te zullen nemen."
Dat het Tilburgse textielconflict meer was dan alleen maar een uiting van klassenstrijd tussen arbeiders en fabrikanten blijkt uit de samenvatting van de betekenis van het conflict die Sneevliet in de NAS-brochure geeft:
"1. De Tilburgse staking is een sprekende manifestatie van de groeiende ontevredenheid onder de Nederlandse arbeiders over de afbraakpolitiek van de regering en de werkgevers,
2. Zij is een duidelijk symptoom van het ontwaken van klassebewustzijn onder de katholieke arbeiders,
3. Zij stelt het probleem van steunverlaging aan een stakende massa in andere vormen dan die door vakbondsreglementen worden aangegeven aan de orde,
4. Zij wijst op mogelijkheden middenstandsgroeperingen van stad en land bij de steunactie aan de stakers te betrekken,
5. Zij is een treffende uiting van onrust onder de georganiseerde arbeiders over de capitulatiepolitiek van de vakbewegingsbureaukratie der erkende grote vakcentrales."

Brede analyses en moderne taal
Opmerkelijk is het moderne woordgebruik van Sneevliet in zijn tekst. Nog tot in de jaren 80 van de 20e eeuw zou er gestreden worden tegen de 'afbraakpolitiek van de regering' (Bestek '81) en de 'vakbewegingsbureaukratie' werd en wordt nog steeds aan de kaak gesteld door kritische vakbondsgroepen (Verontruste FNV-leden, groep Solidariteit).

Uiteraard stelde Sneevliet de Tilburgse staking in een breder analytisch kader en perspectief, en zijn vooral de punten 1 en 5 in zijn brochure nader uitgewerkt. Hij begint met te stellen dat door de wereldcrisis voor lange tijd de bloeiperiode van het Nederlandse kapitalisme werd afgebroken, om vervolgens in te gaan op de crisispolitiek van het kabinet-Colijn, dat 'bij herhaling de zege heeft gekregen van het grootkapitaal'. Door de politiek van Colijn c.s. zijn voor de levensverhoudingen van de brede massa onmeetbare verwoestingen aangericht. "Werkloze en werkende arbeiders hebben aan den lijve bespeurd wat afbraakpolitiek der regering is,' stelt Sneevliet, en hij noemt de werkloosheid 'de sociale kanker'.
 
De staking van de Tilburgse textielarbeiders ligt in het verlengde van deze afbraakpolitiek, die niet alleen zorgt voor verlaging van de steunnormen voor werklozen, maar ook de lonen van de werkende bevolking scherp onder druk zet. De loonsverlaging is in Tilburg directe aanleiding tot de staking, maar die kan, volgens Sneevliet 'bij alle verschil in uiterlijke verschijningsvormen met de Jordaanactie vergeleken worden. Jordaan en Tilburg - lichtstralen in donkere tijd.' Het is vooral bijzonder dat dit keer juist overwegend katholieke arbeiders, die al lang met de dubbele repressie van kapitaal èn kerk te maken hebben, vertrouwen in eigen daadkracht tonen. 'Dit vertrouwen kon voor katholieke arbeiders van Brabant zo groot zijn, dat wekenlang met grimmige vastberadenheid de niet door de vakbeweging gesteunde staking werd doorgezet', schrijft Sneevliet vol lof en bewondering. Inderdaad konden de Tilburgse arbeiders op weinig steun rekenen van 'hun' vakbeweging. De leiding van Sint Lambertus presteerde het zelfs om in Enschede, een ander Nederlands textielbolwerk, tijdens een ledenvergadering een motie te laten aannemen die de Tilburgse arbeiders veroordeelde!

Maar ook andere politieke stromingen dan het corporatieve Sint Lambertus roerden hun trommen in de Tilburgse staking. Toen uit kringen van andere katholieke arbeiders in Brabant het initiatief kwam om een steunfonds te vormen dat met lijsten van het stakingscomité arbeiders in bedrijven in het hele land zou benaderen voor steun en solidariteit, nam het Tilburgse NPAS dit voorstel over. en ging in overleg met het stakingscomité. Maar het Tilburgse comité wilde zich houden aan de afspraken met de communistische (!) Amsterdamse contactcommissie om per bedrijf en per bond aparte steunlijsten te laten circuleren, en wees de voorstellen van het NAS af. 'Het gaf er zich blijkbaar niet voldoende rekenschap van hoe voordelig de positie voor de steunbeweging zou zijn geweest, indien over het gehele land uitsluitend met lijsten van het Tilburgse comité gewerkt zou worden, hoe juist daardoor de druk op de vakbeweging wezenlijk zou worden versterkt', merkt Sneevliet spijtig op, om te constateren dat 'de landelijke leiding van St. Lambertus onder vuur genomen zal moeten worden, niet alleen in Tilburgse bijeenkomsten, maar in het eerste het beste congres, waarin haar beleid beoordeeld moet worden'. Maar ook de communisten (CPH) worden bekritiseerd. Sneevliet begint hen te prijzen voor het feit dat CPH en haar mantelorganisaties zich ingespannen hebben om een flink bedrag ter beschikking te stellen aan het Tilburgse comité, maar hij vraagt zich meteen af waar dat communistische geld vandaan kwam. 'Het zou de moeite waard zijn kennis te nemen van de rapporten die over de verdiensten van de CPH aan de chefs in Moskou worden toegezonden. Het zou daarnaast de moeite waard zijn een nauwkeurige verantwoording te zien van de voor Tilburg ingezamelde en afgedragen gelden. Een gedetailleerde verantwoording, die ons in staat stelt de vraag te beoordelen of in de afgedragen som posten voorkomen, die zeker niet op onder arbeiders circulerende lijsten in deze tijd opgebracht kunnen worden.' Hier wekt Sneevliet al de suggestie dat de Nederlandse communisten (deels) door Moskou werden gefinancierd, een suggestie die pas veel later, bij de opening van de CPSU-archieven, bleek te worden bewaarheid.

Onder het tussenkopje 'Let op de N.S.B.' gaat Sneevliet ook in op de rol van het nationaal-socialisme, die de vruchten dreigt te plukken van de onvrede over de crisispolitiek van het kabinet-Colijn. 'Die ontevredenheid had aan de ene kant ten gevolge, dat het nationaal-socialisme althans in Limburg met sprekend succes zijn werk van misleiding kon doen' en 'aan de andere kant groeide bij de katholieke arbeiders de drang om zich tegen de afbraakpolitiek van Colijn te keren met de middelen, waarover de arbeidersklasse beschikt'. 'Nationaal-socialistische hyena's werpen zich op de arbeidersklasse', schrijft Sneevliet, 'zij bedrijven listige demagogie.' En hij stelt dat de NSB er op uit is om een kloof tot stand te brengen tussen werklozen en werkenden om zo een eensgezind optreden van de arbeidersbeweging onmogelijk te maken. In Sneevliets analyse doen zij dit om te voorkomen dat er een linkse revolutie zal uitbreken, waardoor de N.S.B. dan ook 'op ruime financiële steun van de kapitalisten' kan rekenen. En hij waarschuwt ervoor dat de kansen op succes van het nationaal-socialisme zo gering mogelijk gemaakt moeten worden, iets wat de vakbeweging moet zien als haar taak. 'Gebeurt dit niet, dan volgt wat wij in Duitsland hebben zien plaatsvinden'.

Stuwende kracht
In zijn slotwoord van de brochure Een Lichtstraal uit Het Zuiden gaat Sneevliet nog in op de crisis en de rol van het NAS: 'De crisis houdt velen bezig. De groeiende armoede dwingt tot scherper nadenken. En het is goed, dat een zij het kleine vakcentrale bestaat, die in deze tijd het wekken van strijdbaarheid der vakbeweging tot haar doel stelt. Zij is zich bewust van de beperktheid van haar middelen. Haar stuwende werking zou veel groter zijn, wanneer haar materiële hulpmiddelen niet zo beperkt waren. Maar in het Tilburgse conflict heeft het Nationaal Arbeids-Secretariaat zonder voorbehoud zijn stuwende taak vervuld. Als dat zo is, zullen duizenden ongeorganiseerden zich toch moeten gaan afvragen of zij niet tegenover de gevaren, die de arbeidersklasse bedreigen, de N.A.S.-beweging te versterken hebben. En wij aarzelen niet openlijk uit te spreken, dat wij na de beëindiging van de Tilburgse strijd de verwachting koesteren, dat om te beginnen in het zuiden heel wat katholieke arbeiders voor de bevrediging van hun strijdlust aansluiting bij de N.A.S.-beweging tot stand zullen brengen. Wij mogen daarnaast hopen, dat heel wat vijanden en halve vrienden van de N.A.S.-beweging op grond van de verdiensten die het N.A.S. als vakcentrale aan de staking bewees, krachtige medewerkers in het N.A.S.-gelid zullen worden'.

Inmiddels is de textielindustrie uit Tilburg verdwenen, sinds vanaf de zestiger en zeventiger jaren door de textielbaronnen de lage lonen landen zijn ontdekt. Tilburgse arbeiders werden te duur. Wie nog iets wil weten over de textielindustrie in deze stad kan alleen nog terecht in het Nederlands Textielmuseum.


Bronnen
Dit artikel schreef ik voor het op 13 april 2002 verschenen boek 'Wij moesten door...' van het Sneevliet Herdenkingscomité ter gelegenheid van het feit dat het die dag 60 jaar geleden was dat de Nederlandse revolutionair-socialist Henk Sneevliet en een aantal medestanders door de Duitse bezetters werden geëxecuteerd.

Als lid van het Sneevliet Herdenkingscomité zou ik een tweetal bijdragen voor dit boek schrijven. Over het Jordaanoproer in Amsterdam en bijgaand artikel over de Tilburgse textielstakingen. Nadat ik mijn bijdragen had ingeleverd werden zij 'gecorrigeerd' door een redactiecommissie van twee leden van het Herdenkingscomité. Dit 'corrigeren' hield in dat aanzienlijke delen van mijn tekst waren geschrapt. Zo waren alle verwijzingen naar het heden verdwenen. Toen ik duidelijk maakte dat ik het oneens was met deze ingreep omdat die zonder mij als auteur te raadplegen was gedaan, erkende de commissie haar fout niet. Aangezien ik de bijdragen niet meer als die van mijzelf herkende stelde ik voor deze onder pseudoniem te plaatsen. Dit werd geweigerd. Uiteindelijk heb ik mijn verminkte bijdragen teruggetrokken. Nog steeds weigerde de redactiecommissie aan mij op haar kwalijke handelwijze terug te komen. In de daarop volgende woordenwisseling liepen de spanningen zo hoog op dat ik uiteindelijk geroyeerd werd als lid van het Sneeevliet Herdenkingscomité waarvoor ik sinds 1981 aktief was. In de uitnodiging voor de herdenking van 2002 werd ik bedankt 'voor alles wat hij gedurende vele jaren voor het comité heeft gedaan'. Een cynisch afscheid...

Plas, B. van der, Henk Sneevliet. Een politieke bibliografie 1905 - 1940 Amsterdam 1994.
Sneevliet, H., Een lichtstraal uit het zuiden. Amsterdam 1935.